• No results found

ETS, CO 2 sectorsysteem en energiebelasting

In document Verkenning Schoon en Zuinig (pagina 62-64)

Voorlichting gedragsverandering voertuigbestuurders

6.4 ETS, CO 2 sectorsysteem en energiebelasting

In de tweede handelsperiode (2008-2012) nemen ongeveer 70 grote glastuinbouwbedrijven deel aan het emissiehandelssysteem ETS. In de derde handelsperiode is voor glastuinbouwbedrijven onder bepaalde voorwaarden een opt-out mogelijk. Het is voor de bedrijven niet aantrekkelijk om aan het ETS deel te ne- men wanneer CO2-emissierechten geveild worden. Niet-ETS bedrijven die elektriciteit verkopen kunnen

profiteren van windfall profits: ze hebben zelf geen kosten voor CO2-emissierechten, terwijl die wel door-

berekend zijn in de marktprijs voor stroom.

In 2011 gaat een CO2-sectorsysteem voor de glastuinbouw van start. In de voorlopige opzet moet een

compensatie betaald worden aan de overheid als de tuinbouwsector boven de streefwaarde voor CO2-

emissies uitkomt. De prikkel tot emissiereductie die van dit voorlopige systeem uitgaat is laag, omdat de kosten omgeslagen worden over het totale gasverbruik van alle bedrijven. Het is de bedoeling dat het sec- torsysteem in 2013 aansluit bij het ETS, maar het is nog onduidelijk hoe het systeem er definitief uit gaat zien (Bunte et. al. 2007). Twee mogelijke situaties zijn:

1. Het CO2-sectorsysteem sluit volwaardig aan bij het ETS. In dit geval komt ongeveer 95% van de

emissies van de glastuinbouw onder het ETS te vallen.60 Er bestaat dan een efficiënte prikkel voor energiebesparing.61.

59

Dit oppervlak is nog steeds hoger dan het huidige areaal, maar geldt dan ook als bovengrens van de bandbreedte. Voor de on- dergrens van de factor areaal is uitgegaan van een 20% lagere CO2-emissie dan bij de bovengrens.

60

Alle tuinders met een kas groter dan 2.500 m2 zullen deelnemen aan het sectorsysteem van het Productschap Tuinbouw, maar tuinders met een aardgasverbruik lager dan 170.000 m3 per jaar hebben geen monitorings- en rapportageplicht, en hoeven niet mee te betalen aan een eventuele compensatie voor overschrijding van de streefwaarde van de sectoremissie. Naar schatting is

2. Het CO2-sectorsysteem sluit niet aan bij het ETS. In dat geval zullen alleen bedrijven die daartoe ver-

plicht zijn aan het ETS deelnemen. Het aandeel van de CO2-emissies dat onder het ETS valt, is dan

naar schatting 10%. Er is geen alternatief beleid aangekondigd mocht het sectorsysteem niet deelne- men aan het ETS. Tenzij er voor een effectief alternatief systeem gekozen wordt is de prikkel voor emissiereductie in dit geval laag62.

De glastuinbouw behoudt voor de jaren tot en met 2010 een verlaagd tarief voor de energiebelasting op aardgas. De sector stelt als voorwaarde voor het CO2-sectorsysteem dat dit verlaagde energiebelastingta-

rief blijft bestaan.

Het is nog niet duidelijk welk deel van de emissierechten voor de glastuinbouw in de derde handelsperiode van het ETS gratis worden gealloceerd. In beginsel zullen CO2-emissierechten zo veel mogelijk worden

geveild, maar sectoren die zijn ‘blootgesteld aan een significant weglekrisico’63 kunnen tot 2020 gratis emissierechten krijgen. Het gaat daarbij om sectoren waarvan de productiekosten door de aankoop van CO2-emissierechten sterk zouden stijgen, en/of waarvan een aanzienlijk deel van de productie naar landen

buiten de EU wordt geëxporteerd. De glastuinbouw voldoet mogelijk aan de voorwaarden om aangemerkt te worden als ´blootgestelde´ sector, maar momenteel is dit nog onzeker64.

De onzekerheid over de deelname aan emissiehandel en effectiviteit van het sectorsysteem wordt vertaald in de bandbreedte voor de beleidseffecten. De hoge variant impliceert volwaardige deelname van het sec- torsysteem aan het ETS, maar hier wordt een relatief lage waarschijnlijkheid aan gekoppeld.

6.5 Innovatiebeleid

In de Innovatieagenda van het Programma Kas als Energiebron zijn actieprogramma’s opgenomen voor de verschillende transitiepaden. De glastuinbouwsector en de overheid delen de investeringen in onderzoek en innovatie.

De subsidie Marktintroductie Energie-innovaties (MEI) stimuleert het gebruik van semi-gesloten kassen, aardwarmte en andere innovatieve energiesystemen (te weten biovergisting en -vergassing en energiesys- temen op biobrandstoffen) in de glastuinbouw. De MEI regeling subsidieert 40% van het investeringsbe- drag.65

Aardwarmte uit dieper liggende aardlagen kan worden gebruikt voor verwarming van kassen. Nadat dit in 2007 geslaagd is toegepast bij een tuinbouwbedrijf bestaat hiervoor grote belangstelling. Het ministerie van LNV verwacht dat MEI subsidie voor geothermie niet meer nodig is als de techniek voldoende is doorontwikkeld. In 2009 wordt gestart met een pilot voor een garantstellingsfaciliteit om de risico’s van geothermische boringen af te dekken. Er wordt ook gestreefd naar vereenvoudiging van de vergunningver- lening voor het zoeken naar en winnen van aardwarmte. Beperkend voor het toepassen van aardwarmte

de emissie van de bedrijven die geen verplichtingen hebben ongeveer 5% van de totale emissie. Voor de zeer kleine bedrijven is er geen prikkel vanuit het ETS- of het CO2-sectorsysteem, maar speelt de energiebelasting wel weer een belangrijkere rol. 61 Voor de efficiëntie van de prikkel is het niet van belang of de rechten worden geveild of gratis worden verkregen.

62

Tot en met 2012 wordt gewerkt met de omslag van de kosten over het totale gasgebruik. Er is nog geen besluit genomen over de jaren daarna.

63

In het Engels ‘carbon leakage´, oftewel het verplaatsen van de productie naar landen buiten de EU, die een minder streng kli- maatbeleid voeren dan de EU.

64

De Europese Commissie zal hier eind 2009 een besluit over nemen.

65

Om in aanmerking te komen voor subsidie is een minimale besparing van fossiele brandstof vereist van 15%, en een CO2-

emissiereductie van 25%.Voor semi-gesloten kassen kent de MEI subsidie een subsidieplafond van 2 miljoen euro per aan- vraag; voor aardwarmte is het subsidieplafond 4 miljoen euro.

kan zijn dat er per bedrijf een groot beslag op oppervlak wordt gelegd en dat niet elke locatie geschikt is. Ook moeten bedrijven in hun CO2-behoefte kunnen voorzien.

In het werkprogramma Schoon en Zuinig staat een doelstelling van 700 hectare (semi-)gesloten kas in 2011, en 25% van het areaal in 2020. Er zijn verschillende (semi-)gesloten kassystemen mogelijk, maar kenmerkend is dat er een aquifer en een warmtepomp aanwezig zijn. Semi-gesloten kassen besparen op gasverbruik en produceren duurzame energie. Semi-gesloten kassen voldoen tot nu toe slechts ten dele aan de verwachtingen. De techniek is nog volop in ontwikkeling en er is een meerjarenprogramma opgezet voor de versnelling van de implementatie van semi-gesloten kassen. Hiervoor wordt door LNV en het Productschap Tuinbouw in de periode 2008 tot en met 2011 jaarlijks 3 miljoen euro beschikbaar gesteld, met name voor extra onderzoek. Of en op welke termijn gesloten/elektriciteitsproducerende kassen een belangrijk aandeel in het totale areaal zullen hebben is zeer onzeker. Op lange termijn is het doel klimaat- neutrale teelt, maar een definitie van ‘klimaatneutraal telen’ is nog niet uitgewerkt.

De toepassingsgraad van nieuwe kasconcepten is erg afhankelijk van toekomstige technische ontwikkelin- gen en van de vraag of ze de concurrentie aankunnen met warmtevoorziening met WKK. De introductie van deze kasconcepten kan sterk vertraagd worden door een overheersende rol voor WKK. Een effectief systeem van emissiehandel en overheidsstimulering kan de implementatie van innovatieve kasconcepten sterk bevorderen. Bij de hoge inschatting van de beleidseffecten in Tabel 6.1 wordt ervan uitgegaan van dat het CO2-sectorsysteem volwaardig aansluit bij het ETS, bij de lage inschatting wordt ervan uitgegaan

dat dit niet gebeurt.

De warmtewinning van gesloten kasconcepten en aardwarmte wordt als hernieuwbare energie (en dus niet als energiebesparing) ingeboekt. Hernieuwbare opties zoals warmtepompen gebruiken echter ook een sub- stantiële hoeveelheid elektriciteit. De fossiele energie die is ingezet bij de productie van de gebruikte elek- triciteit is in mindering gebracht op de winning van duurzame warmte.

In document Verkenning Schoon en Zuinig (pagina 62-64)