• No results found

2. Staatssteun

2.2 Het formele aspect

2.2.2 Artikel 107 lid 2 & 3

Wanneer aan alle vijf criteria, ook wel vereisten, is voldaan, is er sprake van staatssteun. Staatssteun is op basis van artikel 107 lid 1 VWEU verboden. Er kan echter sprake zijn van een van de

27 uitzonderingsvormen in lid 2 of 3 van datzelfde artikel. Wanneer wordt voldaan aan de vereisten van deze uitzonderingen, blijft er sprake van staatssteun maar wordt dit verenigbare staatssteun (ook wel geoorloofde staatssteun) genoemd. Dit betekent dat de staatssteunmaatregel wel rechtsgeldig mag worden uitgevoerd. De drie uitzonderingen uit artikel 107 lid 2 VWEU zijn: (1) steunmaatregelen van sociale aard aan individuele verbruikers op voorwaarde dat deze toegepast worden zonder onderscheid naar de oorsprong van de producten, (2) steunmaatregelen tot herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen en (3) steunmaatregelen aan de economie van bepaalde streken van de Bondsrepubliek Duitsland die nadeel ondervinden van de deling van Duitsland, voor zover deze steunmaatregelen noodzakelijk zijn om de door deze deling berokkende economische nadelen te compenseren (VWEU, 1957). De eerste uitzondering vindt geen toepassing in Nederland (Dijkman, et al., 2008). De tweede uitzondering kan van toepassing zijn in Nederland mits er een natuurramp of andere buitengewone gebeurtenis plaatsvindt (VWEU, 1957).

Op de derde uitzondering is geen succesvol beroep meer gedaan sinds 1990. Het kenmerkende verschil tussen de uitzonderingsvormen benoemd in lid 2 en lid 3 van artikel 107 VWEU is dat bij lid 2 de Europese Commissie geen discretionaire bevoegdheid heeft. Dat wil zeggen dat de EC geen ruimte heeft om naar eigen inzicht te bepalen of is voldaan aan de voorgelegde casus. Anders gezegd, de letter van de wet moet letterlijk worden gevolgd. Vandaar dat de uitzonderingen in lid 2 relatief weinig toepassing vinden.

De uitzonderingen van lid 3 daarentegen vinden vaker toepassing. In lid 3 staan vijf

uitzonderingen: (1) steunmaatregelen ter bevordering van de economische ontwikkeling van streken waarin de levensstandaard abnormaal laag is of waar een ernstig gebrek aan werkgelegenheid heerst, (2) steunmaatregelen om de verwezenlijking van een belangrijk project van

gemeenschappelijk Europees belang te bevorderen of een ernstige verstoring in de economie van een lidstaat op te heffen, (3) steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van

economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken, (4)

steunmaatregelen om de cultuur en de instandhouding van het culturele erfgoed te bevorderen en (5) andere soorten van steunmaatregelen aangewezen bij besluit van de Raad, op voorstel van de Commissie (VWEU, 1957). De eerste uitzondering is niet van toepassing in Nederland omdat Nederland op of boven de gemiddelde levenstandaard en werkgelegenheid ligt (Dijkman, at al., 2008). Uitzondering twee wordt geacht alleen van toepassing te zijn op projecten die deel uitmaken van een supranationaal programma of een programma tussen meerdere lidstaten (Dijkman, at al., 2008). Uitzondering drie wordt het meest ingeroepen door lidstaten. Er is, in tegenstelling tot uitzondering 1, geen levensstandaardeis, waardoor in principe elke lidstaat gebruik kan maken van deze uitzondering. Bovendien bieden de categorieën ontwikkelen van economische bedrijvigheid of het verbeteren van regionale economieën enige beleidsruimte voor de EC (Dijkman, et al., 2008).

28 Anders gezegd, de EC heeft beoordelingsvrijheid en kan daarom makkelijker een uitzondering

toekennen. De Europese Commissie stelt ook maar één voorwaarde om aanspraak te maken op deze uitzondering. Namelijk dat de betreffende maatregel de omstandigheden waaronder het

handelsverkeer plaatsvindt niet zódanig verandert, dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad (Dijkman, et al., 2008). Enige mate van vervalsing van de mededinging is dus toegestaan, het moet echter wel een geringe vervalsing zijn. Bovendien wordt verwacht dat de begunstigde onderneming binnen enkele jaren zonder de steun kan blijven opereren. Uitzondering vier betreft de cultuuruitzondering. Omdat cultuur kan worden gezien als gemeenschappelijk belang, hecht de EC waarde aan het ontwikkelen of behouden ervan. Echter is bij de meeste culturele subsidies geen sprake van staatssteun omdat niet wordt voldaan aan de criteria voor staatssteun. Zo gaat het over het algemeen om een kleine lokale activiteit of is er geen sprake van een onderneming (Dijkman, et al., 2008). De uitzondering wordt om die reden over het algemeen alleen op grotere

cultuursteunmaatregelen toegepast. Juist omdat het alleen grotere steunmaatregelen betreft wordt de cultuuruitzondering relatief strikt toegepast en dient een sterke onderbouwing van het belang te worden gegeven (Dijkman, et al., 2008). Tot slot stelt uitzondering vijf van artikel 107 lid 3 VWEU dat de Raad van Ministers, op voorstel van de EC, andere soorten steunmaatregelen verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kan verklaren (Dijkman, et al., 2008; VWEU, 1957).

Zoals al eerder is vermeld, is het verschil tussen lid 2 en lid 3 van artikel 107 VWEU dat bij lid 3 de EC beoordelingsvrijheid heeft. Dat betekent dat de EC zelf mag beoordelen of een maatregel onder een van de uitzonderingen van lid 3 valt. Tijdens deze beoordeling neemt de EC ook altijd de noodzakelijkheidstoets en proportionaliteitstoets mee (Hessel & van der Velden, 2015; Dijkman, et al., 2008). De noodzakelijkheidstoets gaat in op de vraag of de maatregel ook daadwerkelijk

noodzakelijk is om het beoogde doel te bereiken. De proportionaliteitstoets gaat in op de vraag of de steun in proportie is. Dat wil zeggen of er niet met een minder ingrijpende maatregel hetzelfde doel kan worden bereikt. Hierbij wordt vaak gekeken naar de duur, de reikwijdte en de intensiteit van de maatregel (Dijkman, et al., 2008). Om artikel 107 VWEU kort samen te vatten staat hieronder een schematische weergave van het te doorlopen stroomschema om te controleren of een maatregel

29 onder de staatssteunregels valt. Het is een zeer versimpelde weergave.

Figuur 1: Versimpelde weergave artikel 107 VWEU