• No results found

7 Stimulering van tijdelijke natuur

7.7 Oplossing 5: Verplicht toelaten van tijdelijke natuur

In de voorgaande oplossingen bleef de Minister van LNV afhankelijk van de vrijwillige medewerking van de projectontwikkelaar. Het valt echter te overwegen om in ontheffingen voor projecten zoals de aanleg van een woonwijk of bedrijfsterrein een voorschrift op te nemen dat het verbiedt om op braakliggend terrein natuurwerende maatregelen te nemen.

In dat geval moet in de ontheffingaanvraag ook de verwijdering van tijdelijke natuur worden opgenomen omdat dit een te voorzien gevolg is van de naleving van de ontheffingsvoorschriften.

Zoals uit het voorgaande al bleek kunnen particulieren niet worden verplicht om maatregelen te nemen die flora en fauna ten goede komen, bijvoorbeeld in het kader van de vaststelling van het beheerplan. Om maatregelen te kunnen voorschrijven moet een uitdrukkelijke wettelijke grondslag voorhanden zijn. In de Nbwet 1998 is om die reden ook een speciale regeling voor (actieve) beheermaatregelen opgenomen, die uitgaat van vrijwilligheid van de te treffen maatregelen en vergoeding van kosten die in het algemeen belang van de natuurbescherming worden gemaakt.

In de Ffwet ontbreekt een dergelijke regeling. Het voorschrijven van maatregelen is discutabel indien zij in de aanvraag niet zijn genoemd. Er moet namelijk worden beslist op de aanvraag. Het is wel mogelijk het treffen van mitigerende of compenserende maatregelen in de ontheffing voor te schrijven. In dat geval zijn de maatregelen echter bedoeld om de nadelige gevolgen van de activiteit waarop de ontheffing betrekking heeft, te minimaliseren. Zonder deze maatregelen zou de ontheffing (wellicht) moeten worden geweigerd. Door het voorschrijven van maatregelen kan dit echter worden voorkomen. In wezen is dit niet een verplichting tot het treffen van extra instandhoudingsmaatregelen, die niet direct met de activiteit te maken hebben. De vergunningaanvrager behoudt de mogelijkheid van een dergelijke ontheffing geen gebruik te maken als deze hem niet zint. Als het bevoegd gezag al bij voorbaat weet dat de vergunningaanvrager de voorschriften niet zal naleven, kan het de ontheffing weigeren.

Tijdelijke natuur heeft echter het voordeel dat hiervoor geen maatregelen hoeven te worden genomen, maar juist ingrepen moeten worden nagelaten. Het is dus voldoende om bepaalde activiteiten te verbieden. Een dergelijk voorschrift kan in beginsel wel worden gesteld. In de Ffwet is niet duidelijk geregeld welke voorschriften aan ontheffingen of vrijstellingen mogen worden verbonden. Het is hiervoor vereist dat met het stellen van het voorschrift de belangen worden gediend, die de Ffwet beoogt te beschermen. Een voorschrift dat het verbiedt maatregelen te nemen om braakliggende terreinen die in een bepaalde fase van het project tijdelijk ontstaan, natuurvrij te houden, dient deze belangen. Een dergelijk voorschrift zou kunnen worden gesteld, nu het ook geen verplichting inhoudt om actief bepaalde maatregelen te nemen uitsluitend met het doel een bijdrage aan de instandhouding

van bepaalde soorten te leveren. Het voorschrift lijkt ook niet onnodig belastend voor de aanvrager, zeker indien de verwijdering van de tijdelijke natuur ook in de ontheffing of vrijstelling wordt geregeld. Overigens is in de Ffwet niet duidelijk geregeld om welke redenen voorschriften aan een ontheffing mogen worden verbonden, wat de strekking ervan moet zijn en evenmin wat de reikwijdte mag zijn. Een ander bezwaar zou kunnen zijn dat het voorschrift niet direct is gerelateerd aan de overtreding van een van de verbodsbepalingen van art. 8-12 Ffwet. Door tijdelijke natuur niet toe te laten, worden deze bepalingen immers niet overtreden. Dit lijkt echter geen bezwaar. Het opspuiten van een zandlichaam is bijvoorbeeld onderdeel van het totale project waarvoor de ontheffing of vrijstelling wordt verleend, zodat de voorschriften er niet ‘met de haren bij worden gesleept’ terwijl ze eigenlijk niets met het project te maken hebben.

Indien het niet lukt om de in oplossing 1 voorgenomen pilots van de grond te krijgen zou de Minister van LNV ook de hier voorgestelde oplossing in een pilot kunnen uitproberen. Deze oplossing leidt in elk geval directer naar het resultaat dat er meer tijdelijke natuur komt.

7.8 Oplossing 6: Het opnemen in de Ffwet van een verbod om

(potentiële) leefgebieden ongeschikt te maken

Een nog ingrijpender oplossing is het opnemen van een verbod in de Ffwet om (potentiële) leefgebieden ongeschikt te maken of, iets minder vergaand, maatregelen te nemen om braakliggende terreinen met een definitieve niet-natuurbestemming ongeschikt te maken voor de vestiging van tijdelijke natuur. Het gevolg is dat voor de verwijdering van tijdelijke natuur die zich vestigt, een ontheffing of vrijstelling moet worden verleend. De politieke haalbaarheid van een dergelijke vergaande oplossing lijkt uiterst gering.

7.9 Oplossing 7: Subsidieregeling

Er gold in Nederland voor bouwprojecten van de overheid een regeling dat een bepaald percentage van de bouwsom aan kunst zou worden besteed. Een dergelijke regeling kan bij bouwprojecten van de overheid ook voor tijdelijke natuur kunnen worden vastgesteld. Dit houdt in dat de overheid tijdelijke natuur ten minste op een gedeelte van het projectterrein tot ontwikkeling laat komen. Particuliere projectontwikkelaars zouden een beroep op een subsidieregeling kunnen doen. Of dit laatste echt nodig is, is de vraag. De kosten van tijdelijke natuur zijn het probleem niet, in feite zijn er geen extra kosten aan verbonden. De onzekerheid voor het project is voor de projectontwikkelaar waarschijnlijk belangrijker dan een kleine subsidie, waarvoor ook weer actie moet worden ondernomen die het project niet direct ten goede komt. Het toestaan van tijdelijke natuur ten minste op een gedeelte van het projectterrein zou wel imagobevorderend kunnen zijn.