• No results found

3.2 Chemische gevaren

3.2.11 Overige gevaren

In deze sectie worden een aantal overige chemische gevaren benoemd, waarvoor minder informatie beschikbaar is dan de tot nu toe benoemde gevaren. Informatie over het optreden in de subketens is zo summier, dat de sub-ketens niet apart worden benoemd.

Polycyclysche aromatische koolwaterstoffen

Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s) zijn een groep chemicaliën die kunnen ontstaan door onvolledige verbranding of pyrolyse van organisch materiaal. Benzo[a]pyreen wordt vaak gezien als marker voor de groep PAK’s, evenals de som van benzo[a]pyreen, chryseen, benz[a]anthraceen en benzo[b]fluorantheen (PAK4). PAK’s kunnen via vetten en vetzuren in diervoeder terechtkomen, maar kunnen ook ontstaan tijdens de productie van diervoeder, bijvoorbeeld wanneer gras kunstmatig gedroogd wordt tot graspellets (Bulder et al., 2006; Kan et al., 2003). In 2004 was er een RASFF- melding betreffende PAK’s in graspellets. Overige RASFF-meldingen betroffen levensmiddelen, waarbij

diervoeder. Door het RIKILT worden PAK’s soms in grasmonsters geanalyseerd na een milieubrand. Dierexperimenten laten zien dat PAK’s gemetaboliseerd worden in koeien, waardoor de uiteindelijke concentraties PAK’s in melk laag zijn (Kan et al., 2003). Wel worden de metabolieten teruggevonden in melk. De toxicologische eigenschappen van deze metabolieten zijn echter grotendeels onbekend (Bulder et al., 2006).

Hormonen

In het NP diervoeder worden hormonen niet geanalyseerd, maar ze worden wel geanalyseerd in monsters van dier(lijke) producten (bijvoorbeeld niervet of urine) in het kader van het Nationaal Plan Residuen. In 2002 is er een incident geweest met medroxy progesteron acetaat (MPA) in varkens. Dit kwam aan het licht doordat de Diergeneeskunde Faculteit van de Universiteit Utrecht onderzoek deed aan zeugen die niet drachtig werden. Nader onderzoek wees uit dat een reststroom (melassestroop) van farmaceutische bedrijven gebruikt was als ingrediënt in de diervoedersector. Deze melassestroop werd als coatingsmateriaal voor anticonceptiepillen gebruikt en bevatte daardoor MPA. Sinds dit incident is MPA niet meer aangetroffen in melassestroop. Een aan MPA verwante stof, MLA, mag in de Verenigde Staten gebruikt worden als diervoederadditief. In theorie zouden hormonen die buiten de EU zijn toegestaan en via diervoeder worden toegediend door import ook in de EU terecht kunnen komen. Het gebruik van melk of delen van melk in diervoeding kan ook leiden tot verhoogde blootstelling van dieren aan hormonen.

Visvoer kan verhoogde concentraties oestradiol bevatten, indien hierin kuit is verwerkt. Aangezien het hier gaat om een van nature aanwezig hormoon is er een actiegrens opgesteld voor de aanwezigheid van oestradiol in visvoer van 100 µg/kg.

Voor een andere groep van verboden stoffen, de β-agonisten zoals clenbuterol, is toediening via het voer een gebruikelijke route. De problematiek met deze groep van stoffen kwam aan het licht doordat bleek dat bepaalde oraal toe te dienen diergeneesmiddelen ter bestrijding van luchtwegaandoeningen bewust in hogere dosering werden toegediend, in verband met hun groeibevorderende werking. Vervolgens bleek dat ook een aantal nauw verwante verbindingen aan diervoeders werden toegediend via, bijvoorbeeld, vitamine- of mineralenmengsels. Op dit moment vindt breed onderzoek op residuen van β-agonisten plaats in een veelheid aan materialen, waaronder ogen (retina) en haren.

Genetisch Gemodificeerde Organismen (GGO)

Bijna alle diervoeder bevat in meer of mindere mate grondstoffen afkomstig van GGO. De NVWA richt zich daarom met name op de controle van juiste etikettering van GGO-bevattende diervoeders, en op de detectie van niet-toegelaten GGO’s (NVWA, 2017b). Bij een correcte etikettering bevat een

voedermiddel dat niet geëtiketteerd is als GGO bevattend maximaal 0,9% van een in de EU toegelaten GGO. Een complicerende factor is dat verontreinigingen met andere voedermiddelen niet vermeld hoeven te worden op het etiket wanneer het percentage verontreiniging lager is dan 5% (Verordening (EG) 767/2009. Een batch maïs zou volgens deze wetgeving dan meer dan 0,9%, maar minder dan 5% GGO-soja kunnen bevatten zonder dat dit geëtiketteerd hoeft te worden (Laurensse et al., 2010). Niet in de EU toegelaten GGO mogen niet als diervoeder worden gebruikt. Hiervoor geldt een

nultolerantie. Veel additieven, zoals vitaminen en enzymen, worden geproduceerd met behulp van gemodificeerde organismen. Restanten van deze GGO organismen kunnen achterblijven in de additieven (FEFAC annual report 2014-2015). Bij de productie van diervoeders treedt daarnaast versleping op tussen de verschillende partijen diervoerder; dit is de oorzaak dat in bijna alle diervoeders GGO worden teruggevonden.

In Nederland worden jaarlijks ca. 200 diervoedermonsters geanalyseerd op de aanwezigheid van GGO’s. Recentelijk is een overzicht gemaakt van de resultaten van deze analyses in de periode 2010- 2014 (Adamse et al., 2016). In totaal zijn in deze vijf jaren meer dan 1000 monsters van

verschillende diervoeders en ingrediënten geanalyseerd; de meerderheid van deze monsters was genomen van oliezaden (met name soja) en oliezaad producten, mengvoer en granen (met name maïs). In bijna alle monsters zijn GGO elementen aangetroffen. In deze periode zijn twee niet- toegelaten GGO gevonden, één in maïs en één in rijst. Dit aantal is laag ten opzichte van het aantal meldingen in deze periode in RASFF. RASFF bevat 32 meldingen m.b.t. GGO in diervoeders in de periode 2010-2014, waarvan de meeste gevonden in choline chloride (uit China in 2014), katoenzaad en lijnzaad (Adamse et al., 2016).

Conclusie

Voor PAK’s zijn er geen wettelijke limieten in diervoeder en daarom ook weinig gegevens. Overdracht naar dierlijke producten is beperkt, dus PAK’s lijken minder belangrijk voor humane gezondheid. Hormonen kunnen een probleem opleveren in diervoeder indien er restromen van de farmaceutische industrie zijn gebruikt of via illegaal gebruik. GGO’s kunnen via versleping in diervoeder terechtkomen of via restanten van GGO organismen in additieven. Incidenteel worden ook niet-toegelaten GGO’s aangetroffen.