• No results found

1. Onderzoeksopzet

3.3 Overheidsinterventie

De voorgaande paragraaf gaf aan dat de overheid kan ingrijpen om een sociaal optimum te bereiken. Manieren en motieven om te interveniëren worden in deze paragraaf toegelicht. De overheid kan dus motieven hebben om ruimtelijke inrichtingsdoelen na te streven en daarom in te grijpen(Preutz, 2003). Hierbij kan men denken aan; milieudoelstellingen, behoud van historische kenmerken, herstructurering en voorkomen van verloederen van het landschap. Uitgaande van deze doelen zijn er vier specifieke motieven. Deze motieven zijn:

 compenseren van verloren mogelijkheden;  te weinig financiële middelen;

 verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;

 toenemende ineffectiviteit in het beheer van stedenbouwkundige plannen.

De eerste twee motieven stoelen voornamelijk op het compenseren van het verlies dat de eigenaar van de grond of het gebouw oploopt. De laatste twee willen zowel de ruimtelijke ordening verbeteren als de eigenaar van de grond of het gebouw compenseren voor zijn of haar verlies. Deze vier motieven sluiten elkaar niet uit en kunnen allen tezamen van toepassing zijn op een ruimtelijk probleem (Janssen-Jansen et al., 2008; Preutz, 2003). De ruimtelijke ordening is uiteindelijk het resultaat van markthandelingen, tussen verschillende instituties en actoren. Een markt is een samenhangende verzameling van regels zowel formeel als informeel die het verkeer tussen vragers en aanbieders structureert (Lindblom, 2001). De manier waarop het samenspel tussen de regels en de actoren verloopt, heeft gevolgen voor hoe de ruimte om ons heen gebruikt wordt. Dit kan op verschillende manieren tot stand komen (Needham, 2005).

41

3.3.1 Vormen van overheidsinterventie

Nederland kent twee typen regels waarmee de ruimtelijke inrichting kan worden beïnvloed (Needham, 2005). Ten eerste is er een stelsel van overheidsregels welke het gebruik van gebouwen en grond beslaan; marktregulering. Kenmerkend hieraan is dat deze regels het gebruik van gebouwen en grond proberen te beïnvloeden. Ten tweede beïnvloedt de overheid de ruimtelijke inrichting door regels te maken die gepaard gaan met het eigendom van onroerende zaken; marktstructurering. Soms is het namelijk wenselijk en/ of nodig dat de overheid ingrijpt, stuurt of begeleidt (Needham, 2005).

In Nederland wordt de markt vooral gekenmerkt door marktregulering, waarbij de overheid middels voorwaardelijke verboden de markt aanstuurt (bestemmingsplannen, verordeningen, visies). De mogelijkheid marktstructurering waarbij door het vaststellen van regels de vrijwillige interactie tussen particulieren gestructureerd wordt krijgt in Nederland nog weinig aandacht, omdat de ruimtelijke inrichting vooral met publiekrechtelijke regels wordt geregeld (Needham, 2005). Volgens Needham (2005) kan het anders structureren van de markt, in plaats van reguleren, interessante mogelijkheden bieden om de collectieve wensen ten aanzien van de ruimtelijke inrichting te realiseren. De ruimtelijke inrichting welke het resultaat is van markthandelingen is niet altijd zoals de burger zich deze wenst. Zo zegt Needham (2005, p.18) dat:

“ De burger is vaak ontevreden met bepaalde aspecten van de ruimtelijke inrichting. Als individu is hij echter niet in staat de ervaren problemen op te lossen. Vaak is daarom een collectieve aanpak vereist”.

Op het moment dat hier sprake van is kunnen overheidsinstanties ingrijpen om de uitkomsten van de markt te wijzigen.

Interventie methoden

Het ingrijpen op de markt kan de overheid op vier manieren doen. Dit door marktregulering, stimulering, markthandelen en structurering. De eerste manier van interveniëren is door marktregulering. De overheid legt voorwaardelijke verboden op, waaraan de burger en andere instituties gehoor moeten geven (Needham, 2005). De markt wordt gereguleerd aan de hand van de omgevingsvergunning, bestemmingsplan en structuurvisies en zo gehandhaafd. Cho (2007) stelt dat het geoorloofd is om regulerend te interveniëren op het moment dat de markt faalt. Een andere manier om de ruimtelijke inrichting in een gewenste richting te sturen is stimulering. Hierbij beloont de overheid de particulier als deze een handeling uitvoert die wenselijk is en bestraft de overheid een handeling die niet wenselijk is. De derde manier die de overheid kan inzetten is markthandelen. Dit gebeurt als de overheid zelf op de markt optreedt als vrager of aanbieder. Dit gebeurt meestal als de particulieren niet de gewenste handelingen ondernemen om zo een planologisch resultaat te bereiken (Needham, 2005). Tot slot kan de overheid kiezen voor marktstructurering. Hier zal in dit onderzoek verder op worden ingegaan.

Marktstructurering is een indirecte manier van sturen welke gericht is op randvoorwaarden, waarbinnen de markten dienen te functioneren (Geuting, 2011). Door het vaststellen van regels kan de interactie tussen actoren worden gestructureerd. De regels bepalen de juridische structuur waarbinnen mensen vrijwillig met elkaar omgaan, en zijn verbonden aan het eigendom van gebouwen en gronden (Needham, 2005). Door het anders toepassen of wijzigen van deze regels,

42

door de overheid, kan de ruimtelijke ontwikkeling anders worden gestructureerd.

Als gevolg wordt de interactie tussen bepaalde partijen meer of minder aantrekkelijk gemaakt (Needham, 2005). Marktstructurering krijgt in Nederland nog weinig aandacht. Mogelijk komt dit doordat marktstructurering betrekking heeft op hoe de markt zichzelf organiseert (Needham, 2005). Bij structurering stelt het overheidsorgaan indirect regels vast voor hoe mensen hun vraag en aanbod op elkaar kunnen afstemmen. Het kan als beleidsinstrument worden gebruikt om doelbewust rechten anders af te bakenen en te definiëren om bepaalde doelstellingen te realiseren (Geuting, 2011). Needham (2005) gaat ervanuit dat op het moment dat de afspraken over grote zaken gaan, zoals bijvoorbeeld het kopen en verkopen van grond, informele regels niet meer toereikend zijn. Echter marktverkeer werkt beter met regels. Zij geven zekerheid en beschermen daardoor de waarde van eigendomsrechten (Needham, 2004). Er is dus een mogelijkheid om de markt anders te structureren, door doelbewust de regels en rechten te veranderen die horen bij grond en gebouwen (Needham, 2005).