• No results found

Opgave van de voorschriften die strijdig zijn met het ruimtelijk uitvoeringsplan

Na goedkeuring en inwerkingtreding van het RUP SPAR-site worden de voorschriften van het gewestplan (goedgekeurd d.d. 05/08/1976) binnen de grenzen van het RUP opgeheven. Het verordenend grafisch plan en de verordenende stedenbouwkundige voorschriften komen in de plaats van de gewestplanbestemmingen.

Het gaat over volgende gewestplanbestemmingen : - gebied voor milieubelastende industrie II;

- woongebied met landelijk karakter;

- en een klein gedeelte agrarisch gebied.

1.4 Op te heffen en te behouden verkavelingsvoorschriften

Binnen de grenzen van het RUP Spar-site komen goedgekeurde, nog geldige verkavelingen voor. Alle verkavelingen die volledig of gedeeltelijk binnen de contour van het RUP gelegen zijn, worden opgeheven voor wat betreft de voorschriften, niet voor wat betreft de indeling in loten.

Het betreft volgende verkavelingen:

- Verk. 1967/22 – goedgekeurd d.d. 08/12/1967 - Verk. 1987/27 – goedgekeurd d.d. 26/05/1988 - Verk. 1977/76 – goedgekeurd d.d. 14/03/1978

Specifieke uitzondering hierop en daarmee het integraal behouden van zowel de indeling in loten als de verkavelingsvoorschriften voor volgende verkaveling:

- Verk. 1987/26 – goedgekeurd d.d. 16/09/1987 - Verk. 1987/26 – goedgekeurd d.d. 24/08/1993

Er wordt voorzien in het integrale behoud van deze verkaveling voor zowel de voorschriften als de kavelindeling in het kader van de zeer specifieke zoneringssituatie met betrekking tot de woning Wouwerstraat 4A. Hierdoor kan een duidelijke rechtszekerheid met betrekking tot deze woning gegarandeerd blijven.

1.5 Stedenbouwkundige verordeningen

Binnen de grenzen van dit RUP SPAR-site blijven de stedenbouwkundige verordeningen van toepassing voor zover niet in tegenspraak met de voorschriften van dit RUP. Ingeval van tegenstrijdigheid, zullen de bepalingen van het RUP primeren boven de stedenbouwkundige verordeningen.

1.6 Terminologie

Bijgebouw

Elk gebouw dat geen deel uitmaakt van het hoofdgebouw, op maaiveldniveau.

Bedrijf gekoppeld aan detailhandelsactiviteit

Bedrijf dat voor minstens 50 % van de netto vloeroppervlakte een hoofdactiviteit bevat zoals :

- productie, opslag, bewerking en/of verwerking en/of herstelling van goederen;

- distributie en groothandel;

- op-en overslag en voorraadbeheer - onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten

Bedrijven gekoppeld aan detailhandelsactiviteiten hebben een minimum oppervlakte van 1.000 m² brutovloeroppervlakte per module waarbij minimum 50 % van de netto oppervlakte bestemd is voor de hiervoor vermelde hoofdactiviteiten en waarbij maximum 50 % van de totale netto oppervlakte bestemd is voor de aan deze bedrijven gekoppelde detailhandelsactviteiten

Een voorbeeld hiervan is een dealer van een automerk met onderhouds-en herstelwerkplaats, carrosserie-afdeling, stockage van auto’s en onderdelen, een dealer van fietsen met onderhouds- en herstelwerkplaats, stockage van fietsen en onderdelen, ….

Bouwvolume

Het bruto-bouwvolume van een gebouw gemeten met inbegrip van buitenmuren en dak, en met uitsluiting van het volume van de gebruikelijke onderkeldering onder het maaiveld.

Bruto Vloeroppervlakte (BVO)

Het geheel van stedenbouwkundig vergunde delen van het gebouw of gebouwencomplex al dan niet in meerdere bouwlagen, inclusief daaraan fysiek aansluitende en/of bouwtechnisch aansluitende constructies, met uitzondering van de delen van de verharding die tijdens openingsuren publiek toegankelijk zijn en bedoeld voor parkeren.

De bruto vloeroppervlakte wordt als volgt berekend:

De BVO is de som van de vloeroppervlaktes van alle bovengrondse vloerniveaus van een gebouw, gemeten inclusief de buitenmuren. De oppervlakte van trappen, liften en installatieschachten dienen op elk vloerniveau te worden meegerekend.

Volgende zaken moeten niet tot de BVO te worden meegerekend:

- ondergrondse parkeergarages;

- kelders;

- holle ruimten of kruipruimten tussen maaiveld en onderzijde van het gebouw;

- daken en dakterrassen;

- open brand- of vluchttrappen aan de buitenzijde van het gebouw;

- passerellen.

Constructie

Een gebouw, een bouwwerk, een vaste inrichting, een verharding, een publiciteitsinrichting of uithangbord, al dan niet bestaande uit duurzame materialen, in de grond gebouwd, aan de grond bevestigd of op de grond steunend omwille van de stabiliteit, en bestemd om ter plaatse te blijven bestaan of liggen, ook al kan het goed uit elkaar genomen worden, verplaatst worden, of is het goed volledig ondergronds.

Footprint bebouwing (FP)

De horizontaal op maaiveldniveau geprojecteerde oppervlakte van de bebouwing of de zgn. ‘grondoppervlakte’ van de bebouwing.

Niet inbegrepen in de footprint zijn: ondergrondse bouwlagen, onbebouwde oppervlaktes zoals groenzones, verhardingen zoals parkeeroppervlaktes en bestratingen.

Fig.: Schematische weergave footprint bebouwing FP

FP FP

Functie

Het feitelijk gebruik van een onroerend goed of een deel ervan.

Gebouw

Elke constructie die een voor mensen toegankelijke overdekte ruimte vormt, geheel of gedeeltelijk met muren omsloten.

Gekoppelde (halfopen) bebouwing

Bebouwingswijze waarbij een blok van twee gebouwen met een gedeelde zijmuur gevormd wordt, afgescheiden door zijtuinstroken ten opzichte van de aanpalende bebouwing.

Groendak

Een dak bedekt met vegetatie en een aantal onderliggende lagen die nodig zijn voor de ontwikkeling van deze vegetatie en de opslag van regenwater. Een rieten dak wordt niet beschouwd als groendak.

a. Intensive groendaken of daktuinen: Intensieve groendaken zijn betreedbare, groene ruimten die bestaan uit grassen, kruiden, struiken en/of bomen. De intensieve begroeiing van dergelijke daken vraagt om een voldoende dikke substraatlaag en vergt ook een aangepast constructie. De bergingscapaciteit van de diverse lagen waaruit een groendak is opgebouwd, moet een bufferend vermogen hebben van 50 liter per 1m² dakopperlvakte (1mm water = 10m³/ha).

b. Extensieve groendaken of vegetatiedaken: Daken begroeid met mossen, vetplanten en/of kruiden. De substraatlaag moet in overeenstemming zijn met het bufferend vermogen. De draineerlaag moet een waterbergend vermogen van minstens 35 liter water per m² hebben. Ze vergen geen of weinig onderhoud en zijn niet toegankelijk als verblijfsruimte.

c. Een alternatief voor groendak is een waterdak  zie waterdak in de terminologie lijst.

Goederen voor persoonsuitrusting

De in detailhandel aangeboden textiel, kleding, schoenen, lederwaren, reukwerk, cosmetica of sieraden.

Groenaanleg

De groenaanleg vormt een bindend en geleidend element met beplanting. Dit zijn zowel doordacht aangelegde groenstructuren/massieven als lijnvormig groen langsheen wegen, als de aanplant van groen (bomen, struiken enz …) op een perceel.

Groothandelsbedrijf

Bedrijven die voor minimum 90 % van hun omzet facturen kunnen voorleggen en maximaal 10 % van hun omzet via kassatickets werken.

Grootschalige detailhandelszaak

Een individuele distributie-eenheid groter dan 1.000 m² bruto vloeroppervlakte (BVO) waarvan de activiteit bestaat uit het verkopen van producten (inclusief diensten) aan eindgebruikers, in eigen naam en voor eigen rekening, zonder deze goederen andere behandelingen te doen ondergaan dan die welke in de handel gebruikelijk zijn.

Horeca

Verzamelnaam voor hotels, restaurants en cafés.

Kernwinkelgebied

Ook wel 'centraal winkelgebied' genoemd. Belangrijkste winkelgebied van een stad of

gemeente, meestal in de kern ervan gelegen.

Gemeenten kunnen zelf in het kader van hun detailhandelsbeleid een kernwinkelgebied afbakenen. Dit wordt bepaald binnen het gemeentelijk commercieel strategisch plan.

KMO

Kleine of middelgrote onderneming ; afhankelijk van drie elementen : het aantal werknemers, het omzetcijfer of het balanstotaal en de zelfstandigheid waarbij niet meer dan 25% van uw onderneming in handen mag zijn van een onderneming die niet aan de KMO-definitie voldoet.

Netto handelsoppervlakte (NHO)

De oppervlakte, bestemd voor het te koop aanbieden of de verkoop die toegankelijk is voor het publiek, met inbegrip van de niet overdekte oppervlakten. Die

oppervlakte omvat eveneens de kassazones, de zones die zich achter de kassa’s bevinden en de inkomruimte. Deze oppervlakte kan zich zowel op het gelijkvloers als op verdiepingsniveau bevinden.

In geval van een hellend dak komt de ruimte met een hoogte kleiner dan 2,10 meter niet in aanmerking voor de berekening van de NHO.

Bij de berekening van de NHO moeten alle bouwlagen in rekening worden gebracht, ook de ondergrondse.

Is ook gekend onder de naam winkelvloeroppervlakte (WVO)

Open bebouwing

Bebouwingswijze waarbij alle gevels van een gebouw vrijstaand zijn.

Opslagplaats

Een ruimte bedoeld om voorraden in op te slaan.

Parkeerplaats

Plaats aangelegd of gewoonlijk gebruikt voor het parkeren van een voertuig.

Rooilijn

Huidige of toekomstige grens tussen het openbaar domein of de openbare weg en de aangelande eigendommen, al dan niet vastgelegd door een rooilijnplan.

Toonzaalbedrijf

Bedrijf dat behoefte heeft aan een ruime tentoonstellingruimte evenwel zonder direct meeneembare goederen in de tentoonstellingsruimte, bvb. keukenwinkel, sanitairwinkel, ….

Verbouwen

Aanpassingswerken doorvoeren binnen het bestaande bouwvolume van een constructie waarvan de buitenmuren voor ten minste 60% behouden worden.

Voorgevel

Gevel die naar het openbaar domein gericht is en die aan de voortuin grenst.

Voortuin

Deel van een perceel tussen de rooilijn en het hoofdgebouw.

Waterdak

Waterdak: Bij waterdaken blijft het regenwater tijdelijk op het dak staan. Het water wordt vertraagd afgevoerd door een geknepen afvoer, zodat er voor een volgende bui weer genoeg opslagcapaciteit is. Bij waterdaken wordt een laag water gebufferd doordat de overstort hoger geplaatst is. Het regenwater stroomt vervolgens geleidelijk af door een extra geknepen afvoer. Dit wordt een statisch waterdak genoemd. Een dynamisch waterdak is voorzien van een besturingssysteem dat op basis van weersvoorspellingen zorgt dat het water geloosd wordt voor een bui. Hierdoor is de opslagcapaciteit maximaal. De bergingscapaciteit van het waterdak moet een bufferend vermogen hebben van 60 liter water per 1m² dakoppervlakte (1mm water = 10m³/ha). Dat betekent ook dat bij de constructie van het dak rekening gehouden moet worden met een hogere belasting (in het kader van stabiliteit).

Werkplaats

Een plaats waar een specifiek ambacht of vak wordt uitgeoefend. (bvb.

schrijnwerkerij, bakkerij, …).

Woning

Elk onroerend goed of het deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de

huisvesting van een gezin of een alleenstaande, al dan niet gecombineerd met een ondergeschikte wooneenheid in functie van zorgwonen.

2 ALGEMENE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN

De hiernavolgende algemeen geldende voorschriften zijn van toepassing voor zover geen andersluidende bepalingen zijn opgenomen in de specifieke stedenbouwkundige voorschriften.

Toelichting bij de verordenende voorschriften Verordenende voorschriften algemene bepalingen

ALGEMENE VOORSCHRIFTEN

1. Geldigheid van de algemene voorschriften De algemene voorschriften zijn voor alle bestemmingszones van kracht, tenzij dit anders wordt bepaald in de specifieke voorschriften voor de betrokken zone.

2. Architecturale kwaliteit

Er dient gestreefd te worden naar architecturaal aantrekkelijke projecten met een kwalitatieve buitenaanleg. Er wordt een hedendaagse architectuur en vormgeving beoogd.

De materialen die gebruikt worden bij het bouwen van nieuwe bebouwing en constructies, bij het verbouwen of renoveren van de bestaande bebouwing en constructies, of bij de aanleg van het openbaar of private domein, moeten steeds duurzaam en esthetisch verantwoord zijn en op elkaar afgestemd worden.

Elke verbouwing of nieuwbouw moet vanuit stedenbouwkundig, architecturaal en landschappelijk oogpunt op harmonieuze wijze ingepast worden in de omgeving.

3. Inrichting van het gebied

Bij een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning dient de vergunningverlenende overheid over voldoende gegevens te beschikken om de aanvraag inhoudelijk en ten gronde te kunnen beoordelen in het kader van de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied.

De wettelijk vereiste inlichtingen komen daar niet altijd aan tegemoet.

Om een beoordeling te kunnen maken kan een gedetailleerd inrichtingstudie inclusief groenaanleg met beplantingsplan bij de stedenbouwkundige vergunning toegevoegd worden.

De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied.

Om de duurzame ontwikkeling te garanderen wordt bij elke aanvraag tot omgevingsvergunning een afweging gemaakt omtrent de inrichting van het op dat ogenblik voorgestelde project ten opzichte van de inrichting van het op dat ogenblik reeds ontwikkelde deel en het op dat ogenblik nog niet ontwikkelde deel van het terrein binnen de grenzen van het RUP. Uit deze afweging moet blijken hoe het voorgestelde project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. Indien de vergunningsaanvraag voorafnames doet ten aanzien van een aangrenzende zone, moet ook deze zone worden behandeld in de inrichtingsstudie.

In de inrichtingsstudie wordt tenminste aandacht besteed aan:

- het waarborgen van een kwalitatieve inpassing in de omgeving, meer bepaald ten opzichte van de naastgelegen woon- en bedrijvenzone;

Toelichting bij de verordenende voorschriften Verordenende voorschriften algemene bepalingen De inrichtingsstudie geldt niet voor verbouwingen binnen bestaande bouwvolumes (zonder

functiewijziging).

De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen.

Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie, een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.

- het aantonen dat de limiet footprint bebouwing conform de voorschriften gerespecteerd wordt;

- het afstemmen van de ontwikkeling op de draagkracht van de omgeving;

- het waarborgen van een goede ontsluiting op het omliggende wegennet;

- het waarborgen van een goede aansluiting van de voetgangersinfrastructuur op de verkeersinfrastructuur in de onmiddellijke omgeving waarbij tevens de aansluitingen van langzaam verkeersverbindingen met het openbaar vervoer in kaart worden gebracht;

- het waarborgen van voldoende opstelcapaciteit voor voertuigen die de parking op- en afrijden zodat het naastliggend fietspad en de naastliggende busstrook niet worden geblokkeerd;

- het garanderen van efficiënt ruimtegebruik door stapeling waar mogelijk;

- het garanderen van een toegankelijk en aantrekkelijk gebied voor fietsers en wandelaars;

- het kwalitatief inpassen van een eventuele reclamepyloon;

- het kwalitatief toepassen van de principes van integraal waterbeheer;

- het waarborgen van een samenhangende en functionele inrichting van de zone voor de diverse bestemmingen.

Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie, een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.

4. Werken/constructies i.f.v. openbaar nut, milieutechnische ingrepen Werken en constructies i.f.v. openbaar nut: bv. onderhoud en inspectie van waterlopen, nutsleidingen, elektriciteitscabine,…

Milieutechnische ingrepen: bv. omleggen van waterlopen, aanpassingswerken aan riolering, pompinstallaties, waterbeheersing,…

Onder bouwkarakteristieken wordt verstaan: inplanting, materiaalgebruik, bouwvolume,…

Werken en constructies in functie van openbare nutsvoorzieningen, openbare wegenis en milieutechnische ingrepen kunnen in alle zones toegelaten worden voor zover de schaal en de bouwkarakteristieken ervan geen fundamentele afbreuk doen aan de kwaliteit van de omgeving.

5. Duurzaamheidsaspecten – landschapselementen en biodiversiteit Het respecteren van de natuurlijke en de landschappelijke structuur impliceert dat deze structuren vooraf in kaart gebracht moeten worden zodat er op gemotiveerde wijze mee rekening kan gehouden worden.

Elke nieuwe ontwikkeling dient te gebeuren met respect voor de bestaande natuurlijke en de landschappelijke structuur. Bestaande en waardevolle kleine landschapselementen dienen maximaal gevrijwaard te worden in een inrichtingsconcept.

Toelichting bij de verordenende voorschriften Verordenende voorschriften algemene bepalingen Met natuurlijke en landschappelijke structuur wordt onder meer bedoeld: beekvalleien,

markante reliëfelementen, beeldbepalende landschapselementen (houtkanten, bomen, bomenrijen, bossen,…). Het behoud van deze elementen en de integratie ervan bij het inrichtingsontwerp zorgt voor het behoud van de bestaande biodiversiteit.

De bestaande landschappelijke elementen, kenmerken en het fysisch systeem moeten aan de basis liggen van de globale inrichtingsvisie.

Het vrijwaren en integreren van bestaande groenaanleg (waar mogelijk) creëert een eigen identiteit en draagt bij tot een aangename omgeving. Bovendien kan dit een positieve bijdrage leveren op vlak van biodiversiteit / ecologische infrastructuur. Voorbeelden zijn:

beekbegeleidende beplaning, houtkanten, grote solitaire bomen, bomenrijen,…

Bij de keuze van plantmateriaal kan ook rekening gehouden worden met natuurelementen uit de omgeving. Ook bij de inrichting van buffer- en infiltratievoorzieningen wordt zoveel mogelijk ingespeeld op een natuurlijke uitwerking van deze inrichtingen.

Aanplantingen gebeuren met inheems plantgoed. Met uitzondering van de afsluitingen kan in particuliere tuinen ook niet-streekeigen beplanting worden gebruikt.

De aanleg van het openbaar domein moet zodanig gebeuren dat een pesticidenvrij beheer mogelijk is.

De aanleg van bovengrondse buffer- of infiltratievoorzieningen dient te gebeuren volgens de principes van de natuurtechnische milieubouw.

6. Duurzaamheidsaspecten – integraal waterbeheer – waterlopen en waterberging

De sectorale regelgeving is van toepassing. Op het ogenblik van opmaak van dit RUP is dit de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

Het plangebied zelf is niet overstromingsgevoelig, maar aangezien het stroomgebied van de Bergebeek (stroomafwaarts) effectief overstromingsgevoelig is, zijn er extra maatregelen nodig. Daarom wordt voor ontwikkelingen op de site een strengere buffer- en lozingsnorm opgelegd: min. buffervolume van 330m³/ha en max. lozingsdebiet van 10l/(s.ha).

Maatregelen inzake verontreiniging kunnen zijn: gebruik van vloeistofdichte vloeren, gebruik van ondoordringbare kuipen voor het opslaan van vaten, reservoirs of tanks die vervuilende producten bevatten, ondergrondse opslag van vervuilende producten vermijden,…. Deze opsomming is niet limitatief.

Maatregelen inzake bemaling kunnen zijn: gebruik van verticale waterremmende wanden, een horizontale natuurlijke of kunstmatige waterremmende laag, het hervoeden van water in de grond d.m.v. retourbemaling of oppervlakte-infiltratie, …. Deze opsomming is niet-limitatief.

De sectorale regelgeving is van toepassing.

Bijkomend wordt een buffer- en lozingsnorm opgelegd: min. buffervolume van

330m³/ha en max. lozingsdebiet van 10l/(s.ha).

Waar risico op verontreiniging bestaat, moeten maatregelen getroffen worden om negatieve effecten op de waterkwaliteit van oppervlaktewater en grondwater te vermijden.

Bij bemalingen moeten maatregelen getroffen worden om significante schadelijke effecten met betrekking tot de grondwaterhuishouding te vermijden.

Toelichting bij de verordenende voorschriften Verordenende voorschriften algemene bepalingen Buffering met vertraagde afvoer is enkel mogelijk indien effectief aangetoond wordt dat de

bodem niet infiltratiegevoelig is. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een infiltratieproef.

Bij niet-infiltratiegevoelige gebieden kan voor buffering met vertraagde afvoer gekozen worden op voorwaarde dat aangetoond wordt dat de bodem effectief niet infiltreerbaar is.

De volgende waterloop loopt door het plangebied:

– Bergebeek 2de categorie

De waterloop moet behouden blijven in functie van een goede waterhuishouding en indien nodig verbeterd worden d.m.v. ruiming, verbreding, e.d. .

De 5m-zone aan weerszijden van de Bergebeek moet bereikbaar zijn/blijven in functie van ruimingswerken en een recht van deponie van de ruimingsproducten.

- een fiets-en voetgangersdoorsteek aanlegeen en inrichten in de 5m-zone kan in synergie met de uit te voeren ruimingswerken aan de Bergebeek.

Voor zover ze de realisatie van de bestemming niet in het gedrang brengen, zijn volgende werken, handelingen en wijzigingen in functie van waterbeheer toegestaan op voorwaarde dat de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden:

- het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van beken en grachten;

- het behoud en herstel van de structuurkenmerken en de waterkwaliteit van de beken en grachten;

- het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast;

- het beveiligen van bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen;

- het behoud en herstel van de verbindingsfunctie van beken en grachten.

Het eventuele verlies aan waterberging dient binnen het plangebied gecompenseerd te worden. Er moet telkens nagekeken worden of er voorzien kan worden in collectieve hemelwaterinfiltratiesystemen.

De bestaande grachten binnen het plangebied dienen open gehouden te worden.

Indien dit omwille van bepaalde inrichtingswerken niet mogelijk is, moeten de

Toelichting bij de verordenende voorschriften Verordenende voorschriften algemene bepalingen

De noodzakelijkheid van de wegenis langsheen de waterloop alsook overwelvingen moeten tot een minimum worden beperkt.

grachten zodanig verlegd worden dat de oorspronkelijke waterafvoer verzekerd blijft.

Plaatselijke overwelving van de beek in functie van een fiets- of wandelpad of noodzakelijke wegenis is toegelaten.

7. Duurzaamheidsaspecten – duurzaam bouwen

Bij het ontwerpen/realiseren van gebouwen en constructies moet o.a. rekening gehouden worden met:

- zuinig ruimtegebruik: beperkte voetafdruk (binnen het perceel of het projectgebied) door concentratie en beperking van de bebouwde en verharde oppervlakten;

- het gebruik van duurzame en milieuverantwoorde materialen en technieken met het beperken van het materiaalgebruik;

- het beperken van energieverbruik door compact bouwen in relatie tot volume-efficiëntie en het gebruik van natuurlijke energiebronnen;

- het creëren van geschikte condities bij het ontwerp voor het benutten van zonne-energie door een goede oriëntatie van daken (zonnepanelen), terrassen en transparante geveldelen (passieve zonne-energie);

Het is verplicht om nieuwe daken van meldings- en vergunningsplichtige constructies voor minimaal 80% in te zetten en aan te leggen in het kader van duurzaam ruimtegebruik.

Hiervoor wordt gewerkt vanuit een minimaal te realiseren oppervlak in zowel groendak als zonne-energie (vb. zonnepanelen) van 20%. Hierdoor kan de invulling van de 80% flexibel worden ingevuld naar eigen behoeften (vooral wat betreft energie) met bijvoorbeeld 20%

Hiervoor wordt gewerkt vanuit een minimaal te realiseren oppervlak in zowel groendak als zonne-energie (vb. zonnepanelen) van 20%. Hierdoor kan de invulling van de 80% flexibel worden ingevuld naar eigen behoeften (vooral wat betreft energie) met bijvoorbeeld 20%