• No results found

3. Intensieve veehouderij

4.2 Opbrengsten en kosten

Kilogramopbrengsten

Door de gunstige weersomstandigheden tijdens het groeiseizoen zijn de fysieke opbreng- sten van de belangrijkste akkerbouwgewassen hoger dan vorig jaar (tabel 4.2).

De Europese productie van aardappelen (EU-15) is duidelijk gestegen ten opzichte van vorig jaar. Door de droogte in 2003 was de oogst veel geringer dan normaal. In 2004 is er een toename van de productie met 14% tot bijna 47 miljoen ton. In Nederland zijn de opbrengsten van de consumptieaardappelen eveneens behoorlijk gestegen in vergelijking met vorig jaar. De productie per hectare is 10% hoger dan in 2003. Er is sprake van be- perkte uitval door rooibeschadigingen en door groene knollen als gevolg van de flinke regenbuien. De hectareopbrengsten van pootaardappelen blijven iets achter bij vorig jaar. De opbrengsten bedragen 35 ton per hectare. Zetmeelaardappeltelers mochten dit jaar 105% van het quotum leveren, omdat vorig jaar het quotum niet volgeleverd is. Dit zal naar verwachting niet gehaald worden. Gemiddeld bedraagt de oogst 45 ton veldgewicht per ha, omgerekend naar 400 gram onderwatergewicht bedraagt de oogst 52 ton per ha. Het onderwatergewicht ligt duidelijk lager dan vorig jaar; dus minder zetmeel per kilogram aardappelen.

De wereldvoorraad granen daalt al een aantal jaren achtereen. De daling zet ook dit jaar door, terwijl de wereldproductie in 2004 40 miljoen ton hoger is dan vorig jaar. In Ne- derland is de graanoogst hoger dan ooit. Enerzijds is dit het gevolg van een uitbreiding van het areaal door de verlaging van de braakverplichting van 10 naar 5% en anderzijds van hogere fysieke opbrengsten. De tarweproductie komt per hectare net boven de 10 ton uit. De totale graanproductie ligt 7% hoger dan vorig jaar.

Tabel 4.2 Fysieke opbrengsten (ton/ha), opbrengstprijzen (euro per 100 kg) van enkele akkerbouwge- wassen op akkerbouwbedrijven (inclusief BTW)

Fysieke opbrengst Opbrengstprijs

⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯ ⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯ 2002 2003 2004 (r) 2002 2003 2004 (r) Tarwe 9,3 9,7 10,1 11,17 13,86 11,65 Gerst 6,0 6,9 6,5 12,93 13,50 11,65 Consumptieaardappelen 46,4 43,9 48,3 7,27 12,08 5,50 Pootaardappelen 32,8 35,2 35,0 20,53 20,93 16,00 Zetmeelaardappelen a) 49,0 45,6 52,0 3,45 3,39 3,40 Suikerbieten b) 53,0 64,6 66,6 4,72 4,54 5,00 Zaaiuien 54,0 49,4 54,9 10,59 14,13 4,00 a) Tonnage bij 400 gram onderwatergewicht exclusief premie; b) bietenprijs bij 16% suiker.

Door de goede weersomstandigheden in het voorjaar kon er al vroeg begonnen wor- den met het inzaaien van de bieten. Het areaal dat overgezaaid moest worden is toch uitzonderlijk laag, 450 ha. In 2003 was dit tienmaal hoger vanwege vorstschade. Ook tij- dens het groeiseizoen bleven de omstandigheden goed. Dit resulteert in hoge kilogramopbrengsten en veel suiker. Per hectare is de suikeropbrengst ongeveer 10,7 ton, slechts iets onder de recordproductie van vorig jaar.

De uienproductie is erg hoog. Een stijging van maar liefst 11% ten opzichte van vorig jaar. Doordat het areaal eveneens flink gegroeid is, is de productie fors gestegen.

Opbrengstprijzen

De grote productie van de akkerbouwgewassen heeft nadelige gevolgen voor het prijsni- veau. De opbrengstprijzen van de akkerbouwproducten zijn over de hele linie lager dan vorig jaar (tabel 4.2).

Een echte uitschieter in negatieve zin zijn zaaiuien. Door de beduidend hogere pro- ductie in Nederland maar ook in de EU, zijn de prijzen slecht. Er zijn zelfs uien ondergeploegd. De export loopt matig en de prijzen blijven naar verwachting dit seizoen steken op gemiddeld hooguit 4 euro per 100 kg. Een extra tegenvaller is dat de export naar Rusland tijdelijk is stilgelegd.

Ook de aardappelprijzen moeten een flinke veer laten. De kwaliteit is goed, maar dit komt niet tot uiting in de prijzen. De verwachte prijs voor consumptieaardappelen is min- der dan de helft van vorig jaar; nog geen 6 euro. De export van pootaardappelen binnen de EU verloopt moeizaam. Door de lage prijzen van consumptieaardappelen is de vraag naar pootgoed beperkt. Bovendien ondervindt Nederland meer en meer concurrentie van landen als Frankrijk en België. In die landen zijn de kosten voor het keuren lager. De pootaardap- pelprijs voor dit seizoen wordt geraamd op 16 euro per 100 kg. Het BMS-quotum voor suiker ligt in 2004 op 872.500 ton. Dit is 12.500 kg lager dan vorig jaar. Door het vermin- derde areaal en een iets lagere suikerproductie per hectare daalt het aandeel C-suiker in 2004 sterk. De lage hoeveelheid C-suiker heeft een positieve invloed op de gemiddelde suikerprijs, die daardoor hoger uitkomt dan vorig jaar. Het lagere suikergehalte maakt ech- ter dat de opbrengstprijs per ton bieten lager is dan in 2003.

De prijzen van tarwe en gerst zullen naar verwachting dit seizoen 2 euro lager uitko- men dan vorig jaar. Toen had de droogte in de EU een krap aanbod tot gevolg. Door de grote Europese productie in 2004 wordt er veel graan ter interventie aangeboden. De zwakke dollar speelt ook een rol bij de mogelijkheden voor export. De huidige wisselkoers maakt Europees graan minder aantrekkelijk. Rogge kan niet meer ter interventie aangebo- den worden. Dit betekent dat de prijs verder kan zakken dan de minimumprijs die in het verleden gold. Dit heeft ook invloed op de prijs van voergerst, omdat gerst kan worden in- gewisseld voor rogge.

Kosten

De betaalde kosten exclusief rente stijgen met 4.000 euro ofwel met 3% in 2004 voor het gemiddelde akkerbouwbedrijf. De stijging doet zich voor bij de meeste kostenposten. De kosten voor zaaizaad en pootgoed stijgen sterker door het hoge prijsniveau. De berekende

kosten stijgen relatief meer. Vooral de hogere berekende rente voor grond is hier de oorzaak van. Dit wordt veroorzaakt door zowel een stijging van het areaal van het gemiddelde ak- kerbouwbedrijf als een hogere rentestand. Dit resulteert in een gemiddeld kostenniveau dat 7% hoger is dan in 2003.

Op de zetmeelbedrijven zullen de kosten iets meer stijgen dan op de overige akker- bouwbedrijven. De betaalde kosten zullen met gemiddeld zo'n 4.000 euro toenemen. De totale kosten stijgen met gemiddeld 8%.

Productiviteit en ruilvoet

De brutoproductiviteit is de verhouding tussen de hoeveelheden geproduceerde producten en de gebruikte productiemiddelen. De productiviteit is met 3% gestegen doordat de fysie- ke opbrengsten van de belangrijkste akkerbouwgewassen meer zijn toegenomen dan de inputs. Vooral de zaaiuien zijn daar een goed voorbeeld van (tabel 4.2). De toename bete- kent dat de productiemiddelen efficiënter zijn ingezet dan vorig jaar. De goede weersomstandigheden gedurende het seizoen hebben hier ook toe bijgedragen.

De ruilvoet meet de verhouding tussen de prijzen van de producten en die van de productiemiddelen. De ruilvoet is in vergelijking met vorig jaar sterk achteruit gegaan. Dit is te wijten aan een daling van de prijzen van de akkerbouwproducten met gemiddeld 20% bij een stijging van de prijzen van productiemiddelen met 5%.