• No results found

tingen van de betrokken 16 ondernemers over werkwijzen en vaardigheden rond het groeipro- ces van melkveebedrijven.

Het betreft de opvattingen zoals de onderne- mers die hadden op het tijdstip van onderzoek in het voorjaar van 2012.

Achtereenvolgens komen hier aan de orde:

• vaardigheden die nodig zijn om groei te combineren met een beter economisch re- sultaat,

• criteria voor het beoordelen van investe- ringsplannen en het rendement van investe- ringen in diverse soorten productiemiddelen. • Reacties van ondernemer op enkele stellin-

gen rond het thema investeren op melkvee- bedrijven.

3.6.1 Belangrijke vaardigheden om groei te combineren met rendement Uit figuur 3.8 blijkt dat de ondernemers vrijwel

alle onderzochte vaardigheden belangrijk von- den. Alle scores zijn hoger dan de midden- waarde van 3 (tussen ‘niet belangrijk’ en ‘erg

belangrijk’). Beide groepen zien veemanage- ment, organisatie en financieel management als de drie belangrijkste vaardigheden. De opvat- ting dat alles belangrijk is komt bij de MiSu

Rapport 624

meer voor dan bij de MeSu. Binnen de MiSu zijn, op één na, alle scores 4 of hoger. Bij de MeSu is iets meer focus aangebracht: in plaats van acht vaardigheden beoordelen zij zes vaar- digheden met een 4 of hoger. De grootste en meest betrouwbare verschillen tussen MiSu en

MeSu zijn de beoordelingen voor communicatie met de omgeving, financieel management en personeelsmanagement. Deze drie vaardighe- den vinden de MiSu belangrijker dan de MeSu. Bij de MeSu valt op dat ze verkoop en inkoop iets belangrijker vinden.

Figuur 3.8 Vaardigheden die nodig zijn om groei te combineren met rendement.

3.6.2 Criteria voor beoordeling investeringsplannen Voor het beoordelen van investeringsplannen hechten de MeSu veel belang aan rendement van de investering, beschikbaarheid van kapi- taal en het voorkomen van liquiditeitsproble- men. Alle drie scoren ongeveer even hoog (fi- guur 3.9). Binnen de MiSu is het voorkomen van liquiditeitsproblemen duidelijk het belang- rijkst, gevolgd door de twee andere criteria die

ook in de top drie van de MeSu voorkomen. Beide groepen vinden de investering per koe- plaats en de lengte van de aflossingsperiode minder belangrijk. Bij de waardering van deze twee laatste criteria is het verschil tussen de beide groepen overigens het grootst. De MiSu hechten er meer waarde aan dan de MeSu.

3.6.3 Rendement van investeringen Op de vraag om het rendement van diverse investeringen te beoordelen op een as van zeer slecht naar erg goed, geven de deelnemers de scores die zijn weergegeven in figuur 3.10. De rangorde van diverse investeringen op basis van het rendement van die investering is bij de MiSu en de MeSu vrijwel gelijk, met uitzonde- ring van de investeringen in melkrobot , grond en voerrrobot. Over het algemeen geldt dat MiSu optimistischer zijn over het rendement van investeringen dan MeSu. Dit geldt niet voor investeringen in grond, machines en melkquo- tum. Voor machines sluit die zienswijze aan bij de keus van de MeSu om veel voederwinnings- activiteiten zelf uit te voeren met eigen machi- nes.

Wanneer we scores per productiemiddel verge- lijken, zijn de verschillen het meest betrouwbaar voor de productiemiddelen melkrobot en voer- opslag. In beide gevallen kennen de MiSu daaraan een hoger rendement toe dan de Me-

Su. Dat geldt in iets mindere mate ook voor de investeringen in vervanging van de stal en extra stalruimte.

De verschillen tussen MeSu en MiSu van het verondersteld rendement van investeringen in grond worden waarschijnlijk deel veroorzaakt door regionale invloeden. In Noord-Brabant is de grondprijs aanmerkelijk hoger dan in Fries- land. Gegeven een ongeveer gelijke productie per ha, dan ligt het voor de hand dat melkvee- houders in Noord-Brabant het rendement van investeringen in grond lager inschatten. Uit tabel 3.4 bleek dat de MiSu wel meer in grond hebben geïnvesteerd dan de MeSu, Blijkbaar spelen andere argumenten dan rendement (op korte termijn) hier een rol.

Investeringen in koecomfort zien beide groepen als de meest rendabele investeringen. De MiSu kennen hier nog een iets hogere score aan toe dan de MeSu.

Figuur 3.10 Verondersteld rendement van investeringen.

3.6.4 Stellingen rond investeren

In figuur 3.11 staan de scores die de veehou- ders toekennen aan een serie stellingen rond investeren. De stellingen zijn gerangschikt op basis van de score die is toegekend door de MeSu. In de figuur zien we dat de MiSu aan twee stellingen duidelijk afwijkende scores toe- kennen dan de MeSu. De stelling “Investeren is nodig voor de continuïteit” wordt door de MiSu (significant) veel sterker onderschreven dan door de MeSu. De tweede stelling waarvoor dit

geldt, maar waarbij het verschil niet significant is, is “Investeren is nodig om de opvolger een goede kans te geven om het bedrijf voort te zetten”.

Voor de eerste stelling in de figuur geldt dat de MeSu het daar sterker mee eens zijn dan de MiSu. Zij hechten dus meer waarde aan inves- teren in de eigen capaciteiten die er toe kunnen

Rapport 624

leiden dat de ondernemer het grotere bedrijf beter kan organiseren.

De beide stellingen rond het zo laag mogelijk houden van het investeringsbedrag krijgen rela-

tief weinig bijval. Beide groepen lijken van me- ning dat je de investering op zich moet beoor- delen en niet het investeringsbedrag.

Figuur 3.11 Scores voor stellingen rond investeren.

3.6.5 Conclusies over werkwijzen en vaardigheden 1. Beide groepen hechten veel waarde aan

vaardigheden rond veemanagement, or- ganisatie en financieel management. De MeSu benadrukken daarnaast het belang van in- en verkoopvaardigheden. Terwijl de MiSu sterker het belang van externe com- municatie en personeelsmanagement be- nadrukken.

2. De belangrijkste criteria voor het beoorde- len van investeringsplannen zijn voor Me- Su rendement en liquiditeit, terwijl de MiSu liquiditeit sterker benadrukken dan rende- ment.

3. Over het veronderstelde rendement van investeringen in verschillende productie- middelen zijn de beide groepen het be-

hoorlijk eens. Het grootste verschil tussen beide groepen doet zich voor rond melkro- bot en grond. De MiSu schatten het ren- dement van de melkrobot hoger in dan de MeSu. Voor grond geldt het omgekeerde: de MeSu verwachten een hoger rende- ment dan de MiSu, maar dat heeft mogelijk te maken met het verschil in grondprijs tussen Friesland en Noord-Brabant. 4. Investeren in de eigen capaciteiten vinden

de MeSu belangrijker dan door de MiSu. De MiSu benadrukken sterker dan de Me- Su dat investeren belangrijk is voor conti- nuïteit en om de opvolger een goede kans op voortzetting te geven.

4 Synthese en discussie

4.1 Invloed van selectie deelnemers, regio, intensiteit en grondaankoop