• No results found

opleidingen in de nieuwe biologie

werkwijze van de clusteranalyse

6. opleidingen in de nieuwe biologie

6.1 Universitaire bachelor- en masteropleidingen

De fascinerende wetenschappelijke ontwikkelingen in de Nieuwe Biologie en hun enorme maatschappelijke belang hebben er voor gezorgd dat de interesse van studen- ten voor opleidingen in de biologie en verwante wetenschappen momenteel ongekend groot is. Zeven van de veertien Nederlandse universiteiten bieden bachelor- en mas- teropleidingen in de biologie aan. Daaromheen zit een ‘schil’ van diverse sterk aan bio- logie verwante opleidingen zoals medische biologie, biomoleculaire wetenschappen, neurowetenschappen, life science & technology, en landbouwwetenschappen. Deze opleidingen kunnen onderscheiden worden in ‘rode’ (biomedisch), ‘groene’ (milieu en agrofood) en ‘witte’ (biotechnologie) richtingen.

Na de driejarige wo-bachelor gaan studenten zich specialiseren in een tweejarige masterstudie. Ook een aanzienlijk aantal hbo-bachelors zet zijn studie voort met een universitaire master. Meer en meer zien we dat studenten bewust kiezen voor een masteropleiding die qua onderzoek het profiel heeft waar de student zijn of haar talent het beste verder ontwikkelt. Meer nog dan in de wo-bachelor, is in de wo-mas- terstudie profilering en koppeling van onderwijs en onderzoek van belang om weten- schappelijke diepte te bereiken. Zo investeren we het best in mensen die de uitdagin- gen van de toekomst aan kunnen.

Waar in andere exacte opleidingen zoals natuurkunde, scheikunde en wiskunde het aantal studenten een sterke daling heeft gekend, is de instroom in de biologie en ver- wante opleidingen altijd hoog geweest en al tien jaar flink aan het groeien. Het aandeel van deze opleidingen in de landelijke wo-instroom steeg de afgelopen tien jaar van

behoefte aan academici in de bètawetenschappen zullen biologen dus een steeds belangrijkere rol gaan spelen. In deze opleidingen samen starten nu jaarlijks ruim 3000 studenten, zie figuur 6.1.

Figuur 6.1 Instroom studenten in de universitairebachelor in biologie en verwante opleidingen. Bron: VSNU/CBS instroomgegevens universiteiten, februari 2011.

Zie Bijlage C voor een opsomming van de betreffende opleidingen.

In hoofdstuk 5 werden circa 200 hoogleraren geïdentificeerd in de kerndisciplines van de Nieuwe Biologie, maar deze zijn lang niet allemaal verbonden aan biologiefa- culteiten. Een deel ervan verzorgt (mede) andere opleidingen dan biologie, met name geneeskunde en biomedische opleidingen. Toch is, aan de hand van de rapporten van onderwijsvisitaties, een inschatting te maken van de beschikbare onderwijscapaciteit voor de biologie-opleidingen. Bij de onderwijsvisitatie van 2001 werd berekend dat circa 500 fte vaste staf (hoogleraren en universitaire (hoofd)docenten) het onderwijs verzorgt voor biologie en nauw verwante opleidingen. In de biologie is sindsdien de instroom met 40 procent gestegen, in verwante opleidingen zelfs verdubbeld. In 2009- 2010 zijn alle onderwijsprogramma’s in de biologie en enkele verwante opleidingen weer beoordeeld via een onderwijsvisitatie. Analyse van de visitatierapporten laat echter zien dat de voor onderwijs beschikbare vaste staf gelijk is gebleven op 500 fte.

De Visitatiecommissie Biologie bevestigde in 2010 opnieuw de hoge kwaliteit van de opleidingen in Nederland en constateerde dat ‘het biologie-onderwijs in de door haar bezochte instellingen met een groot gevoel voor verantwoordelijkheid wordt gegeven en dat op een alleszins passend niveau de uitdagende opleidingsdoelstellin- gen worden gerealiseerd’.7 Een nieuwe accreditatie door de NVAO voor alle biologie-

opleidingen wordt dan ook binnenkort verwacht.

7 QANU: Het levende systeem. Academisch biologieonderwijs in Nederland in de 21e eeuw, November 2010 0 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500 Biotechnologisch Biomedisch Milieu en agrofood Biologie 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998 1997 1996 1995 j

De visitatiecommissie constateerde echter ook: ‘De toenemende studentenaantal- len […] hebben ervoor gezorgd dat bij een aantal opleidingen het water aan de lippen van de docenten staat.’ Dit heeft geleid tot een verlaging van het aantal contacturen in het biologie-onderwijs, een ongewenste ontwikkeling omdat in relatief kleine groepen praktische vaardigheden moeten worden aangeleerd. Verder constateert de visitatie- commissie: ‘De toenemende werkdruk belemmert bovendien de voortdurend noodza- kelijke innovatie van het biologie-onderwijs.’ Een eventuele numerus fixus zou evenwel de slechtst denkbare ‘oplossing’ van dit probleem zijn, gezien de vraag naar biologen op de arbeidsmarkt en hun grote belang voor de economie waarin life sciences alleen maar belangrijker worden.

Een apart probleem in met name het eerste jaar van de biologie-opleiding is de relatief hoge uitval. Deze kent twee oorzaken:

De meeste uitval komt door ‘tweede-keuzers’, studenten die opteerden voor een •

opleiding met een numerus fixus zoals geneeskunde en die, nadat ze een jaar als tweede keus biologie hebben gevolgd, alsnog worden ingeloot

Daarnaast zijn er studenten die zich verkijken op het academisch-wetenschap- •

pelijke karakter van de biologie-opleiding en beter zouden passen op een meer beroepsgerichte universitaire of hbo-opleiding

De commissie denkt dat de tweede oorzaak van uitval ten minste voor een deel is •

te voorkomen en komt hierop terug bij haar aanbevelingen.

onderwijs met kwaliteit heeft zijn grenzen

De groeiende interesse van middelbare scholieren voor de life sciences wordt geïllus- treerd door de hoge instroomcijfers bij deze opleidingen. De instroom van studenten is in tien jaar verdubbeld, maar afgestudeerden van alle opleidingen biomedische weten- schappen vonden altijd binnen korte tijd een passende baan.8 De Nederlandse kennis- economie heeft behoefte aan goede afgestudeerde wo-masters en gepromoveerden in de Nieuwe Biologie. De grote studenteninstroom zou wat dat betreft een zegening moeten zijn. Voor biomedische wetenschappen in Amsterdam hebben de UvA en de VU dan ook jarenlang geprobeerd om geen numerus fixus toe te passen. Bij de visitatie van de oplei- ding aan de Universiteit van Amsterdam in 2009 werd echter vastgesteld dat de druk op het personeel om de balans onderwijs-onderzoek goed te houden bij sterk stijgende studentaantallen te hoog dreigde op te lopen. Geadviseerd werd om maatregelen te nemen. UvA en VU realiseerden zich zelf ook dat met name de kwaliteit van het essen- tiële experimentele deel van het onderwijs bij ongewijzigd beleid steeds moeizamer te handhaven zou zijn.

Afgelopen jaar hebben zowel de UvA als de VU besloten om tot een numerus fixus op biomedische wetenschappen over te gaan en daarmee de Universiteit Utrecht, Nijmegen en Leiden te volgen. De enige biomedische opleiding zonder numerus fixus is daarmee die aan de Universiteit van Maastricht. Hoe lang dat zo zal zijn is natuurlijk de vraag. Een

garanderen bij de geboden middelen, maar is het gewenst vanuit de idee om de kansen te benutten die de Nieuwe Biologie biedt? Nee, zeker niet, want bijvoorbeeld de nieuwe kennis van het menselijk genoom geeft ons zoveel nieuw inzicht maar ook zoveel nieuwe uitdagingen dat juist NU de tijd is om de biomedisch onderzoekers van de toekomst op te leiden. Zij hebben als geen ander de kennis om als moleculaire specialisten de gewenste persoonsgerichte diagnose en behandelingsrichting in de geneeskunde mogelijk te ma- ken. Daar is met de ouder wordende bevolking en de noodzaak om preventie bovenaan te zetten juist alle behoefte aan.

Stanley Brul & Nico van Straalen

6.2 Hbo-opleidingen

Ook in het hbo is de belangstelling voor opleidingen in de Nieuwe Biologie groeiende, zie figuur 6.2. De groei zit met name in de laboratoriumopleidingen (waaronder bio- logie en medisch laboratoriumonderzoek, applied science en biotechnologie) en in de opleidingen van het hoger agrarisch onderwijs (waaronder toegepaste biologie en de milieu- en agrofood-opleidingen).

Hbo-bachelors zijn gewild op de arbeidsmarkt; zij krijgen gemakkelijk een baan. Een deel studeert door in een wo-master. Bij de opleiding biologie en medisch labora- toriumonderzoek, bijvoorbeeld, is dat zo’n 25%, meer dan 125 ‘doorstromers’ per jaar. Ook in het hoger agrarisch onderwijs is de doorstroming naar universitaire masters aanzienlijk.

Figuur 6.2 Instroom studenten in hbo-bachelor in biologische en verwante opleidingen. Bron: HBO-raad, februari 2011. Zie bijlage D voor een opsomming van de betreffende opleidingen. 0 500 1000 1500 2000 2500 3000 Biotechnologisch Milieu en agrofood Biologie en biomedisch 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001

6.3 Promotie-opleidingen

Ruim een derde van de afgestudeerde biologen gaat verder met een promotieonderzoek, meestal in Nederland, soms in het buitenland. Andersom komt een veel groter aantal buitenlandse biologen met een mastergraad naar Nederland voor een promotieonder- zoek. Onderzoekgroepen in universiteiten, onderzoeksinstituten en bedrijfsleven zijn dan ook internationaal samengesteld. De promotieopleiding is georganiseerd in lande- lijke en lokale onderzoekscholen en graduate schools, die zorg dragen voor de opleiding van de promovendi, opbouw van een internationaal netwerk, goede begeleiding en kwa- liteitsbewaking. Vooral landelijke onderzoekscholen zijn naar het oordeel van de com- missie de ideale manier om samenwerking in onderzoek en opleiding van promovendi doeltreffend en doelmatig vorm te geven, temeer omdat deze scholen geaccrediteerd zijn door de Erkenningscommissie Onderzoekscholen (ECOS-KNAW). Zo kan ook een kleine discipline aan een universiteit die van belang is om de breedte van de bachelor te waarborgen, blijven floreren dankzij inbedding in een landelijke onderzoekschool. De belangrijkste landelijke onderzoekscholen zijn vermeld in bijlage E.

De opleiding van promovendi omvat niet alleen verdiepende, vakgerichte cursus- sen maar geeft ook aandacht aan verbreding en professional skills gericht op de carri- ère na de promotie, binnen of buiten de wetenschap. Van de 3500 gepromoveerden die Nederlandse universiteiten jaarlijks afleveren, valt circa 20 procent binnen de Nieuwe Biologie.9 Via hun onderzoek dragen promovendi sterk bij aan de output en impact van

de Nederlandse wetenschap.