• No results found

biologen zonder grenzen

Een bioloog is maar zelden iemand die een biologie-opleiding heeft gevolgd en vervol- gens biologie-onderzoek doet en biologie-onderwijs geeft aan een biologiefaculteit van een van de Nederlandse universiteiten. Biologen zijn onmisbaar geworden in een breed, multidisciplinair veld.

Maarten Frens bijvoorbeeld is begin jaren 90 afgestudeerd in de medische biologie, met als specialisatie biomedische fysica. Hij is nu verbonden aan de afdeling neuroscience van het Erasmus MC, het universitair medisch centrum in Rotterdam als hoogleraar sys- teemfysiologie. Hij doet fundamenteel en translationeel onderzoek aan de hersenen. Zijn directe collega’s en medewerkers zijn biologen, maar ook medici, psychologen, fysici, be- wegingswetenschappers, chemici en biotechnisch ingenieurs. Ongeveer 40 procent van zijn directe omgeving bestaat uit kennisemigranten die – tijdelijk of permanent – naar Nederland gemigreerd zijn, vanwege het uitdagende onderzoekklimaat en de kwaliteit van het onderzoek.

Dagelijks communiceert hij met collega’s over de hele wereld, via Skype, Dropbox of email, waardoor het mogelijk is samenwerkingsverbanden aan te gaan in een internatio- naal veld, die bijna niet meer afwijken van het werk dat hij met zijn collega’s op dezelfde gang doet. Data die door zijn promovendus gemeten zijn, kunnen dezelfde dag nog

verwerkt zijn in een model van een postdoc in London, Tel Aviv of Nashville.

Maarten Frens is geen uitzondering. Voor vrijwel iedere biologische onderzoeker is een vergelijkbaar verhaal op te schrijven of hij nou werkt bij een universiteit, een medisch centrum of een biotech bedrijf. In een multidisciplinaire life-science-omgeving is en blijft biologie de core-discipline, omdat het de middelen biedt om via de regels van de exacte wetenschap data te genereren en te modelleren in levende systemen, die complexer zijn dan welk ander onderzoeksobject dan ook.

6.4 De arbeidsmarkt voor biologen

De beroepsvereniging van biologen, het NIBI, brengt jaarlijks in kaart waar biologen terecht komen. De arbeidsmarktsituatie voor biologen met een mastergraad heeft zich de laatste jaren positief ontwikkeld. Eén jaar na afstuderen heeft 90 procent een betaalde baan en van de resterende 10 procent is slechts een paar procent werk- zoekend. De helft van de biologen werkt na afstuderen in de wetenschap, veelal als promovendus, de andere helft vervult andere functies. Gaandeweg de carrière vindt er een verdere diversificatie van de werkomgeving plaats, zowel in publieke functies als in het bedrijfsleven. Hieruit blijkt de brede inzetbaarheid van biologen.

Een vergelijkbaar patroon vertoont de carrière van gepromoveerde biologen. Velen blijven aanvankelijk nog in de wetenschap als postdoc, maar geleidelijk stromen zij uit naar andere typen banen. Op zich hoort zulke doorstroom naar andere werkvelden bij de selectiemechanismen in de wetenschap, immers niet elke gepromoveerde kan pro- fessor worden. Momenteel verlaten echter ook toptalenten de wetenschap voortijdig doordat het perspectief op een loopbaan in de wetenschap kleiner is dan nodig. Een ruimer aanbod van tenure-track-posities zou dit kunnen tegengaan.

Van de uit het buitenland afkomstige gepromoveerden keert een deel terug naar eigen land, maar een ander deel blijft in Nederland, vaak in een onderzoekbaan. Recent onderzoek naar de arbeidsmarkt van pasgepromoveerden laat zien dat er

grosso modo sprake is van een lichte brain gain voor Nederland.10 Bovendien, buiten-

landse gepromoveerden die ons land verlaten ontwikkelen zich vaak tot ambassadeurs voor Nederlandse universiteiten en bedrijfsleven, waardevolle contactpersonen voor toekomstige samenwerking.

10 Bron: H. Sonneveld, M. Yerkes and R. van de Sloot: Ph.D. trajectories and labour market

Figuur 6.3 Arbeidsmarktpositie van biologen één jaar na afstuderen. Bron: NIBI.

conclusie

De opleidingen in de Nieuwe Biologie zijn van hoge kwaliteit en trekken veel studen- ten, de arbeidsmarktperspectieven zijn uitstekend, maar het behoud van kwaliteit en vernieuwing van het onderwijs vergen urgent maatregelen en investeringen.

6.5 Aanbevelingen voor het onderwijs

De commissie, mede gevoed door het rapport van de Onderwijsvisitatiecommissie 2010 en het advies van de Commissie Veerman, ziet drie belangrijke aandachtspunten.

Voorlichting en selectie van studenten

Profilering en samenwerking tussen wo en hbo plus selectie aan de poort zoals bepleit door de Commissie Veerman zijn het antwoord op diverse uitdagingen in de biologie- opleidingen van zowel universiteiten als hogescholen. Het terugdringen van de studie- duur, zoals beoogd door het kabinet, is erbij gebaat dat studenten meteen starten in de opleiding die het best bij ze past, qua inhoud en niveau, zodat zij later niet hoeven te switchen. Goede, eerlijke studievoorlichting is dan belangrijk. Een wo-student bio- logie die binnen het eerste jaar merkt dat het toch beter is over te stappen naar een verwante hbo-opleiding hoeft dankzij het systeem van vrijstellingen in het hbo maar weinig studievertraging op te lopen. In zo’n geval is tijdige doorverwijzing erg belang- rijk. Het terugdringen van de studieduur en met name van uitval in het eerste jaar in universitaire opleidingen biologie vraagt om profilering en samenwerking tussen wo

Werksituatie precies een jaar na afstuderen 100% 93/94 0% 80% 60% 40% 20% 94/95 95/96 96/97 97/98 98/99 99/00 00/01 01/02 02/03 03/04 04/05 05/06 06/07 07/08 62 8 15 69 7 13 10 10 6 8 73 82 83 89 89 8 3 6 83 80 80 85 83 90 11 12 14 9 8 6 7 4 2 3 4 1 4 5 3 3 0 6 6 88 92 Werkloos

Buiten arbeidsmarkt Onbetaald werkStudie

en hbo voor een betere voorlichting, selectie en doorverwijzing van studenten zodat zij daar gaan studeren waar hun talent en arbeidsmarktpositie het beste tot hun recht komen. Het streven moet zijn om studenten die gezien hun prestaties of motivatie niet op de juiste opleiding zitten, binnen het eerste half jaar van hun studie door te verwij- zen naar een meer geschikte andere opleiding.

aanbeveling voor de kennisinstellingen

Verbeter het studierendement van de biologie-opleiding door profilering en samen- werking tussen wo en hbo in voorlichting, selectie en doorverwijzing van studenten.

Profilering en honoursprogramma’s

Het vorige sectorplan ‘Biologie: een vitaal belang’ deed de aanbeveling de wo-bachelor breed te houden en te profileren in de wo-master. Ook de Commissie Veerman deed recent weer deze aanbeveling. Alleen zo kunnen masteropleidingen het vereiste hoge, internationale niveau blijven vasthouden. De commissie constateert dat de universi- teiten goed op weg zijn zich te profileren in de masteropleidingen, zowel in de biologie als in verwante opleidingen, aansluitend bij het onderzoekprofiel van de betreffende instellingen zoals geschetst in hoofdstuk 5. De breedte van de wo-bachelor biologie kan gegarandeerd blijven door samenwerking met naburige instellingen, dan wel door de disciplines zelf op niveau in huis te houden.

De commissie pleit tevens voor een brede invoering van honours-programma’s in wo-bachelor en -master om talentvolle en gemotiveerde biologiestudenten de uitda- ging te bieden die ze verdienen. Ervaringen in het buitenland en aan enkele Neder- landse universiteiten laten zien dat honoursprogramma’s zulke studenten daadwerke- lijk naar een hoger niveau tillen. Dit is extra noodzakelijk als selectie aan de poort het mogelijk maakt dat de meer talentvolle en gemotiveerde studenten instromen. Tevens maken honoursprogramma’s onze opleidingen in de Nieuwe Biologie aantrekkelijker voor de meest talentvolle studenten uit het buitenland.

aanbeveling voor de kennisinstellingen

Behoud een brede wo-bachelor biologie, ga verder met profileren van de wo-master- opleidingen biologie en verwante opleidingen, en maak beide aantrekkelijker voor talentvolle studenten door een brede invoering van honoursprogramma’s.

Kwaliteit en vernieuwing van het onderwijs

Niet alleen visitatiecommissies maar ook werkgevers zijn lovend over de kwaliteit van de biologie-opleidingen en over de afgestudeerden die deze opleveren. Toch heeft het al jaren achtereen onder-investeren zijn weerslag op het onderwijs. Zo constateerde de Onderwijsvisitatiecommissie in 2010 dat vernieuwing in het biologie-onderwijs nodig is ten aanzien van systeemdenken, kwantitatieve biologie, multidisciplinair

samenwerken en biologie en samenleving. Samengevat zijn er twee belangrijke knel- punten:

Verschraling en achterblijvende vernieuwing van het onderwijs door te hoge stu- •

dent-staf-ratio’s: terwijl de instroom van studenten in de wo-biologieopleidingen in de afgelopen tien jaar met 40 procent toenam en in verwante opleidingen zelfs verdubbelde, is de hoeveelheid vaste staf op zijn best gelijk gebleven. Dit wordt voor een deel opgevangen door een grotere inzet van postdocs en promovendi in het onderwijs, maar vooral door een verlaging van het aantal contacturen en door minder begeleiding bij practica en stages. Die ‘oplossing’ is een ernstige bedreiging voor de kwaliteit, continuïteit en vernieuwing van de opleidingen. Met name bij stagebegeleiding in de eindfase van de studie is een-op-een-contact student-docent erg belangrijk. De commissie constateert dat ook het huidige kabinet weer streeft naar het verhogen van de onderwijsintensiteit en daar ook de middelen voor beschikbaar wil stellen.11

Verlies van talent door gebrek aan loopbaanperspectief binnen universiteiten: het •

aantal vacatures voor docenten en hoogleraren is zo beperkt, dat ook te veel zeer talentvolle gepromoveerden en postdocs na enkele jaren de wetenschap noodge- dwongen verlaten. Dit heeft als neveneffect dat de gewenste toename van vrouwe- lijke en internationale stafleden achterblijft. Diversificatie van de universitaire staf is gewenst zodat deze meer een afspiegeling wordt van de gevarieerde studenten- populatie. Een breder palet aan rolmodellen en manieren van coaching is bevorder- lijk voor de prestaties van alle groepen studenten. Zo blijft Nederland aantrekkelijk voor nieuw talent en samenwerkingspartners uit binnen- en buitenland.

Voor beide knelpunten is één doeltreffende oplossing: structureel 100 extra

tenure-

track-plaatsen (met een onderwijs- en onderzoektaak) in de biologie- en verwante

opleidingen, waarvan een deel uiteindelijk hoogleraar kan worden. De voor onder- wijs beschikbare capaciteit, nu 500 fte, neemt hiermee met 20 procent toe. Dat is weliswaar minder dan de toename van het aantal studenten, maar de commissie verwacht van de universiteiten aanvullende oplossingen zoals intensievere samen- werking met para-universitaire onderzoeksinstituten. Zo zijn de student-stafratio’s en daarmee de kwaliteit van de opleidingen weer op niveau te krijgen. Bij het toekennen van deze plaatsen moet de noodzaak voor het onderwijs (contacturen en werkdruk) leidend zijn. Omdat de aan te stellen docenten tevens een onderzoek- taak hebben, zal deze maatregel ook zorgen voor de noodzakelijke versterking van het onderzoek.

Voor de komende zes jaar vergen 100 extra tenure-track-plaatsen een investering van circa 10 miljoen euro per jaar door de overheid via de eerste geldstroom (loonkos- ten k€ 100 per plaats), waarbij de commissie aanbeveelt dat de universiteiten aan- toonbaar matchen in natura door het aanbieden van infrastructuur en overhead (circa k€ 50 per plaats). Na zes jaar nemen de universiteiten de succesvol gebleken tenure-