• No results found

De opkomst van de ‘sociologie van emoties’ kan worden opgevat als een recente uitingsvorm van de zich al sedert het einde van de vorige eeuw doorzettende trend

tot erkenning van het vitale belang van emoties en emotiereguleringen. De hier

gepresenteerde bespreking van het werk van een vooraanstaande vertegenwoordigster

van deze sociologie toont echter aan dat deze vorm van sociologiebeoefening zich

verder aan nostalgische tendensen zal moeten onttrekken wil zij haar belofte waar

kunnen maken. Tot dusver is onder het motto ‘sociologie van emoties’ nog te vaak

een

185

speurtocht naar ‘echte’ en ‘natuurlijke’ emoties bedreven. Zo'n nostalgische speurtocht

gaat eraan voorbij dat alle mensen in een ongedifferentieerd soort van opwinding

worden geboren en dat zij vanaf het begin van hun leven binnen de verhoudingen

waarin zij opgroeien emotionele impulsen en tegen-impulsen ontwikkelen die meer

of minder zijn afgestemd op de standaarden voor gedrag en gevoel van hun

samenleving. Op die manier leren ze gevoelens articuleren én reguleren. Om het

onverbrekelijke verband tussen emoties en emotieregulering duidelijk te doen

uitkomen, zou er veel voor te zeggen zijn niet te spreken van de ‘sociologie van

emoties’ maar van de ‘sociologie van emotieregulering’.

Eindnoten:

1 Bijvoorbeeld: F.G. Bailey, The Tactical Uses of Passion, Ithaca and London 1983; Norman K. Denzin, On Understanding Emotion, San Francisco etc. 1984 (In dit boek wordt Hochschild hoog geprezen en bijna net zo vaak geciteerd als Goffman); het meeste werk van Norbert Elias, maar speciaal On Human Beings and their Emotions: A Process-Sociological Study, Theory,

Culture & Society 4(2/3)(1987); Nico H. Frijda, The Emotions. Studies in Emotion and Social

Interaction, Cambridge and Paris 1986; J. Gerhards, Soziologie der Emotionen, München 1988; S.L. Gordon, The Sociology of Sentiments and Emotion, in R.M. Turner en M. Rosenberg (eds), Social Psychology: Sociological Perspectives, New York 1981; T.D. Kemper, A Social

Interactional Theory of Emotions, New York 1978; T.D. Kemper, Social Constructionist and

Positivist Approaches to the Sociology of Emotions, A.J.S. 87(1981):336-361 (in dit artikel wordt Elias geprezen voor zijn analyse van ‘the relationship between social structure and norms for emotion’), gevolgd door een debat met Hochschild en Hunsaker in A.J.S. 89(1983): 432-444; T.J. Scheff, Toward Integration in the Social Psychology of Emotions, in R.H. Turner and J.F. Short (eds.) Annual Review of Sociology 9(1983):333-354; S. Shott, Emotions and Social life: a Symbolic Interactionist Analysis, A.J.S. 84(1979):1317-1334; Carol Z. Stearns and Peter N. Stearns, Anger: The Struggle for Emotional Control in America's History, Chicago 1986;

Symbolic Interaction, special issue on The Sociology of Emotions, Vol. 8(1985) 2:161-328.

Gerhard Vowinckel, Command or Refine? Cultural Patterns of Cognitively Organizing Emotions,

Theory, Culture & Society 4(2/3)(1987): 489-514.

2 Dit is de term die naast ‘cabinepersoneel’ in het Nederlands wordt gebruikt. Het zijn onwennig klinkende vertalingen van de Engelse termen ‘flight attendant’ en ‘cabin attendant’ die zijn ingeburgerd in een gezamenlijke poging de sekse-bepaalde termen stewardess en steward te vervangen. De Nederlandse vertalingen zijn zo moeilijk hanteerbaar en bovendien nog zo weinig bekend dat ik de term stewardess niet zal schuwen.

3 De kunst om directheid en tact te combineren lijkt ook de belangrijkste verklaring te bieden voor een succesvolle carrière naar de top; zie McCall en Lombardo 1983.

4 In Die Gesellschaft der Individuen (Elias 1987b), vooral deelIII, Wandlungen der

Wir-Ich-Balance, komt de zelfervaring die ten grondslag ligt aan het onderscheid ‘echt-, privé-ik’ en ‘vals-, publiek-ik’ uitvoerig aan de orde.

5 Ieders gedragspatroon kan daarom worden opgevat als het resultaat van een proces van toetsing van emoties, van individuele civilisering. Deze individuele civilisering wordt in meerdere of mindere mate afgestemd op de dominante gedrags- en gevoelscode in een samenleving - haar civilisatieniveau. Uit dit dominante patroon en niveau van emotieregulering volgen de grenzen van hetgeen sociaal bijvoorbeeld als ‘rationeel’ of ‘moreel’ tot gelding kan worden gebracht. Niet alleen wat als rationeel of moreel geldt zijn dus sociale definities, maar ook wat geldt als waar, mooi, goed, lekker, rechtvaardig of smaakvol. Hun sociale definitie varieert, kortweg gezegd, met de sociale habitus. Hetzelfde geldt voor de sociale definities van respect, deugd en andere criteria die mensen gebruiken om zichzelf en elkaar te waarderen. Deze criteria ter

bepaling van status, respect en zelfrespect hangen ten nauwste samen met (1) de stand van levenskansen en -gevaren, (2) emoties (angsten én passies) en (3) dwangen en beheersingen (van de niet-menselijke natuur, elkaar en zichzelf - impulsen én tegenimpulsen) in een samenleving - deze drie vormen als het ware een ‘trias sociologica’. Veranderingen in de waardering voor elkaar en in de daaruit voortkomende sociale rangordening zijn dus ook

collectieve gemoedsbewegingen, en tevens indicaties van ontwikkelingen in machtsverhoudingen.

6 In die geest schreef Heinrich von Kleist: ‘Doch das Paradis ist verriegelt und der Cherub hinter uns; wir müssen die Reise um die Welt machen, und sehen, ob es vielleicht von hinten irgendwo wieder offen ist... Mithin... müßten wir wieder von der Baum der Erkenntnis essen, um in den Stand der Unschuld zurückzufallen.’ Kleist noemt dit ‘das letzte Kapitel von der Geschichte der Welt’ (Kleist 1984: 88 en 92).

7 Lodewijk en Emma Brunt gaven in 1981 een opsomming van allerlei doorgeslagen vormen van de hang naar ‘Nieuwe Natuurlijkheid’. Zij namen daarbij de samenstelling met ‘chic’ niet minder dan 23 keer over, van ‘blote billen chic’ en ‘hangtiet chic’ tot ‘animistische chic’ en ‘spiritistische chic’. Zij schrijven dan ook dat Tom Wolfe voor een slecht geweten zorgde (Brunt & Brunt 1981: 233).

8 Wolfe verklaart de uitdrukking ‘nostalgie de la boue, or romanticizing of primitive souls’ als ‘a nineteenth-century French term that means, literally, “nostalgia for the mud”’ (Wolfe 1970: 32). Het ‘neerwaarts perspectief’ dat deze vorm van nostalgie kenmerkt, kende ook verschillende uitingen die niet van ‘risicozucht’ waren gespeend. Een voorbeeld, opnieuw ontleend aan Wolfe, levert de groep rond Ken Kesey, auteur van One Flew Over the Cuckoo's Nest (1962), die in het midden van de jaren zestig de in Californië en daarbuiten als gevaarlijk bekend staande Hell's Angels uitnodigden en herhaaldelijk ontvingen: ‘... it once and for all put Kesey and the Pranksters above the category of just another weirdo intellectual group. They had broken through the worst hangup that intellectuals know - the real-life hangup. Intellectuals were always hung up with the feeling that they weren't coming to grips with real life. Real life belonged to all those funkey spades and prize fighters and bullfighters and dock workers and grape pickers and wetbacks. Nostalgie de la boue. Well, the Hell's Angels were real life. It didn't get any realer than that, and Kesey had pulled it off’ (Wolfe 1968a: 158).

9 Hochschild interviewde 25 ‘flight attendants’, ik in totaal acht medewerkers van deKLM. Tot die acht behoorden vijf ‘vliegende personeelsleden’, onder wie één man en één (vrouwelijk) bestuurslid van deVKC, de Vakvereniging KLM Cabinepersoneel. Verder hield ik interviews met het hoofd van de afdeling Opleiding Cabinepersoneel en twee andere stafleden. Hen allen dank ik van harte.

10 A. de Swaan wijdt zijn stukje over ‘Het Aardrijk in de Lucht’ voornamelijk aan de vraag waarom een vlucht ‘vrijwel altijd vreedzaam en ordentelijk’ verloopt. Het slot is kostelijk: ‘service: een beheersingskunst waarin elke menselijke aanvechting en ieder onderscheid tussen mensen wordt weggewerkt als een kleine tekortkoming die de passagiers niet kan worden aangerekend, maar die even gedienstig als onverbiddelijk moet worden verholpen. Het dienstbetoon als

overheersingsvorm: zo zou een wereldheerschappij zich kunnen handhaven’ (De Swaan 1987: 135-137).

11 Hochschild moet ook enkele eisen die dit werk stelt aan de emotieregulering hebben genegeerd - ‘kosten’ en gevaren waarop al mijn respondenten met grote nadruk wezen: in hun

werkomstandigheden is het moeilijk om zowel thuis als op het werk vaste relaties te ontwikkelen en te onderhouden. Het gevaar waar het hier om gaat komt treffend tot uiting in het verhaal van een stewardess die op een verjaardagsfeestje van een collega alleen maar bemanningsleden van de laatste vlucht aantrof. Het is het gevaar van sociale promiscuïteit, van een veelheid van heel open en heel losse, kortdurende relaties als werksituatie, gecombineerd met zeer onregelmatige en dus onzekere werktijden en vrije tijden. Sommige stewardessen gaan op in de roes van sociale promiscuïteit, zij worden meegesleept in de emotionele draaikolk van een passanten-leven. Bij Delta Airlines (waar Hochschild onderzoek deed) werden leerling-stewardessen op het vliegveld ingekwartierd en werd hen expliciet gevraagd zich te schikken in een situatie waarin ‘home was an idea without immediate referent’ (p.99). Het geciteerde advies van een piloot luidt: ‘Don't put down roots...’ (p. 100).

Het gevaar van sociale promiscuïteit dreigt ook in bepaalde takken van de journalistiek en van de reclame-industrie; vooral het leven van fotomodellen is in dit opzicht verwant aan dat van stewardessen.

12 Dit is een sociologische encadrering van de zin ‘The more the heart is managed, the more we value the unmanaged heart’ (Hochschild 1983: 192).

13 De nu algemeen gangbare emotieregulering heeft kennelijk een zodanige kracht en reikwijdte gekregen, dat het zichzelf en elkaar bekennen door gewelddadige en/of seksuele emoties en impulsen te worden geplaagd, niet langer, haast als vanzelf, de angst oproept voor het gevaar dat men zijn controle erover zal verliezen. Een dergelijke zelfregulering kan pas dominant worden als voldoende mensen zichzelf voldoende (kunnen) bedwingen, als de wederzijds verwachte zelfbeheersing zodanig is toegenomen dat het gevaar door emoties te worden overmand onder sociale en individuele controle lijkt te zijn gebracht. Pas dan krijgen

experimenten in het (kunnen) laten vieren van de teugels kans van slagen. Dat is ook de strekking van het verslag dat Paul Kapteyn doet van de gebeurtenissen op een kleuterschool waar kinderen hun ‘wapenrusting’ mee naar toe mochten nemen. De bewapeningswedloop en de gevechten bereikten niet het verzadigingspunt waarop de ouderen hadden gehoopt en gewacht. Kapteyn concludeert:

De taboedoorbraak, waarbij ouderen zich flexibeler opstelden tegenover