• No results found

Overige bijzondere natuurwaarden

3.3 Huidige situatie Natura 2000-instandhoudingsdoelen

3.3.9 Overige bijzondere natuurwaarden

In deze paragraaf wordt aandacht geschonken aan enkele andere bijzondere natuurwaarden die kenmerkend zijn voor Meijendel & Berkheide. Deze waarden zijn niet beschermd op grond van het onderdeel gebiedsbescherming van de Wnb (en maken geen onderdeel uit van de toetsing van huidig gebruik in hoofdstuk 7), maar waren in het verleden (zie par. 1.2) wel aanleiding om delen van het gebied aan te wijzen als Beschermd- en Staatsnatuurmonument. Deze aanwijzingen zijn inmiddels komen te vervallen. Deze overige bijzondere natuurwaarden (zie par. 3.3.9) genieten wel bescherming op grond van het onderdeel soortbescherming van de Wnb. Onderstaande waarden vertonen geen overlap met de uitwerking van de Natura 20000 ISHD.

Besdragende struwelen vormen foerageergebied voor verschillende trekvogels, waaronder kramsvogel, koperwiek, keep etc.

Het gaat hierbij om gevarieerde struwelen in de beschutting van de zeereep met gewone vlier als kenmerkende soort, soortenarme duindoornstruwelen verspreid in het gebied, struwelen met wilde liguster en kamperfoelie op noordhellingen en meidoornstruwelen. Deze struweelvegetaties kunnen als H2160 worden gekwalificeerd, maar ook tot de volgende vegetatietypen worden gerekend: 37RG04 Ligustrum vulgare-type, 37Ac01 Hippophae-Sambucetum (Hippophae

96 Beheerplan bijzondere natuurwaarden

rhamnoides afwezig), 37Ac03 Rhamno-Crataegetum, 37Ab01 Pruno-Crataegetum. Teneinde te kunnen functioneren is een minimum oppervlak van enkele hectaren noodzakelijk.

In Afbeelding 3.38 is de verspreiding van H2160 opgenomen (rood) met daarbij aanvullend de verspreiding van besdragende struwelen (groen) die niet kwalificeren als H2160. Het gaat hier om de vegetatietypen 37RG04, 37Ac01, 37Ac03, 37Ab01 voor zover deze géén duindoorn bevatten. Struwelen met duindoorn kwalificeren veelal als H2160. Habitattype H2160 duindoornstruwelen bevat uiteraard ook besdragende struwelen, maar dit habitattype is reeds eerder uitgewerkt (paragraaf 3.3.4).

Afbeelding 3.38 Verspreiding van besdragende struwelen die niet kwalificeren als habitattype (groen) ten opzichte van de verspreiding van H2160 duindoornstruwelen (rood).

In totaal gaat het aanvullend op H2160 om 16 ha aan besdragende struwelen. Het grootste deel heeft een goede kwaliteit, gekoppeld aan een gevarieerde soortensamenstelling met vlier, meidoorn, liguster en/of kamperfoelie. In de zeereep Meijendel, en Tafelberg / ’t Scheepje betreft het gedeeltelijk soortenarme struwelen met veelal liguster (37RG04 Ligustrum vulgare-type).

97 Beheerplan bijzondere natuurwaarden

Tabel 3-17 Synthese huidige situatie besdragende struwelen.

Besdragende struwelen Omvang

Gebied Deelgebied Opp. (ha)

Me ije n d el Zeereep Meijendel < 1 ha Ganzenhoek 1 ha Tafelberg, ’t Scheepje 2 ha Helmduinen en Prinsenduin < 1 ha Kijfhoek, Bierlap, Meeuwenhoek < 1ha

Vallei Meijendel 1 ha Langestrook 1 ha Landgoederen Meijendel < 1 ha De Loopert < 1 ha Harstenhoek < 1 ha Ber k- h ei d e Binnenduinrand Katwijk 1 ha

Valleien en duinen midden Berkheide 1 ha Waterwingebied Berkheide 5 ha

Voor de functionaliteit is het behoud van voedselaanbod en rust in het winterseizoen voor pleisterende vogels (waaronder kramsvogel, koperwiek, keep) van belang.

Belangrijk rust- en foerageergebied voor trekvogels en wintergasten, waaronder purperreiger, lepelaar, pijlstaart, nonnetje, rode wouw, bruine kiekendief, blauwe kiekendief, havik, sperwer, buizerd, visarend, zilverplevier, zwarte ruiter, groenpootruiter, grote stern, zwarte stern, waterpieper, gele kwikstaart, beflijster, kramsvogel, koperwiek, keep, frater, ijsgors en sneeuwgors.

Het rust- en foerageergebied in Berkheide overlapt gedeeltelijk met habitattypen met een Natura 2000-doel. Voor de bovengenoemde trekvogels en wintergasten zijn echter ook (delen van) rust- en foerageergebieden die niet kwalificeren als een habitattype met een Natura 2000-doel. Specifiek gaat het hierbij om de infiltratieplassen die niet zijn aangewezen als H2190A en struweelvegetaties (voor een beschrijving hiervan, zie hierboven).

Winterobjecten vleermuizen

Specifiek voor (overwinterende) vleermuizen geldt dat bunkers en gangenstelsels naast als winterobjecten voor de meervleermuis (Natura 2000 instandhoudingsdoelstelling) ook voor andere soorten vleermuizen van belang kunnen zijn als winterobject. Het gaat hier om het gebruik van winterobjecten (in volgorde van aanwezige aantallen) door de watervleermuis, baardvleermuis, gewone grootoorvleermuis en franjestaart. Incidenteel wordt de laatste jaren ook de vale vleermuis aangetroffen in winterobjecten in Meijendel. Qua ecologische vereisten en gevoelige perioden komt dit op hoofdlijn overeen met de meervleermuis (zie paragraaf 3.3.8), echter ook andere winterobjecten (ruimtelijk) kunnen in gebruik zijn. Ook kunnen in winterobjecten die vooral voor andere soorten vleermuizen van belang zijn incidenteel meervleermuizen aanwezig zijn, of kunnen deze winterobjecten bij ongunstige omstandigheden elders in het gebied (bijvoorbeeld bij inbraak) fungeren als toevluchtsoord voor meervleermuizen. Concreet betekend dit dat alle winterobjecten in het beheerplan worden meegenomen. Zie voor de globale ligging hiervan Afbeelding 3.36 (paragraaf 3.3.8).

98 Beheerplan bijzondere natuurwaarden

Gebruikscyclus van een bunker en gangenstelsel

Bunkers in gebruik als zomer of paarverblijf worden jaarrond door vleermuizen gebruikt. Voorbeelden hiervan zijn één of meerdere bunkers in deelgebied Rijksdorp te Wassenaar. Deze paragraaf gaat over de objecten die dienen als paar –en winterverblijf. Mannetjes vleermuizen bereiden zich de hele zomer voor op het paarseizoen. De mannen wonen in de zomer binnen een straal van 30 kilometer van het winterverblijf. Zo af en toe vliegen ze ’s nachts naar de winterverblijven om die te inspecteren. Soms verblijft een mannetje er ook overdag om te slapen. Vanaf half juli arriveren meer mannetjes, op dat moment worden ze ook agressief ten opzichte van elkaar en probeert ieder mannetje een eigen plek binnen het winterverblijf te veroveren. ’s Nachts, tussen avond schemering en grofweg 3:00 ‘s morgens, gaan de mannetjes voor de ingang van hun winterverblijf rondvliegen om de aandacht van passerende vrouwtjes te trekken. Dit gedrag wordt zwermen genoemd. Vanaf half augustus arriveren de vrouwtjes. Bij sommige soorten, zoals de meervleermuis, zijn de vrouwtjes slechts op doortrek naar meer zuidelijk gelegen winterverblijven (paragraaf 3.3.8; meervleermuis). Voor de vrouwtjes dient het winterverblijf van de mannetjes als ontmoetingsplek, paarplaats en als veilige rustplaats. In het voorjaar als de dieren wakker worden, vinden dezelfde activiteiten als in het najaar plaats: paring, zwermen, rusten. De vrouwtjes verlaten meestal als eerste de winterverblijven. De vijf aanwezige vleermuissoorten hebben allen een net iets andere gebruikscyclus. De zwermperiode van meer – en watervleermuis vindt tussen juli en half september plaats, gevolgd door de zwermperiode van baardvleermuis en de gewone grootoorvleermuis. Als laatste zwermt de franjestaart. In Tabel 3-18 staat de gebruikscyclus samengevat (Haarsma, 2015).

Tabel 3-18 Gebruiksduur bunkers en gangenstelsels door de verschillende vleermuissoorten: baardvleermuis, franjestaart, gewone grootoorvleermuis, watervleermuis. Donkerblauw: overwinterings- periode, relatief hoge dichtheden overwinterende dieren, lichtblauw: start en einde winterslaap, er kunnen dan overwinterende dieren worden aangetroffen, roze: zwermperiode, dichtheden relatief laag, rood: zwermperiode, dichtheden relatief hoog (op basis van: schriftelijke mededeling A. Haarsma, 2015).

Soort jan feb mrt apr mei jun jul aug sept okt nov dec Baardvleermuis

Franjestaart

Gw grootoorvleermuis Watervleermuis

Aantalsverloop overwinterende vleermuizen

In onderstaande tabellen en bijbehorende grafieken is per winterobject van Meijendel en vervolgens Berkheide het aantalsverloop van de overwinterende vleermuizen weergegeven, op basis van Noort (2009) en aangevuld met meer recente tellingen. Hierbij zijn de aantallen overwinterende meervleermuizen niet weergegeven, aangezien de meervleermuis reeds in paragraaf in 3.3.8 is uitgewerkt.

99 Beheerplan bijzondere natuurwaarden

Afbeelding 3.39 Totaaloverzicht ontwikkelingen aantallen overwinterende vleermuizen Meijendel. Legenda: mm baardvleermuis, md watervleermuis, mN franjestaart, pa gewone grootoorvleermuis, indt onbekend (Bron gegevens: Noort, 2009, Zoogdierenwerkgroep Zuid-Holland)

In de winterobjecten van Meijendel zijn met name grote aantallen watervleermuizen aanwezig. Overwinterende (getelde) watervleermuizen lopen uiteen van 519 tot maximaal 851 dieren. Landelijk is sprake van een stijgende trend, ook in Meijendel is (met enige schommelingen) een stijging waarneembaar.

Afbeelding 3.40 Totaaloverzicht ontwikkelingen aantallen overwinterende vleermuizen Berkheide. Legenda: mm baardvleermuis, md watervleermuis, mN franjestaart, pa gewone grootoorvleermuis, indt onbekend (Bron gegevens: Noort, 2009, Zoogdierenwerkgroep Zuid-Holland)

In de winterobjecten in Berkheide zijn eveneens grote aantallen watervleermuizen aanwezig, zij het lagere aantallen dan in Meijendel. Andere soorten zijn in grotere aantallen aanwezig dan in Meijendel. In diverse jaren vormt de baardvleermuis de meest getelde soort. De baardvleermuis

100 Beheerplan bijzondere natuurwaarden

vertoont een lichte toename (Noort, 2009). De helft van het aantal overwinterende baard- vleermuizen in Zuid-Holland is aanwezig in Berkheide (en Meijendel).

Zoals ook benoemd bij de uitwerking van de meervleermuis is voldoende rust in de winterobjecten van belang voor de overwinterende vleermuizen. Betreding en inbraken zorgen voor verstoring, wat kan leiden tot veranderingen in het klimaat (kou, tocht) en vervolgens tot daling van aantallen dieren. In de volgende objecten vormen op basis van Noort (2009) betreding / inbraken een knelpunt:

 Meijendel o Ruigenhoek o DWL o Moffenslag  Berkheide o Berkheide Oost o Berkheide West o Wassenaarse slag

101 Beheerplan bijzondere natuurwaarden

4 Visie natuur