• No results found

De St. Eustatius Gazette.

De oudste bekende krant is de ‘St. Eustatius Gazette’, een weekblad dat in het Engels en Nederlands werd uitgegeven op St. Eustatius. Of het lang bestaan heeft, weten wij niet. Het bestond in elk geval van 1790 tot 1793, dus jaren na 3 Februari 1781 toen de Engelse Admiraal Sir George Bridges Rodney het eiland veroverde omdat de Noordamerikanen zich via St. Eustatius van wapenen voorzagen in hun

vrijheidsoorlog tegen Engeland.

Of het blad ook in de gouden tijd, dus vóór 1781, bestaan heeft, is niet bekend. Gelijk men weet, werd St. Eustatius een jaar na Rodney's aanval in 1782 door de Fransen heroverd en aan ons teruggegeven. Rodney had evenwel alles wat van waarde was medegenomen ($11.000.000) en daar de Noordamerikanen inmiddels hun handel naar elders verlegd hadden, keerde de welvaart nimmer terug. Dat er na ongeveer tien jaren nog een weekblad bestond, doet vermoeden, dat het er in betere tijd misschien ook geweest is.

Van dit oudste krantenproduct van het tegenwoordige Curaçao is helaas maar al te weinig bekend. Wat zou hier niet uit te leren vallen omtrent de dagen na Sint Eustatius' gouden tijd! In 1905 bestonden nog drie nummers van dit blad, die toen in handen waren van wijlen Pater Jan Paulus Delgeur O.P. Dat waren de nummers van 23 Juni 1790, 28 December 1792 en 25 Januari 1793. Pater Delgeur heert erover geschreven in de Amigoe di Curaçao van 22 Juli 1905 en beschrijft ze daar als ‘drie mufriekende, beduimelde, verweerde, ja iets of wat appetijt bedervende vellen papier.’

Waar ze sedert dien gebleven zijn is onbekend. De huidige officier van Justitie, Willem F.M. Lampe die van 1927 tot 1930 gezaghebber van de Bovenwinden was, heeft er in zijn tijd een exemplaar van gevonden. Of het een van deze drie was of een ander, is niet meer bekend, want tot grote schade voor de geschiedenis van Curaçao is dit kostbare document, dat de Heer Lampe voor een tentoonstelling naar Nederland zond in 1928, weliswaar teruggekomen op Curaçao, maar sedertdien spoorloos verdwenen.

Het is wel heel jammer, dat geen hunner eraan gedacht heeft fotocopieën van hun nummers te laten maken of ze te copiëren. Het weinige dat Pater Delgeur erover schrijft en eruit citeert is in elk geval mogelijk te herhalen. Ook jammer is, dat Pater Delgeur slechts enkele korte zinnen en advertenties eruit citeerde. ‘Ze in het geheel te copiëren gaat natuurlijk niet aan,’ schrijft hij in genoemde editie van de Amigoe di Curaçao. De economische toestand was in de jaren 1790 - '93 slecht. Rodney had alles weggeroofd en zelfs de Joden, die van het eiland verbannen werden, nog aan den lijve gefouilleerd.

‘The St. Eustatius Gazette’ werd gedrukt bij ‘Edward Luther Low’, at his office, next to Mr. Henry H. Haffey's and nearly opposite. Messrs. Hardmah and

Clarkson's where all manner or printing is done with case [sic] and dispatch.’

In het laatste nummer dat Pater Delgeur bezat, dus dat van 1793, is in de naam in zoverre een verandering gekomen, dat er ‘and Company’ achter de naam gevoegd is.

Een van de krantjes kondigde de verkoping van een landgoed van zekeren Longbotham aan:

Three seperate tenements with kitchins, negro houses, necessaries and cisterns etc. There will likewise be sold at same time:

The Slaves.

Quaco - an excellent family slave and fisherman: Jack comonly [sic] known by the name of Jack Hamm, a silver-smith by Trade, and a capital

workman, Stephen - a taylor by Trade; Judith - a young woman, with her two mulatto children. Likewise a few articles of Jewellery, etc etc.

Een ander voorbeeld uit het blaadje luidt:

Run away.

A negro woman Dinah, belonging to Mr. Charles Chadwick of St. Martinus, about 5 feet high, rather square over the shoulders, a remarkable hairy face breast, a reward of eight Joes will be paid down on her delivery to Captain Chadwick at St. Martins.

Nog iemand, die weggelopen was, thans een echtgenote!

Run away last night my wife, Bridget Coole; she is a tight neat body, and has lost one leg. She was seen riding behind the priest of the parish through Termoy; and we never was [sic] married. I will pay no debt that

she does contract, she lisps with one tooth, and is always talking about Fairies, and is of no use but to the owner, [n. b!]

Rhelim Coole his † mark.

Het weekblaadje gaf ook nieuws. Na 28 dagen zeilens was er een brik op St. Eustatius aangekomen uit Londen (wat een dienst: Londen - St. Eustatius). Uit het nieuws dat medekwam citeert Pater Delgeur:

Uit Londen:

that the Duke of Brunswick has been burnt in effigy on Kensington common by a number of friends of the French revolution etc.

Uit Parijs:

All was quiet there when the last accounts left that city; the people expressed the greatest dipendence [sic] on the National convention, a severe decree had been passed confiscating all the property of the aristocrates’ etc.

(In hetzelfde jaar werd Lodewijk XVI onthoofd).

Het volgende citaat is een gedicht op Kapitein Charles Clarke, die bij zijn vierde reis om de wereld verging:

Tho in the styx the brave Charles Clarke is burl'd He put a circle three times round the World But as he try'd the fourth, and proudly fail'd Death back'd his top-sails, and thus rudely hail'd The Resolution,1)- Charles turn'd his ears,

1) Name of Capt. Clarke's ship.

And said. Death hails, let's give old bones three cheers; Shipmates farewell, complete the voyage - I'm ready Charon, put off, steer small - steady boys, steady!

Ook de Nederlandse taal komt in enkele stukken voor. Hiervan is het volgende citaat bewaard gebleven. Het is de advertentie van Niets Hessen, hoedenmaker op St. Eustatius:

Niets Hessen Hoede-Maaker

Geeft kennisse aan den publicq, dat hij Hoeden schoonmaakt en verft op Laaken, en swarte Sijde, hij hoopt vergenoeging te geeven, sijnen Wooning is in 't Huiss van d' Heer Packwoord bij de Coraal.

De verschijning van het volgende boekje wordt aangekondigd:

Manners and Customs in the West-Indies by Samuel A. Mathews.

Zekere I.B. Mortons schijnt zeer onbeleefd pessimistisch over de West geschreven te hebben. Daartegen komt Mathews op, hem zeer

onparlementair een ‘lying hero’ noemend. Mortons, zegt Mathews ‘indiscriminately attacks the inhabitants of all ranks and denominations. He could have pardon'd any thing but his scurrilous invectives level'd at the fair sex.

Het blijkt, dat dit oudste blaadje al met gebrek aan voldoende betalende abonnees te kampen had.

The editor will be thankful to those gentlemen who have not yet favoured him with the payment of their half year, subscription to do so as soon as possible. He assures them their neglict will lay him under many

Inconveniences.

Het is wel erg jammer, dat dit alles is, wat wij hebben kunnen achterhalen van deze interessante persproducten van onze eilanden, waaruit blijkt, dat op het gebied der pers Curaçao, in casu St. Eustatius, slechts weinig na de andere grote landen ter wereld kwam. Pater Delgeur meent, dat ‘die St. Eustatius Gazettes behoren nu eigenlijk thuis in een vitrine van het Koloniaal Museum te Haarlem [toentertijd blijkbaar aldaar, thans is het in Amsterdam], of in ons permanent expositie-zaaltje van Curaçao [waar is dat?]. Wij moeten zuinig zijn met de papieren relieken van onze voorvaderen. Dat zijn wij verplicht aan onze vroegere eilandbewoners, die in die dagen van ellende, achteruitgang, oorlog, vreze en angst, toch nog genoeg offervaardigheid bezaten om hun krant, m.a.w. de pers (die macht waarmede niet te spotten valt) te steunen, te stutten, in stand te houden.’

Inderdaad: Helaas is het zo, dat deze uiteenzetting besloten moet worden met een volledige adhaesie aan Pater Delgeurs mening, die men toen helaas niet is nagekomen, tot schade en - laten wij dit niet vergeten - schande van het huidige geslacht.

De Curaçaosche Courant.

Is men dus wat de St. Eustatius Gazette betreft al zeer ongelukkig, De Curaçaosche Courant, die daarna in ouderdom komt en van het eiland zelfs de oudste is, vormt de uitzondering op de regel, dat historische documenten hier worden weggedaan. Bij de Curaçaosche Courant heeft men alle jaargangen van 1812 af bewaard en daar dit weekblad, niet zoals thans, vroeger ook buitenlands en binnenlands nieuws bevatte, vormt deze rij van 133 delen een van de kostbaarste bezittingen van onze eilanden. Temeer, omdat dit weekblad van de eerste dag af een semi-officieel orgaan is geweest en alle gouvernementsstukken, statuten van verenigingen,

boorteregisters, staten van regenval e.d. - dit is maar een greep - bevat. Toch was Lee te optimistisch geweest toen hij; zoals hiervoor gezegd, op

abonnementen rekende door het ‘genoegen’ dat hij zijn lezers zou verschaffen door ze voor te lichten omtrent de velerlei handelingen van staatslieden en militairen, letterkundigen en kooplui. Hij kreeg geen abonnementen. Na een jaar schrijft hij in De Curaçaosche Courant van 3 December 1813 dat het hem zeer aangenaam was zijn overeenkomst met de intekenaars - mooi Nederlands woord voor abonnees - te hebben nagekomen. Hij voegt er echter aan toe dat iet hem leed doet genoopt te zijn hun tevens ter kennis te moeten brengen, dat door de weinige aanmoediging, die der courant te beurt gevallen is doordien de intekening niet evenredig was aan de onkosten, hij zich in de noodzakelijkheid bevond vooreerst met het uitgeven van De Curaçaosche Courant op te houden.

Aangezien echter enige intekenaars hem hun wensen te kennen gegeven hadden, om met het uitgeven van de Courant nog enige tijd voort te gaan, zo verklaarde hij zich daartoe genegen, onder voorwaarde evenwel dat er enige Intekenaars meer moeten bij komen en dat de intekening tot tien dollars (het was toen acht dollars) mocht verhoogd worden. In dit geval zou hij voortgaan met de uitgave van de Courant en op de eerste Vrijdag van 1814, de 7e Januari, de Courant in een groter formaat uitgeven. Anders zou hij zich in de onvermijdelijke noodzakelijkheid vinden met dit nummer afscheid van de Intekenaars te nemen. Naar de toestand van zaken in de kolonie te beoordelen, zeide hij verder, koesterde hij weinig hoop in den vervolge meer aanmoediging dan tot nu toe te zullen ondervinden.

De eerste veranderingen.

De ‘Curaçao Gazette’ verscheen opnieuw op Vrijdag de 7e Januari 1814, in hetzelfde formaat als voorheen. De

13. ‘De Onpartijdige’ (nr. 5) met ‘El Imparcial’ (nr. 10) waar het later in overging. Een van de bekendste bladen van het vroegere Curaçao.

14. Blad van ‘De Vrijmoedige’ (nr. 13) van C.D. Meijer. De advertenties staan op de voorpagina.

tie gaf ter verschoning hiervan te kennen, dat alle aangewende pogingen ter verkrijging van groter formaat papier vruchteloos gebleven waren; doch deed opmerken dat de Courant thans, uitgebreider dan vroeger was. Dit was ook werkelijk het geval; de vier bladzijden werden in twaalf in plaats van acht kolommen verdeeld, waardoor zeer weinig ongedrukt papier overbleef. De woorden ‘and Commercial Advertiser’ aan het hoofd, werden weggelaten. No 15 van 14 April 1815 was het eerste nummer van de ‘Curaçao Gazette’ dat in groter formaat werd uitgegeven. Toen werd ook de Intekening voor de Courant op acht dollars teruggebracht.

Curaçao komt weer aan Nederland.

Het blad bleef bestaan na de teruggave van Curaçao aan Nederland op Maandag 4 Maart 1816.

Het eerstvolgende nummer van 8 Maart 1816 droeg nog de Engelse titel, maar bevat twee belangrijke aanspraken van den gouverneur; een aan de raad van Civiele en Criminele Justitie op Curaçao en een aan de Raad van Politie op Curaçao. Zij vangen beide aan:

‘Wij Albert Kikkert, Commandeur van de Militaire Willemsorde, Vice Admiraal in dienst van Zijne Majesteit den Koning der Nederlanden, Gouverneur-Generaal van het Eiland Curaçao en onderhorige eilanden Bonaire en Aruba en Generaal en Admiraal in Chef van de Land en Zeemacht aldaar, enz. enz. enz.’

Het Nederlands bestuur had zijn plaats hernomen en na weinige weken, op 5 April 1816, kwam de Nederlandse kop boven de krant: De Curaçaosche Courant.

Toch is het goed te releveren, dat ook gedurende de Engelse administratie het Nederlands hier niet alleen toegelaten bleef, maar ook gebruikt werd. Verschillende nummers uit die tijd bevatten berichten en advertenties in het Nederlands.

De financiële perikelen van het blad werden ondervangen door het gouvernement, dat tegen betaling alle gouvernementsstukken deed opnemen. Hieruit onstond het semi-officiële karakter der Curaçaosche Courant, dat tot heden gehandhaafd bleef. Sedert jaren verschijnen er uitsluitend gouvernementsstukken in dit blad en heeft het dus naar het uitwendige geheel het karakter van een staatscourant in eigendom van het gouvernement. Dit is evenwel niet zo. De courant is gelijk in het hoofdstuk over de drukkerijen gezegd werd enkele malen met de drukkerij van eigenaar veranderd, maar steeds in particuliere handen gebleven. Hoewel het gebouw, waarin de drukkerij en het blad zich bevinden sedert 1929 ook gouvernementseigendom zijn, betaalt de tegenwoordige eigenaar Pieter C. Gorsira hiervoor huur, is hij zelf niet in

gouvernementsdienst en ontvangt hij een maandelijks bedrag voor de opneming der officiële stukken. Hoe groot dit bedrag is, is ons onbekend, doch de Heer P.C. Gorsira verzekerde ons, dat het lang niet voldoende is om daar alleen van het blad te bekostigen.

Het merkwaardigste is wel, dat de Heer Gorsira ons zeide, dat er vroeger een contract was, doch thans niet meer. De Heer Gorsira zou dus op een gegeven dag opneming der gouvernementsstukken kunnen weigeren of wel zou het gouvernement plotseling zijn stukken in een ander blad kunnen gaan plaatsen.

Het Curaçaos geheim.

Al was het aantal Intekenaren dus gering, de Curaçaosche Courant bleef in leven. De krant was nog geen allemansbezit geworden, dat merkwaardig instrument, dat naar de moeilijke opgave der journalistiek, aantrekkelijk en leesbaar moet zijn zowel voor den geleerde als den minder ontwikkelde, voor de aan het college opgeleide ontwikkelde rijke koopmansvrouw als de verkoopster. Deze ontwikkeling heeft de krant

overal door moeten maken. Daar kwam nog bij, dat het nieuws op Curaçao zich toen zeker evenals nu door mondelinge overlevering sneller verplaatst dan door de krant en naar herhaaldelijk gebleken is zelfs dan de radio. Nieuwe benoemingen, grote en kleine gebeurtenissen, persoonlijke brieven zowel van particuliere als van officiële personen, gouvernementsstukken en geheime beraadslagingen: het is hier alles gemeengoed van allen. Van krant en radio vraagt men slechts bevestiging en wie oppervlakkiger van aard is en met het gesproken woord genoegen neemt, behoeft geen krant te lezen. Nog thans is de bevolking onzer eilanden geen sterk krantenlezend publiek. Laat staan, toen de berichtgeving zo langzaam was.

Het nieuws uit Nederland was twee maanden en uit Indië tien maanden oud.

In het eerste nummer van De Curaçaosche Courant, dus van 1 December 1812, is het allerlaatste nieuws gedateerd van 17 September en de grote massa van het nieuws is van Juli en Augustus.

In het tweede nummer komen berichten voor uit Indië van Januari en Februari: dus elf en tien maanden oud.

De slag van Waterloo van 18 Juni 1815 wordt eerst twee maanden na dato verslagen.

Een der betreurenswaardigste voorvallen, die wezen op het gemis van middelen, van spoedige gemeenschap, waaraan vroegere tijden leden, was de slag bij New Orleans. Tussen Engeland en de Verenigde Staten was er oorlog: de vrede werd te Gent op 24 December 1814 getekend; de tijding bereikte Amerika op 11 Februari 1815; en op 8 Januari, (15 dagen nadat de vrede gesloten was) had de slag bij New Orleans plaats, bij welke zo grote verliezen aan mensenlevens te betreuren waren.

Zelfs in 1849 duurde het weken voor dat Curaçao op de hoogte kon komen van hetgeen in het Moederland plaats had gevonden. Het bericht van het overlijden van Koning Willem II, op 17 Maart 1849 te Tilburg, kreeg men hier eerst op 5 Mei d.a.v. te weten.

Van New York waren gewoonlijk de berichten dertig dagen en meer oud.

De overtrekking der Berezina van 26-29 November 1818 komt eerst drie maanden later als ‘flash’ nieuws in de krant.

Het was een goede rustige oude tijd. Niemand zal er ongelukkiger door geweest zijn, al kon het gebrek aan gemeenschapsmiddelen wel eens, gelijk aan de slag bij New Orleans geillustreerd, treurige gevolgen hebben.

Toch bleven die eerste redacteuren hameren op het nut van krantenlezen. Zij voedden het Curaçaose publiek op tot het rijp was die blaadjeslawine te veroorzaken, waarvan thans nog geen einde is. Op 9 December 1837 schrijft Redacteur A.L. Statius Muller in de Curaçaosche Courant een opvoedkundig stuk ter herdenking der Curaçaosche Courant:

Krantenlezen een behoefte des tijds in 1837.

‘De bewering, dat het lezen van Couranten of nieuwsbladen een behoefte voor een maatschappij uit onze tijd is geworden zal wel door niemand weersproken worden. Deze lectuur is daarom een behoefte, dewijl zij belangrijke stoffe tot onze gesprekken levert; zij verwijdert de omvang onzer denkbeelden, die anders in de kring van onze beroepsbezigheden beperkt zouden blijven; zij is onontbeerlijk voor onze

wetenschappelijke kennis, vooral voor de aardrijks- en geschiedkunde; het nagaan der bedrijvigheid onzer tijdgenoten op de uitgestreken aardbol is de voortzetting der aardrijks kunde en geschiedenis. Als rustige aanschouwers van een schouwspel gaan wij de daden en verrichtingen onzer evenmensen na; wij stellen belang in de loop der gebeurtenissen

en zien met nieuwsgierigheid derzelver ontknoping tegemoet. Hoewel ons personeel gevoelen geen invloed heeft op de loop der wereldgeschiedenis, zo kiezen wij toch partij, wij zien met blijdschap de zegepraal der verlichting over de onkunde en het bijgeloof, die van recht en onrecht en geweld. Ook als hulpmiddel om plaatselijke, staatkundige en commerciële afkondigingen publiek te maken, is het aanwezen ener Courant noodwendig. Het was daarom een nuttige zaak voor deze kolonie, toen hier een Courant drukkerij werd opgericht.’

Maar de intekenaren bleven uit: In hetzelfde artikel staat nog:

‘Om bovengemelde redenen zoude men verwachten, dat deze inrichting biezonder door het publiek ondersteund wierd; het tegendeel is ehter waar, het publiek draagt weinig bij tot de instandhouding dezer Courant, niet om dat dezelve niet algemeen gelezen wordt, neen: zo weinig smaak voor het lezen willen wij onzen landgenoten niet toekennen; de gemakkelijkheid om bij de weinige intekenaren dezelve om niet ter lezing te krijgen, is hiervan de oorzaak.’

De traagheid der abonnees is immer dezelfde geschiedenis voor de directeuren der plaatselijke kranten gebleven.

Inlichting, geen voorlichting.

De Curaçaosche Courant was een inlichtingenblad en op vrij conscientieuze wijze hebben de opeenvolgende redacteuren zich van hun taak gekweten. Deze taak was de menser hier op de hoogte te houden van wat er buiten gebeurde. Slechts een enkele maal heeft De Curaçaosche Courant zich aan critiek gewaagd, zoals in het vervolg nog zal worden aangestipt. En er gebeurde veel. Op aardige wijze heeft de Heer