• No results found

Opvattingen over geven en goededoelenorganisaties

In document Geven door huishoudens (pagina 23-27)

Naast het feitelijke geefgedrag brengen we in ‘Geven in Nederland’ ook kennis en opvat-tingen over geefgedrag en goededoelenorganisaties in kaart. We vragen naar de bekend-heid van Nederlanders met het CBF-Keur en de ANBI-status en naar hun kennis over fiscale regels voor aftrekbaarheid van giften. Daarnaast vragen we naar opvattingen over de effectiviteit van het werk van goededoelenorganisaties en het vertrouwen in deze orga-nisaties. De meeste van de vragen met betrekking tot deze onderwerpen zijn niet aan allochtone respondenten voorgelegd.

Hoewel een grote meerderheid van de bevolking nog altijd niet bekend is met de ANBI-status, blijkt de bekendheid hiervan in 2014 wel iets te zijn toegenomen – tot 17%, dit was 12% in 2012. Tegelijkertijd zien we dat de bekendheid van het CBF-Keur sinds 2010 wat is afgenomen, van 44% naar 40% in 2014. Nederlanders blijken het geefgedrag van hun medeburgers te onderschatten. De respondenten denken dat slechts de helft geeft aan goede doelen, terwijl dit tegen de 90% loopt. Ook de hoogte van het geefgedrag wordt onderschat. Gemiddeld verwachten onze respondenten dat het geefgedrag ` 74 bedraagt, terwijl het in werkelijkheid ongeveer ` 200 is. De onderschattingen van zowel het percen-tage van de bevolking dat geeft als het bedrag dat Nederlanders geven zijn in de afgelopen twee jaar toegenomen.

1 We hebben deze cijfers berekend door tabellen die het CBS op ons verzoek op basis van de aangiften inkomstenbelasting heeft gemaakt over het gebruik en de hoogte van de giftenaftrek te combineren met gegevens van ons onderzoek onder vermogende Nederlanders. Zie de methodologische verantwoording

>>

Tabel 1.8 Profiel van de vermogende gever

Kans Bedrag a

Man 96% / 2.359 /

Vrouw 96% 0 1.541 (-)

Geboren na 1980 100% / 455 /

Geboren 1971-1980 95% 0 1.153 0

Geboren 1961-1970 97% 0 2.056 0

Geboren 1951-1960 97% 0 1.960 0

Geboren 1941-1950 95% 0 2.395 0

Geboren voor 1941 97% 0 2.104 0

Geen partner 95% / 1.718 /

Partner 96% 0 2.299 0

Geen kinderen in huishouden 96% / 2.185 /

Kinderen in huishouden 95% 0 2.504 +

Opleiding: basisschool/mbo 96% / 1.677 /

Opleiding: mbo/havo/vwo 96% 0 2.238 0

Opleiding: hbo/wo 96% 0 2.278 0

Vermogen: negatief 94% / 1.028 /

Vermogen: ` 0 tot ` 50.000 96% 0 880 0

Vermogen: ` 50.000 tot ` 100.000 99% 0 1.368 0

Vermogen: ` 100.000 tot ` 500.000 97% 0 1.635 0

Vermogen: ` 500.000 tot ` 1 miljoen 95% 0 2.042 0

Vermogen: ` 1 miljoen tot ` 5 miljoen 96% 0 3.810 +

Vermogen: ` 5 miljoen tot ` 10 miljoen 94% 0 6.196 +

Vermogen: ` 10 miljoen of meer 95% 0 4.684 +

Huurhuis 93% / 2.004 /

Eigen huis 96% 0 2.234 0

Onkerkelijk 95% / 1.461 /

Rooms-katholiek 95% 0 2.052 0

Tabel 1.9 Kennis over goede doelena

2004 2006 2008 2010 2012 2014

Kent ANBI-status 12% 17%

Kent CBF-Keur 41% 38% 42% 44% 42% 40%

Hoeveel procent van de bevolking geeft volgens u? 58% 60% 58% 50%

Hoeveel euro geeft het gemiddelde huishouden volgens u?

` 74 ` 90 ` 100 ` 74

a In het jaar waarin de gegevens verzameld zijn. Zie de methodologische verantwoording.

>> Kans Bedrag a

Protestant 99% (+) 3.703 +

Overige religie 99% 0 4.667 +

Bezoek kerk/moskee/tempel: nooit 95% / 1.705 /

Bezoek kerk/moskee/tempel: één of enkele malen per jaar

99% 0 3.194 (+)

Bezoek kerk/moskee/tempel: vaker 99% 0 4.778 +

Aantal manieren gevraagd: geen 93% / 1.832 /

Aantal manieren gevraagd: één tot vier 97% + 2.187 0

Aantal manieren gevraagd: meer dan vier 97% 0 2.691 (+)

Altruïstische waarden: laag 94% / 1.033 /

Altruïstische waarden: hoog 97% (+) 2.868 +

Empathie: laag 94% / 1.635 /

Empathie: hoog 97% 0 2.454 (+)

Sociaal vertrouwen: laag 93% / 1.872 /

Sociaal vertrouwen: hoog 98% + 2.490 (+)

a Alleen onder de mensen die hebben gegeven. De bedragen zijn gewinsoriseerd op het 99e percentiel om de invloed van uitschieters te verminderen.

/ Geeft aan dat de betreffende categorie de referentiegroep vormt; 0 geeft aan dat de waarde in deze categorie statistisch niet verschilt van de waarde in de referentiegroep; + geeft aan dat deze groep een hogere waarde heeft dan de referentiegroep, – geeft aan dat deze groep een lagere waarde heeft dan de referentiegroep; (+) geeft aan dat deze groep een hogere waarde heeft dan de referentiegroep, maar dat het verband verdwijnt als rekening gehouden wordt met andere factoren in de analyse.

Nederlanders zijn niet goed op de hoogte van de verandering in de fiscale regels voor aftrekbaarheid van giften aan goede doelen, zo blijkt uit tabel 1.10. Hoewel in uitzon-deringsgevallen optie 2 ook een juist antwoord kan zijn, is voor de meeste Nederlanders optie 3 van toepassing.1 Bijna de helft van de respondenten denkt dat giften aan cultuur niet langer aftrekbaar zijn en iets meer dan één op de drie respondenten denkt dat giften aan cultuur verminderd aftrekbaar zijn. Dat deze door de multiplier voor giften aan cul-turele instellingen die per 1 januari 2012 is ingevoerd juist verhoogd aftrekbaar zijn, blijkt minder dan één op de vijf Nederlanders (18%) te weten. De kennis over de multiplier is groter onder vermogende Nederlanders. We besteden uitgebreid aandacht aan deze cijfers in de special over de multiplier in de Geefwet (hoofdstuk 15).

Tabel 1.10 Kennis over fiscale regels voor aftrekbaarheid van giften aan goede doelen (in procenten)

Gehele bevolking Vermogende Nederlanders Giften aan cultuur zijn niet langer aftrekbaar 45,9 25,8 Giften aan cultuur zijn verminderd aftrekbaar 31,2 24,7 Giften aan cultuur zijn verhoogd aftrekbaar 17,6 43,9 Giften aan cultuur worden verdubbeld door de overheid 5,7 5,5

Een veelvoorkomende ergernis van Nederlanders over goede doelen is de frequentie waar-mee zij om giften vragen. Acht van de tien Nederlanders ergeren zich daar wel eens aan.

Dit percentage is niet systematisch veranderd in de afgelopen jaren. Ongeveer 30% van de bevolking heeft veel of erg veel vertrouwen in goededoelenorganisaties en een ongeveer gelijk percentage heeft weinig of geen vertrouwen in die organisaties, zo laat tabel 1.11 zien. De overige 40% zit daartussenin.

Tabel 1.11 Houding onder autochtone respondenten tegenover goededoelenorganisaties, 2004-2014 (‘mee eens’ of ‘helemaal mee eens’, in procenten)

2004 2006 2008 2010 2012 2014 Ergernis over aantal verzoeken om giften 81 84 80 83 79 81 Geen/weinig vertrouwen in goededoelenorganisaties 22 20 21 24 28 28 Veel/erg veel vertrouwen in goededoelenorganisaties 29 42 35 33 30 29 Noot: In het jaar waarin de gegevens verzameld zijn. In 2002 zijn geen gegevens verzameld.

Het vertrouwen in goededoelenorganisaties is sinds 2012 gelijk gebleven. We zagen in eerdere jaren een daling van het percentage van de Nederlanders dat zegt veel of erg veel vertrouwen te hebben in goededoelenorganisaties en een stijging van het percentage dat zegt geen of weinig vertrouwen te hebben in die organisaties. Het percentage dat veel of erg veel vertrouwen heeft, nam af van 42 in 2006 naar 30 in 2012 en bleef in 2014

1 Een uitgebreide beschrijving van de opties staat in hoofdstuk 15.

ongeveer op datzelfde niveau. Het percentage dat geen of weinig vertrouwen heeft, nam toe van 20 in 2006 naar 28 in 2012 en bleef gelijk in 2014.

Tabel 1.12 Opvattingen over effectiviteit van goededoelenorganisaties, 2010 en 2012 (‘mee eens’ of

‘helemaal mee eens’, in procenten)

2010 2012 2014

Goede doelen zijn vaak niet effectief bezig 51 51 47

Veel goede doelen leveren slecht werk 23 25 19

Geld geven aan ontwikkelingshulp heeft geen zin 32 30 31

Goede doelen leveren een effectieve bijdrage aan de oplossing van problemen in de wereld

28 30 28

Uit tabel 1.12 blijkt dat Nederlanders uiteenlopend denken over de effectiviteit van goe-dedoelenorganisaties. Terwijl iets minder dan de helft het eens is met de stelling dat goede doelen vaak niet effectief bezig zijn, is niet meer dan één op de vijf respondenten het eens met de stelling dat veel goede doelen slecht werk leveren. Ongeveer 30% van de Nederlanders stemt in met de stelling dat ontwikkelingswerk geen zin heeft. Een ongeveer even groot deel van de Nederlanders is het juist eens met de stelling dat goededoelenorga-nisaties een effectieve bijdrage leveren aan de oplossing van problemen in de wereld. We zien geen systematische trends in deze percentages in de loop van de tijd. Het percentage respondenten dat vindt dat veel goede doelen slecht werk leveren lijkt in 2014 wat te zijn afgenomen, maar het is te vroeg om hier van een kentering te spreken.

In document Geven door huishoudens (pagina 23-27)