• No results found

In het Orveytbos komen tal van open en halfopen vegetaties voor. Hieronder worden volgende gebieden besproken: het centraal begrazingsblok; de poelen; de open plek van bestand 14y en een deel van bestand 12c; de struwelen van bestand 1u, 5u, 8u en 16u en het Peperboompjeshooiland, het Bokkeorchishooiland, de Slenk en andere open vegetaties langs het talud.

4.8.1 Het centraal begrazingsblok

Het centrale begrazingsblok wordt samen met een deel van de terreinen van het natuurreservaat De Vaarttaluds begraasd. De totale begraasde oppervlakte bedraagt momenteel 10,6 ha (zie ook tabel 5) en zal de komende jaren waarschijnlijk niet meer wijzigen. Het gebied binnen het Orveytbos wordt momenteel grotendeels permanent begraasd, het deel van het natuurreservaat De Vaarttaluds wordt seizoenaal begraasd tussen 1 augustus en 1 april (zie tabel 5). De begrazing gebeurt momenteel door 4 Shetlandpony’s. De begrazingsdruk bedraagt dus 0,67 GVE /ha in het voorjaar en 0,38 GVE /ha gedurende de rest van het jaar.

De doelstelling is om hier een gevarieerde wastine te laten ontwikkelen. Deze processen worden gestuurd door de begrazing en eventueel door gericht maai- en kapbeheer. Er worden in het begrazingsblok geen bomen meer geëxploiteerd. Oude of dode bomen die een gevaar vormen voor de paden, omheining of dergelijke meer kunnen gekapt worden maar blijven ter plaatse liggen.

Dit begrazingsbeheer zal de komende 20 jaar verder gezet worden. Er zal een regelmatig (minstens jaarlijks overleg) komen tussen ANB en Natuurpunt-Zwevegem: die het natuurreservaat De

Vaarttaluds beheren en verantwoordelijk zijn voor het begrazingsbeheer in het Orveytbos (contactpersoon Wim Pauwels). Hierbij kunnen eventuele andere deskundigen in verband met begrazingsbeheer of orchideeën gevraagd worden. Dit overleg dient om praktische regelingen te treffen, de begrazing te evalueren en te sturen. Indien de struiklaag te sterk uitbreidt kan hier bv.

beslist worden om eventueel een deel te kappen.

Om deze evaluatie mogelijk te maken zal de boswachter elk jaar kort de vegetatieontwikkeling, de evolutie van de zeldzame planten, de opkomst van struwelen en opgaande bomen en het

graasbeheer evalueren. Aan de beheerders van het natuurreservaat De Vaarttaluds wordt gevraagd hetzelfde te doen voor de terreinen van het natuurreservaat.

De begrazing zal de komende jaren verder gezet worden met Shetlandpony’s. De begrazingsdruk zal initieel behouden worden, maar kan op basis van de evaluaties in onderling overleg gewijzigd worden.

De eigenaar van de dieren, Natuurpunt-Zwevegem, is verantwoordelijk voor het verzorgen en opvolgen van de dieren.

4.8.2 De poelen

4 Beheermaatregelen

In de poelen van het Orveytbos komt een populatie van Kamsalamander (een habitatrichtlijnsoort) voor, verder is het gebied rijk aan andere amfibieën en libellen. Het beheer van de poelen is dan ook gericht op het behoud van deze natuurwaarden.

De Paardeput, de Nieuwe poel en een derde te graven poel worden via een rotatie om beurten geschoond en de vegetatie en opslag gemaaid, gekapt en afgevoerd. Op die manier zal er om de 5 jaar één poel geschoond worden. Indien blijkt dat de poelen snel verlanden kan de rotatie in de toekomst ingekort worden.

De Paardenput zal in 2008 opnieuw uitgegraven worden. In 2013 wordt er een nieuwe poel gegraven op de grens van de bestanden 7b en 9y in het begrazingsblok. Rond 2018 zal de Nieuwe poel afhankelijk van de noodzaak geschoond worden en zal de vegetatie en opslag gemaaid, gekapt en afgevoerd worden. Rond 2023 gebeurt hetzelfde met de Paardenput. Het opschonen van een poel gebeurt best half september tot eind november. Drastische werken kunnen het best in de winter gebeuren. Bij het opschonen wordt steeds een kwart van de poel ongemoeid gelaten zodat van hieruit de vegetatie en fauna terug kan koloniseren.

De Bospoel wordt in 2008 samen met de Paardenput opnieuw uitgegraven. De poel kan met een kraan bereikt worden via bestand 12c. Daarna is er geen opschoning meer voorzien.

De Grote poel, Stuwpoel en de Wilgenpoel kunnen verder spontaan ontwikkelen. Bij de lisdodde-vegetatie van de Grote poel zal verbossing tegen gegaan worden door indien nodig de lisdodde-vegetatie (gedeeltelijk) in de winter éénmalig te maaien. Hierbij wordt natuurlijk rekening gehouden met de aanwezigheid van zeldzame vogels als Roerdomp (die hier als wintergast reeds is gezien).

4.8.3 De moerasspirearuigte

De ruigte in de zuidwesthoek van bestand 12c (zie Figuur 7) wordt gekenmerkt door riet en

Moerasspirearuigte. Bestand 14y bestaat uit een kort gemaaid pleintje met een zitbank, het centrale deel wordt minder frequent gemaaid en hier groeit voornamelijk Pitrus. De randen bestaan uit braamstruwelen en een struiklaag die de overgang vormt met bestanden 15a en 16u.

Het kortgemaaide deel met de zitbank in bestand 14y) blijft behouden. De moerasspirearuigte (zuidwesthoek van bestand 12c), de pitrusruigte en bramen (delen van bestand 14y) worden om de 4 jaar eind september gemaaid en afgevoerd. Dit maaibeheer zal samen met al het andere jaarlijkse maaiwerk uitbesteed worden. De struiklaag wordt zoals bestand 16u beheerd (zie hieronder).

Figuur 7: Kaart met ligging van de Moerasspirearuigte.

4.8.4 De struwelen van de taluds

Het deel van het bestand 1u dat buiten het begrazingsblok ligt, vormt de talud tussen bestand 1a en de Slenk 8u en bestaat voornamelijk uit doornstruwelen. Bestand 5 u bestaat uit groepjes Robinia, doornstruwelen, wilgenstruwelen, braamstruwelen en grazige vegetaties met verspreide meidoornen.

Bestand 8u bestaat voornamelijk uit een hooiland dat verder gemaaid zal worden, de randen bestaan uit struwelen. Bestand 16 u bestaat bijna volledig uit wilgenstruwelen, met plaatselijk ruigtes of braamstruwelen.

Deze struwelen zullen via regelmatig afzetten behouden worden. Elk jaar wordt ongeveer 0,2 ha afgezet zodat om de 20 jaar de meeste delen van de struwelen een- of meerdere malen zijn afgezet.

De Robinia worden minstens om de 8 jaar afgezet om zaadvorming te vermijden. Een groot deel van bestand 16 u zal nagenoeg niet afgezet worden, op lange termijn kan dit gebied eventueel evolueren naar een nulbeheer.

Bij het afzetten van Sleedoorn wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de eventuele

aanwezigheid van Sleedoornpage. De eieren zijn immers gedurende de winter, tijdens het afzetten, op het hout aanwezig. Het is wel noodzakelijk om de struiken regelmatig af te zetten omdat ze hun eitjes afleggen op jong sleedoornhout. Hiervoor werd het afzetten reeds zoveel mogelijk gefasseerd.

Eventueel kan afgezet sleedoornhout blijven liggen in de buurt van niet afgezette Sleedoorn.

De halfopen vegetaties en braamstruwelen kunnen spontaan verder evolueren of worden af en toe gemaaid om bv. het afzetten van de struwelen mogelijk te maken of om de gekapte populieren langs de helling te kunnen laten zakken. Een deel van de halfopen vegetaties zal jaarlijks gemaaid worden (zie hieronder).

4.8.5 De hooilanden

Het Peperboompjeshooiland (deel van bestand 16y) is een zeer waardevol zuid geëxposeerd glanshaverhooiland met onder meer Zeegroene zegge, Bevertjes, Klavervreter, Grote ratelaar, Bijeorchis, Rietorchis en 1 Peperboompje. Het Bokkeorchishooiland (deel van bestand 5u) is eveneens een waardevol glanshaverhooiland met verspreide meidoornstruwelen op het talud met onder meer 1 Bokkeorchis, Rietorchis, Grote ratelaar, en Bosorchis. De Slenk (bestand 8u) is een halfopen vochtig grasland.

De andere open vegetaties situeren zich op de bovenste helft van het talud bij bestand 5u, het onbegraasde deel van bestand 9y en het deel van bestand 16y dat niet tot het

Peperboompjeshooiland behoort. Hier gaat het om verruigde glanshavergraslanden met verspreide boomopslag.

De doelstelling is om deze waardevolle graslanden te behouden en verder te laten ontwikkelen. Ook het halfopen karakter van deze graslanden met her en der verspreid staande struiken, voornamelijk meidoorn, wordt grotendeels behouden.

Al deze gebieden zullen eind september jaarlijks gemaaid worden met afvoer van het maaisel. Dit maaibeheer zal in de toekomst uitbesteed worden. Bij het Peperboompjeshooiland en het

Bokkeorchishooiland is het noodzakelijk dat het maaibeheer hier zeer correct wordt uitgevoerd en dat er geen te zware machines worden gebruikt, de helling is overigens te steil voor tractoren. De

verspreid staande struiken bij de Slenk en het Bokkeorchishooiland dienen behouden te blijven. Indien deze te sterk uitgroeien kunnen er eventueel enkele struiken worden afgezet. Om het maaibeheer van de andere delen van het talud mogelijk te maken zal een strook van 5m grotendeels vrijgemaakt worden van struiken zodat de strook vanaf de weg boven aan het talud met een zijdelingse maaibalk gemaaid kan worden. Het toegangspad dat door de Slenk loopt, zal afgebakend worden door een knuppelpad vermits het hier vaak vochtig is en om te vermijden dat de volledig gemaaide oppervlakte als pad gebruikt gaat worden.

4 Beheermaatregelen