• No results found

4. Analyse

4.4 Oplossingsrichtingen

Op basis van de interviews met respondenten G, H en I zijn twee generieke oplossingsrichtingen bedacht die in de toekomst het risico op ongeoorloofde staatssteun kunnen verminderen. Zoals al eerder aangegeven is de oplossing meer controle door bijvoorbeeld meer te evalueren hier niet meegenomen vanwege tijd en capaciteitslimieten. In plaats daarvan is gezocht naar oplossingen die zijn te integreren in het huidige werkproces zonder dat dit te veel extra tijd of capaciteit kost. Deze

69 twee oplossingen zijn de Dienst van Algemeen Economisch Belang (DAEB) en het verspreiden van kennis over de financieringsmethoden.

4.4.1 Dienst van Algemeen Economisch Belang

Een DAEB is een juridische constructie voor het financieren van private instellingen. Een DAEB zit praktisch tussen een subsidie en geoorloofde staatssteun in. Het is daarmee een

financieringsmethode die zich goed leent voor de staatssteun problematiek. Respondent I zegt “een DAEB is een instrument dat volledig onbekend is in dit pand [het ministerie van OCW], terwijl het juist een instrument is dat goed zou kunnen worden toegepast”. Een DAEB is een juridische vorm die is neergelegd in artikel 106 van het VWEU. Er wordt hier niet ingegaan op de juridische kant van dit instrument omdat dit zal leiden tot een zeer juridische uiteenzetting. De kern van een DAEB is echter dat het “zich goed leent voor instellingen waarmee we een lange subsidie relatie hebben”. Bij een DAEB wijst de overheid een private organisatie aan die een economische dienst moet gaan

verrichten die in het algemeen belang is. Praktisch betekent dit dat een bestaande steunmaatregel of een nieuwe steunmaatregel wordt aangewezen als een DAEB. De steunmaatregel zelf verandert in wezen niet, alleen het juridisch label verandert. In de drie casestudies wordt een groot aantal van de activiteiten die de instellingen verrichten, gedaan in het algemeen maatschappelijk belang. Het bevorderen van ICT op middelbare scholen of ervoor zorgen dat meer vrouwen in de techniek terecht komen kunnen in het algemeen belang van de maatschappij zijn. Wanneer de overheid een DAEB aanwijst en er wordt voldaan aan de vier zogeheten ‘altmark-voorwaarden’, kan er geen sprake zijn van ongeoorloofde staatssteun. Een DAEB die voldoet aan de altmark-voorwaarden is juridisch per definitie geen (on)geoorloofde staatssteun. Een DAEB toekennen aan een bestaande of nieuwe maatregel is daarom een nuttig instrument om ongeoorloofde staatssteun te voorkomen. De altmark voorwaarden staan hierin echter centraal omdat hier immers wel aan voldaan moet worden. In het altmark arrest10 zijn de volgende vier voorwaarden bepaald: (1) de begunstigde onderneming moet daadwerkelijk belast zijn met de uitvoering van de openbare dienstverplichtingen, (2) de criteria op basis waarvan de compensatie wordt berekend, moeten vooraf op objectieve en transparante wijze worden vastgesteld om te voorkomen dat de compensatie een economisch voordeel bevat waardoor de begunstigde onderneming de concurrentie kan vervalsen, (3) de compensatie mag niet hoger zijn dan nodig is om de kosten van de uitvoering van de openbare dienstverplichting geheel of

gedeeltelijk te dekken, rekening houdend met de opbrengsten alsmede met een redelijke winst uit de uitvoering van de verplichtingen en (4) als de met de uitvoering van de openbare

dienstverplichtingen te belasten onderneming niet is gekozen door middel van een openbare

10 Arrest van het Hof van 24 juli 2003, Altmark Trans GmbH en Regierungspräsidium Magdeburg tegen Nahverkehrsgesellschaft Altmark GmbH, C-280/00, ECLI:EU:C:2003:415

70 aanbesteding, moet de noodzakelijke compensatie worden vastgesteld aan de hand van de kosten die een gemiddelde, goed beheerde onderneming zou hebben gemaakt om deze verplichtingen uit te voeren (Europa Decentraal, 2018). De altmark voorwaarden zijn anders dan de staatssteunregels waardoor het vestigen van een DAEB in bepaalde situaties makkelijker is dan voldoen aan de staatssteunregels. Vandaar dat een DAEB een nuttig instrument zal zijn voor het ministerie.

4.4.2 Kennis over financieringsmethoden

De DAEB is een bestaand instrument dat praktisch niet wordt gebruikt binnen het ministerie van OCW, terwijl dit in een aantal gevallen het beste instrument zou zijn. Respondenten G en H geven beide aan dat bij beleidsmedewerkers vaak niet genoeg kennis in huis is om te bepalen wanneer welk financieel instrument zou moeten worden toegepast. Elk financieringsinstrument heeft namelijk voordelen en nadelen. Zo is bij een aanbesteding inhoudelijke controle makkelijker en is bij een subsidie eigen inbreng van partijen makkelijker. Een projectsubsidie past beter bij een tijdelijke activiteit, terwijl een instellingssubsidie beter past bij een activiteit die continu loopt. Bij activiteiten die continu lopen kan het beter zijn om dit te verankeren in een wettelijke taak, zodat de activiteit wettelijk gewaarborgd is. Zulke organisaties worden dan een Rechtspersoon met een Wettelijke Taak (RWT’s). Soms is het echter wenselijk om geen RWT te vestigen maar een Zelfstandig Bestuursorgaan (ZBO). Dit onderzoek zal niet ingaan op alle voor en nadelen van de verschillende instrumenten en bijbehorende financiering maar door een aantal instrumenten te noemen wordt geïllustreerd hoeveel verschillende mogelijkheden een beleidsmedewerker heeft wanneer hij of zij een private partij wil financieren voor een bepaalde activiteit.

Zowel respondent G als H geeft aan dat beleidsmedewerkers vaak het instrument gebruiken dat hun voorganger heeft gebruikt of het instrument dat ‘hot’ is op de afdeling. Wanneer

beleidsmedewerkers echter de kennis bezitten om te weten wat de voordelen en nadelen van elk instrument zijn, kunnen zij beter inschatten in welke situatie welk instrument het meest geschikt is.

Door het juist toepassen van de verschillende instrumenten kan een risico op ongeoorloofde staatssteun worden verminderd. Immers ontstaan staatssteun problemen vaak al bij de verkeerde instrument keuze. Wanneer iets wordt gesubsidieerd wat eigenlijk had moeten worden aanbesteedt is het bijna per definitie staatssteun. Als iets aanbesteedt kan worden kan het namelijk door de markt worden uitgevoerd wat betekent dat subsidiëren marktverstorend zou werken.

De kennis over de verschillende financiële en juridische instrumenten is wel bekend bij de stafdirecties Wetgeving en Juridische Zaken (WJZ) en Financieel Economische Zaken (FEZ), maar deze kennis wordt op basis van dit onderzoek te weinig gedeeld met de beleidsdirecties. Een mogelijke oplossing is daarom om beleidsmedewerkers beter uit te rusten met de benodigde kennis over de instrumentkeuze zodat het risico op ongeoorloofde staatssteun in de toekomst kleiner wordt. Het

71 gaat hierbij dan om het proactief toebedelen van kennis aan beleidsmedewerkers en niet om

achteraf een inhaalslag proberen te maken.

72