• No results found

SINT JOZEF TER EER

5. Openbaar kerkelijk leven

Nederland en Rome, - sterker dan ooit leek de band die de Nederlandse katholieken met het centrum der Kerk bond. Door Pius XI meermalen ten voorbeeld gesteld aan de gelovigen in andere naties, ontleenden zij aan die onderscheiding nieuwe impulsen tot bewonderenswaardige krachtsinspanningen, met name op het gebied van de missie-activiteit. Een Nederlandse katholiek in de Eeuwige Stad moest wel lyrisch worden, als Kees Meekel.

Mijn God, wat een stad van 'n Kerk, die al deze duizenden-duizenden kan omvâmen! Wat een storm van menschen, die deze grandiooze ruimte komt vullen. Tot boven in den koepel stijgt de vaart van hun aankomst, waar het bruisend ruischt als in een schelp. Daar, waar de grijze morgen-vaagten wijken nu het blonde zonlicht door de ruimte schiet, drie breede bundels, die komen van het Oosten en dringen naar het Westen.

De mozaieken beginnen er wolkend van te glanzen en de gouden letters er onder te schitteren in mystieken sterren-krans: Petrus zij Gij ... steenrots ... en op deze steenrots zal Ik Mijn Kerk bouwen ... de machten van de hel zullen krachteloos staan ...

Zou de apostel niet verstoft en vergeten zijn, als elke andere visscher van Tiberias' liefelijk meer, wanneer dit schrift niet onderschreven ware geworden door een Goddelijke Levenswekkende Hand?

Zie daar staan, die zoemende beweeglijke ontelbare schaar, waarop je duizelend neerziet als in een afgrond - ingeruimd en geschut in de hokken en afdeelingen van een wonderbaren Herder.

Is het niet, of Christus zelf dadelijk zal verschijnen?

In wiens brein had dit kunnen opkomen tweeduizend jaar geleden?

Hier zit ik op een bank - ik heb een goed verzorgde plaats - en hef mijn hoofd naar den zonnigen koepel, als zoek ik daar een weg in mijn gedachten ...

Die Petrus, die Paus, voor wien dit altaar gereed staat, is hij niet het grootste wonder ter wereld? Hoor daar blazen de bazuinen! Ze blazen van een loggia boven den ingang en raken aller aandacht fel.

Bij deze klanken, die aandoen als in een eindelooze legerplaats, begint de massa te ontroeren; je hoort kreten heel ver weg.

Hij komt!

Groot is de Sint Pieter en wonderlijk geordend, doch nooit zag je dat zoo bovenmenschelijk als dezen dag.

Hij komt van verre, uit een ander land, deze Paus op zijn draagstoel: langzaam, gestadig, boven de hoofden een bloem, een licht! Het is de vaart van een wonderbaar schip over de wateren, die in de buurt lijken te komen van bruischende cascades: menschen, menschen, niets dan menschen, juichend, klappend, applaudisseerend, roepend. Hun kreten gaan boven de hooge bazuinen uit: roffelend, donderend.

De Maasbode, 17 jan. 1929

In het voorjaar van 1929 werd de z.g. Romeinse kwestie opgelost. Het Verdrag van Lateranen herstelde de Paus van Rome in zijn tijdelijke macht: als Soeverein over Vaticaanstad. Het feit deed golven van geestdrift over katholiek Nederland slaan. Op de Buitengewone Vergadering van den Nederlandschen Katholiekendag, gehouden te Utrecht op 17 april 1929, hield A. Laudy de grote feestrede onder de titel:

Het Te Deum van Rome en Nederland

Een machtige daad der Voorzienigheid, die de lotgevallen der volken ordent, heeft een wending gegeven aan den gang der Kerk door de geschiedenis. Hoe wenschte ik mij, machteloos als de mond van menschen tegenover goddelijke dingen, de stem van den eenigen Nederlander, onmisbaar in deze historische zaal en in dit zegevierend uur, om de ontzaglijkheid der gebeurtenis, die Rome tot ons luidt, op te roepen aan de macht van zijn beeldende taal en den koperen adem van zijn woord; hoe liefst zou mijn arme verschijning terugtreden achter zijn breede schouders, die de Kerk van Nederland hielpen dragen. Mijn woord roept hem aan, uw gedachte ziet uit naar dezen vollenman-van-den-Paus, die de Pausen nog bezong als hij hun rechten niet verdedigde met de bronzen slagen van de stem, welke zooveel jaren in ons Parlement en onze volksvergaderingen weerklonk; want zijn leven lag in Nederland, maar zijn levensmiddenpunt in de Stad van de Pausen, waar hij zijn moe- en afgestreden hoofd aan de schaduw van het Vaticaan te ruste legde in het stervensjaar van den grooten Paus, die den strijder bemind en gezegend had, wiens naam met dien van Rome en den Paus onsterfelijk en in één adem door Nederland wordt genoemd - Mgr. Dr. Schaepman. [ ]

Alleen de mond, die zoo machtig heeft gebeden en geprofeteerd zou gerechtigd zijn, aan de Pausmeeting, na zijn dood heropend en voortgezet, het antwoord te geven, dat thans de geschiedenis

voltooit. Gestorven spreekt nog die mond, zijn verleden kan niet zwijgen in het heden, dat op hem heeft gewacht, hij moet spreken, - hoor, en hij spreekt: ‘Ziet, ik verkondig u een groote vreugde, welke voor het geheele volk zal zijn.’ Voor ons van Willibrord gedoopte volk, maar ook voor de volken, die over de geheele wereld elkander deze blijde boodschap voortzeggen: onze jarenlange protesten zijn van den hemel verhoord, het romeinsche vraagstuk werd opgelost, de Paus gaat vrij rond in Zijn Stad, overnacht is het groote wonder geschied, en op de plaats zelf, waar wij het van den Koning der eeuwen hebben afgesmeekt, klaroen ik vandaag luid en vol den dank met de onhoudbare geestdrift van mijn gansche volk:

‘Aan U, o Koning der eeuwen, Aan u blijft de zegekroon!’

Indien ons gevoel aan de geschiedenis op haar ontzaglijk keerpunt een bevrediging vroeg, dan heeft het die nu gekregen. Als het wonder van Rome herdacht moest worden door een nederlandsche stem, dan hebt gij haar gehoord. En zoo het Te Deum der latijnsche Kerk wachtte op een Hollandschen gedenkklank, dan is hij aangezongen door onzen grootsten bidder en strijder, wiens koningslied in onze harten blijft natrillen zoolang er in Rome een Paus is en in Nederland een volk om hem te vieren! [ ] In dezen wereldzang der Zuster-Kerken treedt vandaag het kerkelijk Nederland met een nationale stem en een eigen timbre van liefde.

Want de liefde is het scheppende leven in het lied, dat de kerkelijke wereld zingt. En zoo een plaats is voorbehouden aan de liefde, die dicht bij het hart der moeder mede-leed haar bittersten nacht, dan mag de Kerk van Nederland in deze ure van Johannes-liefde het hoofd laten rusten op de borst van Rome. Want in den nacht, dat de verrader kwam, om het zichtbare Hoofd der Kerk gevangen te nemen, heeft het katholieke Nederland een spontane beweging van edelmoedigheid gemaakt, en om den Vader te beschermen het bloed van zijn zouaven aangeboden. Wij kunnen in deze

herdenkings-bijeenkomst van Rome en Nederland het edel bruisen niet verzwijgen van dit zouavenbloed, prinselijk gegist in ons kaas- en broodvolk. [ ]

De klokken van Rome en Nederland luiden en spelen hoog aan den hemel het rhythme der blijdschap. Machteloos is de stem van één mensch, om uit de boordevolle harten de uitgestorte blijdschap voor te dragen op den wijden beier van het klokkenr-hythme onder de koepelen van den tijd. Er moet een kóór zijn van stemmen, die het gesproken woord afzingen in een dithyrambe van dankbaarheid. Beweeg dan den klank van dit koor, Hollands scheppend genie, uit onze katholieke muziek na de middeleeuwen geboren, beweeg het voor de dithyrambe van

dankbaarheid, die het grootste wonder van de na-middeleeuwsche geschiedenis zal vieren. En eer we tot onze dagplichten uit elkander gaan en ons verheugen, dat we dezen goeden dag mochten zien, barst los, katholiek-nationale gevoelens van het koninklijk en pauselijk volk, dat achter de duinen het Te Deum van uw ruischende zee en uw zingende zielen over de bergen gaat dragen; - dit is uw biddend antwoord - zonder-end op den wiekslag der door alle hemelen gedragen vraag: ‘wie is Hij, die zoo hoog gezeten?’, het is de opening van uw monden op het eindeloos gebed van de Kerk in de lofreien, neergezonken op het drieluik van het hemelsche gezang in de lage landen; het is de geestelijke bruiloft der zielen aan het bloed en den wijn in de geheimen van het Hooglied, waar van liefde de kleuren der rozen sidderen; het is 't geloof van de Utrechtsche Bisschoppen en de Abten van Egmond en de kruisvaarders en de klopjes in den samenzang van den ouden en nieuwen tijd, die uit alle graven van het verleden en de herrijzenis van onzen geestelijken zomer het wonder verheerlijken, dat in deze zaal de Kerk van Nederland heeft afgebeden tot het vers vol vertrouwen: ‘Op U, o Heer, heb ik gehoopt’, en dat zij vandaag met het gezicht naar Rome ten einde zingt in haar vervulde Te Deum: en ik ben van U niet beschaamd geworden in eeuwigheid!

Het officieel verslag vermeldt nog:

Onmiddellijk na deze rede, welke vol spanning werd aangehoord, en met applaus werd begroet, zette het koor het ‘Te Deum Laudamus’ van Alph. Diepenbrock in. Dit koor, bestaande uit 200 dames en heeren, aangesloten bij het Utrechtsch R.K. Koorcomité, en met medewerking van de Solisten Jo v. IJzer - Vincent, sopraan, S. Luge - Beuge, alt, L.v. Tulder, tenor en J. Dekker, bas, benevens van het Utrechtsch Stedelijk Orkest, mocht na afloop een welverdiend applaus in ontvangst nemen voor de keurige uitvoering van het mooie werk, dat onder leiding van den bekwamen dirigent Joh. Winnubst ten gehoore was gebracht.

Officieel Verslag van de Buitengewone Vergadering van den Nederlandschen Katholiekendag, gehouden te Utrecht op 17 april 1929. Paul Brand, Bussum __________________________

De grote PAUSFILM te Rotterdam

De heerlijkheden van het Vaticaan en de bezigheden van Paus Pius XI met zijn hofhouding (Paus en Vaticaan) slechts

Zaterdag 15 Februari