• No results found

Overige broeikasgassen 1 Werkprogramma

In document Verkenning Schoon en Zuinig (pagina 68-70)

Voorlichting gedragsverandering voertuigbestuurders

7. Overige broeikasgassen 1 Werkprogramma

Het voorgenomen beleid in het werkprogramma voor de reductie van overige broeikasgassen bestaat uit de volgende onderdelen:

Chemie

• Vermindering lachgasemissie bij de productie van salpeterzuur (op basis van een door Nederland voorge- stelde opt-in binnen het Europese systeem voor emissiehandel, periode 2008-2012). Verkend zal worden of in de periode tot 2020 in de chemiesector verdere verlagingen mogelijk zijn.

Landbouw

• (co-)Vergisting van mest beperkt de methaanuitstoot van mestopslag en draagt bij aan de doelstelling voor hernieuwbare energie, hetzij in de vorm van elektriciteit danwel in de vorm van groen gas dat aan het aardgasnetwerk kan worden geleverd. Onderzocht wordt wat een optimale instrumentkeuze is om co- vergisting van mest te bevorderen.

• De inzet is om co-vergisting van mest ook langs niet-financiële weg te bevorderen, zoals via aanpassing van wet- en regelgeving met betrekking tot de afschaffing van verplicht wegen, het bemonsteren en analy- seren van mest bij gezamenlijke mestopslagen en co-vergisters, het toepassen van digestaat als kunstmest- vervanger; verbetering van de mogelijkheden van het leveren van duurzaam opgewekte energie aan de verbruiker; onderzoek naar knelpunten op het gebied van RO- en milieuvergunningen en naar nieuwe als hernieuwbaar aan te merken co-vergistingsproducten.

• In het project precisielandbouw/precisiebemesting wordt beoogd het gebruik van kunstmest, andere nutri- enten en bestrijdingsmiddelen terug te dringen waarmee ook de lachgasemissie zal afnemen. Ook levert het project energiebesparing op. Dit project zal worden voortgezet waarbij aanschaf van precisieapparatuur via MIA/VAMIL gestimuleerd kan worden.

• Onderzoeksprogramma voor de implementatie van aanpassingen in stal en veevoeding (pensfermentatie) die leiden tot beperking van methaan- en lachgasemissies.

• Onderzoek en demonstratie financiële compensatiemechanismen voor waterpeilbeheersing in veenweide- gebieden.

Overige sectoren

• Verdere beperking van de methaanuitstoot uit stortplaatsen via een herziening van de afspraken met pro- vincies en stortplaatsbeheerders.

• Verplichte vergisting van rioolwaterzuiveringsslib.

• Instrumenten waarmee de nuttige toepassing van stortgas en (co-)vergisting van slib uit rioolwaterzuive- ringsinstallaties gestimuleerd kan worden.

• De emissies van F-gassen uit koelinstallaties zullen worden verminderd door in de EIA en VAMIL HFK- koelinstallaties te schrappen en in deze instrumenten en de Groenregeling de steun voor installaties met natuurlijke koelmiddelen te verhogen.

• De mogelijkheid van een heffing op het gebruik van HFK en SF6 zal worden onderzocht.

• Nederland zal zich na de evaluatie van de F-gassen verordening inzetten voor aanscherping van de veror- dening voor stationaire en mobiele koelinstallaties.

• Voor methaanemissies van WKK-installaties zullen normen worden opgenomen in BEES-B (Besluit Emissie-eisen Stookinstallaties).

7.2

Nieuw beleid sinds 2007

• In het conceptbesluit BEMS (Besluit emissie-eisen middelgrote stookinstallaties milieubeheer) wor- den onder andere eisen gesteld aan de uitstoot van NOx en koolwaterstoffen (CxHy) van gasmotoren.

• Het Werkprogramma Schoon en Zuinig uit 2007 is vertaald naar concrete afspraken met diverse land- bouwsectoren in het Convenant Schone en Zuinige Agrosectoren (2008). De generieke afspraak uit dit convenant is een reductie van de overige broeikasgassen van 4,0 à 6,0 Mton CO2-eq. per jaar, in 2020

t.o.v. 1990. Een andere afspraak is de productie van 1500 mln m3 (aardgasequivalenten) biogas in 2020 middels covergisting van mest, wat de uitstoot van CH4 uit de mestopslag kan verminderen.

• SDE-beleid betreffende covergisting van mest ondersteunt bovengenoemde afspraak. • De N2O-emissie van de salpeterzuurproductie is opgenomen via een opt-in in het CO2-

emissiehandelssysteem, dit resulteert t.o.v. de referentieberekening in een reductie van 4,7 Mton CO2-

eq in 2010 en 5,2 Mton in 2020.

7.3

Wijzigingen in het achtergrondscenario

• De melkquota (EU-beleid) zijn en worden verruimd met 2,5% in 2008, 2,5% in 2009 en 1% in 2010, zoals 20 november 2008 is vastgesteld door de EU-landbouwministers in het kader van de zogenaam- de Health Check van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (LNV, 2008). Dit leidt ertoe dat er in 2010 circa 4% meer melkkoeien zijn dan tot nu toe is verondersteld in het GE-scenario van de vorige raming (2005). Dit resulteert in een toename van de CH4-emissie van melkvee (+0,3 Mton CO2-eq) in

2010 en 2011. De melkquotering komt per 1 april 2015 geheel te vervallen, zoals ook in het GE scena- rio in de WLO is verondersteld. Voor 2020 heeft dit geen gevolgen, aangezien in de vorige raming en dus ook in de Beoordeling van 2007 al aangenomen was dat de melkquotering in 2015 zou komen te vervallen.

• Nieuwe inzichten in emissiefactoren bij pensfermentatie door melkkoeien (MNP, NIR 2008 en Smink et al, 2005) leiden tot een toename in de methaanemissie (+0,4 Mton CO2-equivalenten).

• Nieuwe inzichten in emissiefactoren bij opslag van varkensmest (PBL, NIR 2009) leiden tot een toe- name in de methaanemissie (+0,2 Mton CO2-equivalenten).

• Aangescherpte stikstofgebruiksnormen voor mestaanwending levert lagere N2O-emissie (-0,6 Mton

CO2-equiv. in 2020).

• Bij de CH4-emissie van gasmotoren in WKK-installaties zijn de volumeontwikkelingen naar boven toe

bijgesteld; het opgestelde vermogen groeit naar 3600 MWe in 2010 en zal daarna licht afnemen tot cir-

ca 3300 MWe in 2020.

7.4 Landbouw

Het Convenant Schone en Zuinige Agrosectoren (2008) bevat onder andere een generieke afspraak voor een reductie van de overige broeikasgassen van 4,0 à 6,0 Mton CO2-eq. per jaar, in 2020 t.o.v. 1990. Dit

betekent een maximale emissie in 2020 van 16,1 à 18,1 Mton CO2-eq. De geactualiseerde raming komt uit

op 19 Mton CO2-eq., dat is nog 1 à 3 Mton boven de doelstelling.

De meeste activiteiten uit het Convenant zitten nog in de opstartfase, aangezien het convenant pas recent is gesloten. Toch zal een deel van de reductie, circa 3 Mton CO2-equivalenten, van de overige broeikasgas-

sen met vrij grote zekerheid worden gehaald. Dit komt niet door voorgenomen beleid uit het werkpro- gramma maar door verbeteringen van de efficiency en door mestbeleid en marktontwikkelingen. Hier tre- den veranderingen op in dieraantallen, veevoeding en bemesting. Dit zal naar schatting resulteren in een daling van de jaarlijkse uitstoot van overige broeikasgassen lachgas en methaan met resp. 2,6 en 0,4 Mton CO2-eq in 2020 ten opzichte van 1990. De specifieke afspraken in het kader van het Convenant over zui-

niger gebruik van veevoer en meststoffen (o.a. precisielandbouw) ondersteunen het halen van deze dalin- gen. Net als in de beoordeling 2007 is voor Schoon en Zuinig beleid alleen voor (co-)vergisting een emis- siereductie voor 2011 en 2020 ingeboekt, zij het dat dit effect op de overige broeikasgasemissies nu veel geringer is.

In document Verkenning Schoon en Zuinig (pagina 68-70)