• No results found

Oude doelen Beschermd Natuurmonument Duinen Den Helder Callantsoog

Haalbaarheid van verstuiving in het witte duin en het grijze duin

5.4 Oude doelen Beschermd Natuurmonument Duinen Den Helder Callantsoog

5.4.1 Knelpunten- en maatregelenanalyse oude doelen

Tabel 4.4 bevat een overzicht van de knelpuntenanalyse van de oude doelen in de Duinen Den Helder-Callantsoog. Uit tabel 5.2 blijkt dat er voor de ‘overige’ broedvogels en amfibieën en reptielen geen aanwijzingen zijn dat de huidige kwaliteit van de omgeving onvoldoende is. Voor de overige broedvogels en amfibieën en reptielen zijn beschermende maatregelen dan ook niet noodzakelijk.

Uit tabel 4.4 blijkt verder dat de tapuit sterk in aantal is afgenomen. Dit geldt niet alleen voor de Duinen Den Helder- Callantsoog maar voor heel Nederland. De Duinen Den Helder-Callantsoog is het belangrijkste broedgebied van de Tapuit in Nederland. De oorzaken van de achteruitgang zijn globaal bekend en hangen onder andere samen met vergrassing en verstruweling door stikstofdepositie, een verminderde dynamiek in de duinen en een afname van de konijnstand (zie ook bijlage 4.1). In broedseizoen is daarnaast de aanwezigheid van rust een belangrijke voorwaarde. Knelpunten voor met name de tapuit kunnen ontstaan door intensieve recreatie, vergrassing en de vos. Uit een analyse van de dichtheid van de territoria van de tapuit in relatie tot de recreatie intensiteit in de Noordduinen blijkt dat de dichtheid van territoria in afgesloten gebieden een factor 3 tot 4 hoger is dan in opengestelde gebieden (Peter Eekelder, 2010).

De bescherming van de tapuit wordt als volgt vormgegeven:

• Door de herstelmaatregelen in met name het (kalkarme) grijze duin (habitattype H2130B) waardoor herstel van de kwaliteit van het broedbiotoop van de tapuit plaatsvindt (bestaand uit open duingrasland met lage begroeiing afgewisseld door open plekken). De herstel maatregelen bestaan uit (zie paragraaf 4.2.2):

• Het genereren van verstuiving. In de grijze duinen wordt gestreefd naar minimaal 10% verstuivend oppervlak • Het verwijderen van exoten als bijvoorbeeld Amerikaanse vogelkers

• Continuering van de huidige begrazing om vergrassing tegen te gaan • Periodieke drukbegrazing en intensivering van begrazing met schapen • Het maaien van ca 25 ha duingrasland in het grijze duin

• Het chopperen van ca 25 ha duingrasland in het grijze duin.

• Door het beperken van de verstoring van de broedbiotopen van de tapuit onder andere als gevolg van recreatie. Landschap Noord-Holland heeft de afgelopen jaren een actief beleid gevoerd om de effecten van recreatie op de tapuitenpopulatie zoveel mogelijk te beperken onder andere door het toepassen van zonering. Dit beleid wordt gecontinueerd. Concreet wordt dit uitgevoerd door:

• Uitvoering te geven aan eenc onvenant . Hierin worden afspraken gemaakt door de provincie Noord-Holland, de gemeenten Schagen en Den Helder en Landschap Noord-Holland . In het convenant worden afspraken gemaakt over de wijze waarop deze partijen zullen handelen wanneer er sprake is nieuwe activiteiten in de Duinen Den Helder-Callantsoog en de directe omgeving die de kwaliteit van het leefgebied van de tapuit mogelijkerwijs aantasten en kunnen leiden tot verstoring van de aanwezige populatie.

• Het uitvoeren van een verkenning die ingaat op de vraag hoe een duurzaam recreatief gebruik van de Duinen Den Helder-Callantsoog en de directe omgeving kan samengaan met het duurzaam instandhouden en ontwikkelen van de tapuitenpopulatie in dit duingebied.

Tabel 5.4 Knelpuntenanalyse Oude doelen Beschermd Natuurmonument Duinen Den Helder-Callantsoog

Ecologische vereisten Kwaliteit en trends Knelpunten

Tapuit

De broedbiotoop van de tapuit bestaat uit open, schaars begroeid, doorgaans zandig terrein met lage begroeiing afgewisseld met kale plekken. Belangrijk is dat er enige uit- zichtmogelijkheden zijn zoals zand- en steenhopen, boomstronken en palen. De soort nestelt in holtes in de grond, vaak in konijnenholen, maar ook in steenhopen en onder takkenbossen of stobben. Voedsel zoekt de tapuit al lopend door ‘rennen-pik- ken-rennen’. Voor deze foerageertechniek is open grond of een gebied met zeer lage ve- getaties nodig. Door konijnen intensief be- graasde terreinen zijn daarom in trek bij de tapuit. Het voedsel van tapuiten bestaat uit insecten en ander klein gedierte.

In de afgelopen decennia is de Tapuit sterk in aantal afgenomen als broedvogel in de Ne- derlandse kustduinen en heidevelden. Van enkele duizenden paren in de jaren zeventig bleken er in 1998-2000 hooguit 600-800 over te zijn, en in 2007 nog slechts 240-280. Een groot deel van de resterende Nederlandse tapuitenpopulatie broedt in enkele Noord- Hollandse duingebieden, waarvan de Duinen van Den Helder en Callantsoog de belangrijk- ste is.

De oorzaken van de dramatische achteruit- gang van de tapuit zijn globaal bekend. Oor- zaken voor de achtergang zijn het verdwij- nen/dichtgroeien van kortgrazige open duinvegetaties door de stikstofdepositie, de afname van dynamiek in het open duin en de afname van de konijnenstand (met als ge- volg afname van de begrazing en afname van geschikte broedplaatsen) . Ook tijdens de trek of overwintering kan de tapuitenpopu- latie negatief worden beïnvloed.

Overige broedvogels

Aanvullende ecologische vereisten voor broedvogels zijn rust en vegetatie met struc- tuur- en soortenvariatie. Specifiek voor de grote bonte specht is de aanwezigheid van staand dood hout in de duinbossen van be- lang. Voor de moerasvogels is het van belang dat er een goede ontwikkelde water- en oe- vervegetatie met onder andere riet aanwe- zig is.

Er zijn geen aanwijzigen dat de huidige kwa- liteit van het leefgebied van de betreffende soorten ten aanzien van de aanvullende ver- eisten onvoldoende is.

Er zijn geen aanwijzingen dat er knelpunten zijn met betrekking tot de aanvullende ver- eisten van de betreffende soorten.

Amfibieën en reptielen

Voor de zandhagedis bestaande aanvullende ecologische vereisten uit overgangen van open naar begroeid zand. Amfibieën vereisen specifiek de aanwezigheid van ondiep open water om zich te kunnen voortplanten.

Er zijn geen aanwijzigingen dat de huidige kwaliteit van het leefgebied van de betref- fende soorten ten aanzien van de aanvullen- de vereisten onvoldoende is.

Er zijn geen aanwijzingen dat er knelpunten zijn met betrekking tot de aanvullende ver- eisten van de betreffende soorten.

6

TOETSING HUIDIG GEBRUIK EN KADER

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN