• No results found

Operationalisering van de materieel-semiotische verbeelding

Ik vat mijn bevindingen samen: Bachelard suggereert dat binnen het bewust gecreëerde oeuvre van een auteur nog een andere, onbewuste organisatie aanwezig is, die deel uit-maakt van de grammaticale, stilistische, en retorische organisatie van de tekst. Die onbe-wuste organisatie vormt de dieptestructuur. Onder verbeelding verstaat Bachelard de ma-nifestatie van een onbewuste dieptestructuur in het bewustzijn. Bachelard ontwikkelt een algemene beeldtheorie, maar levert geen beeldsystematiek. Wat Bachelard onder beeld ver-staat, heb ik verduidelijkt aan de hand van de freudiaanse droomverbeelding. Dat wil zeg-gen: alles wat zich aan ons bewustzijn presenteert in de vorm van waarneming, denken, en taal, beantwoordt aan de verbeelding. Bachelards elementaire metaforen zijn taalkundig geen metaforen, maar metonymia. Een metafoor in de betekenis die Bachelard daaraan toekent moet gelieerd zijn aan de natuurkundige en scheikundige eigenschappen van de vierledige archetypische materie—aarde, water, lucht, en vuur—of aan de daarbij beho-rende figuren, symbolen, en attributen. Bachelard beschouwt metaforen die steeds terug-keren in de tekst als “symptomen”. Die metaforen zal ik verzamelen in een interpretatieve inventaris. Deze inventaris is de eerste stap in het in kaart brengen van een onbewust ver-band tussen de bewust gekozen, zintuiglijke beelden (PV 120).

Een metafoor is niet onmiddellijk evident, maar wordt dat geleidelijk, als de herhaling ervan in verschillende contexten zichtbaar wordt. Die herhalingen leiden tot grotere figu-ren die obsedefigu-rend lijken te zijn.27 Iedere literaire tekst bevat zodoende sleutelbeelden; sleutelogen (Haasse 2002) die symptomatisch zijn voor een materiële dieptestructuur. Ze zijn symptomatisch, omdat een eerste metafoor via herhaling leidt tot afgeleide termen van een grotere reeks metaforen. Dit gebeurt op zo’n manier dat zich een (retorische) figuur aftekent die gedefinieerd kan worden als (het begin van) een “intrige”. Samen met andere tekstfiguren groeit een dergelijk cluster van tekstfiguren uit tot de persoonlijke mythe van de auteur: een oertekst (Kuitert & Rotenstreich 2002), die door de schrijver in verschillende fasen van haar schrijverschap wordt bewerkt. De auteur vat ik op als een conceptueel per-sonage dat in het werk tot verschijning komt; als een omhulsel van de belangrijke persona-ges van die auteur en de daarbij horende elementaire metaforen.

27 Haasse: “Toen ik bezig was realiseerde ik me ineens dat precies hetzelfde pakket van gegevens en obsessies die in al mijn werk en rol spelen, daarin ook weer naar voren kwam” (geciteerd in Peters 2007: 33).

Samenvattend stel ik vast dat Bachelard een algemene beeldtheorie schetst, waarin één materiële metafoor het startpunt van de interpretatie vormt. We komen deze bijvoorbeeld op het spoor via een breuk in het syntagma. Deze metafoor vormt door herhalingen een groter cluster of figuur. Als het beeld wordt gedefinieerd in termen van elementaire meta-foren, dan is er sprake van een beeld als het materieel-semiotische erin doorwerkt. Dat houdt in dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen (a) de weergave van de werke-lijkheid in de tekst; en (b) de materieel-semiotische verbeelding van de werkewerke-lijkheid. Voor de volledigheid: (a) en (b) doen zich zowel in wetenschappelijke teksten als in fictie voor. Het verschil tussen (a) en (b) is dat ik in (b) rekening houd met het feit dat de observatie van de werkelijkheid bemiddeld wordt door een bewustzijn (door een perspectief). Hier-mee kan in de tekst onderscheid aangebracht worden tussen de (zintuiglijke) werkelijkheid en de materieel-semiotische verbeelding.

We hebben het beeld gedefinieerd als een plaats in de tekst waar de werkelijkheid ver-vormd wordt door de materieel-semiotische werking van het beeldmateriaal. De elemen-taire metafoor is geen metafoor in strikte zin, maar wel een metafoor in de verruimde be-tekenis van het woord. vanwege zijn materialiteit is de elementaire metafoor vatbaar voor het semiotische en voor de overdracht van het psychisch naar het fonetisch systeem. De elementaire metafoor (het materiële beeld) stemt zich af “op wat geen enkele conventie, code of contract kan verdragen” (Kristeva 1991: 400). Materiële beelden vertekenen op een indirecte manier. Er zijn dus drie gebieden te onderscheiden: “objectieve” weergave; ver-beelding als vervorming; en een tussengebied. Datgene wat onder het regime van een ma-terieel-semiotische dieptestructuur wordt toegevoegd, zonder dat het een directe verteke-ning is, is een voorbeeld van het tussengebied.

Tot slot van deze paragraaf zet ik de belangrijkste begrippen van Bachelards materiele semiotiek onder elkaar:

(1)

Bachelard suggereert dat binnen het bewust gecreëerde oeuvre (het symbolische) van een auteur nog een andere, onbewuste organisatie aanwezig is (het semiotische), dat, hoewel het er niet geheel in kan worden opgenomen, deel uitmaakt van de grammati-cale, stilistische, en retorische organisatie van de tekst. Die organisatie vormt een diep-testructuur.

(2)

Verbeelding is de manifestatie van een semiotische dieptestructuur in de tekst.

(3)

Onder beeld verstaat Bachelard alles wat zich aan ons bewustzijn presenteert in de vorm van waarneming, denken, en taal, en dat beantwoordt aan de verbeelding.

(4)

Elementaire metaforen manifesteren zich in de vorm van materieel-semiotische mo-tieven.

(5)

Een materiële metafoor is een metafoor waarin een van de vier elementen aarde, water, lucht, of vuur een rol spelen, en alle natuurkundige, tastbare, zichtbare, sensibele ei-genschappen die daarmee in verbinding staan, alsmede aan de daarbij behorende fi-guren, symbolen, en attributen.

(6)

Volgens de definitie van “metafoor”—die bepaalt dat elementaire metaforen zijn ver-bonden met de aarde, water, lucht, of vuur—kunnen we een onderscheid maken tus-sen beelden die tot het corpus behoren, en beelden die daar niet toe behoren.

(7)

Elementaire metaforen zijn een constante semiotische stroom waarin de taal wordt opengebroken om het “onnoembare” (reële) tot verschijning te brengen. Ze represen-teren noch de fenomenale wereld, noch een archetypisch model dat eraan voorafgaat, maar behoren tot een derde —creatieve—orde.

(8)

De materieel-semiotische dieptestructuur articuleert zich in de elementaire materie, alsmede in de stem, het gebaar, het timbre, het ritme, de muzikaliteit, in kleur, in fo-nische, fonetische, en kinetische eenheden.

(9)

De materieel-semiotische metafoor is vanwege haar materialiteit vatbaar voor het se-miotische, en realiseert de overdracht van het psychisch naar het fonetisch systeem De auteur is een conceptueel personage dat in het werk tot verschijning komt, als een om-hulsel van haar belangrijke personages en de daarbij horende elementaire clusters.

Font:

Futura Light Condensed 20 pt