• No results found

. . .voerden scooters de boventoon

Het eigenaardige van zo’n Parijse motor-tentoonstelling is, dat je er nooit op uitge-keken raakt. Wanneer je denkt, dat je de eerste dag alles gehad hebt, ontdek je op de tweede dag allerlei aanvullingen, terwijl een bezoek op de derde dag nog meer nieuwigheden oplevert en de dan nog steeds tijdens de openingsuren aangevoerde en op de looppaden en stands opgestapelde pakken en kisten er niet op wijzen, dat de exposanten aan het eind van hun verrassin-gen zijn. Je weet nooit, wanneer het aller-laatste aller-laatste nieuws gearriveerd is en je zou als journalist eigenlijk zedelijk ver-plicht zijn tot de sluitingsdag in parijs te blijven, als andere zakelijke verplichtingen je niet zouden noodzaken, spoorslags naar de veilige haven van het redactiekantoor te-rug te keren. Wat het aanvoeren van steeds meer goederen betreft: als de stand zelf reeds overvol is, neemt men rustig een stuk van het looppad in gebruik. Zo kon het bv.

Gebeuren, dat in de middag van de eerste dag een Origan motorfiets (u hoeft u niet te schamen, als u nog nooit van het merk ge-hoord heeft) wegens ruimtegebrek naast de stand werd geplaatst en daar na twee dagen nòg stond. Op onze onvolprezen R.A.I. mag je als exposant niet eens naast je stand staan, laat staan zitten, laat staan ’n eigen handeltje beginnen zomaar er-gens tegen een pilaar van het gebouw. Je mag er niet eens met een motorfiets door het gebouw knetteren, wat in Parijs wel gebeurde – vive la liberté! – maar je mocht er niet roken. Om het halve uur verkondigen luidsprekers de vermaning, dat de préfecture de police het roken strictement interdit had, hetgeen een gerede aanleiding bleek te zijn om maar weer eens de brand in een verse sigaret te ste-ken.

Nieuws op het gebied van de motorfietsen? Het meest opvallende – naast een overvloed aan scooters – was het ontbreken van die machines, die verleden jaar zoveel sensatie verwerkten: de forse 350 cc staande twin van Gnôme & Rhône, die er toen voor het eerst was, en de sierlijke 350 cc V-twin van Motobécane, die

Het artikel, zoals in het tijd-schrift Motor stond, geeft een fantastisch beeld van de tijd weer. Zo valt het op dat het taalgebruik, naar moderne be-grippen langdradig is, veel moeilijke woorden bevat en dat de schrijver weinig ruimte laat voor een eigen mening. Dat laatste komt met name door het bijna volledig ontbreken van afbeeldingen waarop je een ei-gen mening zou kunnen base-ren.

De schrijver spreekt aan het einde over een beknopte

27 er voor de tweede – en blijkbaar laatste – keer was. Deze beide prototypen in een cylinderinhoud, waarin de Franse industrie niets heeft aan te bieden (behalve de aloude Terrot zijklepper) zijn blijkbaar dus geschrapt.

De nieuwe René Gillet 250 cc, de eerste Franse machine in deze klasse, was er wèl, hetgeen niet zeggen wil,dat nadat dit type ’n jaar geleden als prototype aan het publiek werd getoond, de fabricage er van inmiddels begonnen zou zijn. Het ziet er echter wel naar uit – en het schijnt nu zelfs serieus de bedoeling te zijn – dat met de fabricage impopulair. Vooral Puch wordt er in behoorlijke pro-duct van eigen bodem zal er dus zeker wel kans hebben, vooral omdat de prijzen in vergelijking met die der ingevoerde merken belangrijk lager liggen (b.v. frs 170.000 voor de Jonghi tegen frs 205.000 voor de Puch).

We noemden daarjuist de Jonghi als 250 cc machine. Inderdaad brengt deze fa-briek , die onder leiding staat van de bekende Italiaanse constructeur Remondini een kwartliter tweetakt, gehuisvest in het frame van het aantrekkelijke 125 cc sportmodel met bovenliggende nokkenas, dus met de typische telescopische voorvork met “getrokken” vering, maar met normale telescopische achterwielve-ring in plaats van het scharnierende achterframe, dat de sportmachine heeft.

Naast deze beide modellen uit de middenklasse, die dus nog niet in productie zijn, maar toch wel gauw zullen komen, bestaat de gehele Franse productie van zware machines uit slechts enkele modellen, die bovendien in niet al te grote hoeveelheden gemaakt worden. Het is wel eens interessant om de officiële cijfers te noemen en dan beginnen we met de grootste, Terrot die wij samen zullen vat-ten met de Magnat-Debon, die uit dezelfde fabriek komt en allen een andere transfer op de tank heeft.

Hier volgen dus alle Franse machines vanaf 350 cc, met daarachter het aantal ge-fabriceerde stuks gedurende de eerste zes maanden van dit jaar: Terrot 350 cc Splinternieuwe Motobécane

28 zijklep (1547), Terrot 500 cc kopklep (1011), Monet & Goyon 350 cc kopklep (65), René Gillet 750 cc V-twin (11) en René Gillet 1000 cc V-twin (133). Ter completering willen we vermelden, dat Monet & Goyon ook nog 201 stuks 250 cc kopkleppers afleverde.

Geen verheffend beeld van hetgeen de Franse motorindustrie op dit gebied pres-teert. Hier staat echter tegenover dat de productie van lichte motoren (100 – 175 cc) zeer belangrijk is toegenomen in vergelijking met verleden jaar. Om nog maar enkele cijfers te geven: gedurende de eerste zes maanden vn 1950 werden 50038 stuks gefabriceerd, tegen 85041 stuks over dezelfde periode van dit jaar!

Bij de fietsmotoren heeft het aantal in de eerste zes maanden van dit jaar gefabri-ceerde stuks het totaal aantal van verleden jaar zelfs reeds met 18603 overtroffen! De belangstelling voor de allerlichtste klasse, die der rij-wielhulpmotoren, en voor de 100 – 175 cc machines is er mede de oor-zaak van, dat vooral de grote fabrie-ken op het ogenblik geen experimen-ten wagen. Ze zijn te goed met de orders bezet om daarnaast nog de productie van zwaardere modellen op te vatten, want het is logisch, dat een fabrikant de weg van de minste weerstand verkiest. Kleine fabrieken als René Gillet en Jonghi die met hun 125 cc machines weinig voet aan de grond krijgen (respectievelijk 996 en 2435 stuks over het volle jaar 1950, waarbij de fabricage van een eigen motor, bij Jonghi nog ver-deeld over twee modellen, tweetakt en een kopklep, nauwelijks lonend kan zijn), hebben in dit opzicht meer te winnen dan te verliezen en ze zijn bovendien “beweeglijker”. Het is dan ook heel goed mogelijk, dat ze succes met hun uitbreiding zullen hebben, temeer daar de belangstelling voor meer reservekracht dan de 125 cc motoren bieden duidelijk merkbaar is in de vele 175 cc modellen, die worden aangeboden en waarvan de prijs zelden lager, maar dikwijls hoger ligt dan die, welke voor de nieuwe 250 cc machines zijn gecalculeerd.

Peugeot blijft op alle modellen de tweetakt trouw, evenals Monet & Goyon, die de Villiers in licentie bouwt. Zürcher, Ydral, Aubier Dunne en de nieuwe Ner-vor, die op deze tentoonstelling z’n intrede deed. Ook Ultima en René Gillet

ma-De befaamde Grégoire “correcteur” is nu ook op de motorfietsen versche-nen.

29 ken in de lichte klasse uitsluitend (eigen) tweetaktmotoren, terwijl Terrot en Jonghi zowel twee- als viertaktmotoren leveren. Motobécane echter, thans Fran-rijks grootste motorrijwielfabriek, heeft uitsluitend zij- en kopkleppers, terwijl meer dan alle tweetaktinbouwmotoren bij elkaar de A.M.C. kopklepper gemon-teerd wordt. Deze van huis uit nogal luie (maar naar reputatie zeer solide) motor wordt veelal ingebouwd in zeer sportief uitziende machines, aangeduid met

“Sport” en “Grand Sport”. Het oog (en het oor) moeten nu eenmaal ook wat heb-ben. Overigens schijnt het grote model van A.M.C. , dat 170 cc inhoud heeft, toch behoorlijk wat mans te zijn. De compressieverhouding ligt hoger dan bij z’n kleinere familieleden. (7,3:1) en als vermogen wordt 8,5 pk aangegeven.

De uitvoering van deze 125 en 175 cc motorfietsen is lang niet kinderachtig. Er zijn fors uitziende, goed gebouwde en aantrekkelijke exemplaren bij, die –als de prijzen maar niet zo Franshoog lagen – ook in ons land zeker belangstelling zou-den trekken. De telescoopvork is algemeen, de oude parallellogramvork ziet men

nog slechts bij uitzondering en dan nog alleen op de goedkoopste mo-dellen met tweetaktmotor met hand-schakeling. Ook achtervering is vrij algemeen, meestal telescopisch, maar ook wel met scharnierende achtervork. Een nieuwigheid voor motorfietsen is de “correcteur” van Grégoire, bekend uit de automobiel-praktijk, die dient om de vering van een variabele souplesse te geven, namelijk afnemende weerstand bij toenemende belasting van de veer.

Deze suspension Grégoire wordt door Monet & Goyon voor de voor- en achtervering toegepast en door Automoto alleen voor de achterve-ring. Fraai van uiterlijk is zij overi-gens niet, hoewel de verbetering in wegligging wel merkbaar zal zijn.

Wat vering betreft is René Gillet thans ook geheel naar de telescoopvoorvork overgezwaaid en men heeft de vroegere wilde verzameling van buizen laten vervallen,, behalve bij de grote tweecylinders, die trouwens in hun gehele uitvoering nog aan het jaar 1926 doen denken.

Naast de genoemde Franse inbouwmotoren, wordt ook Sachs veel gebruikt, zo-wel de kleine 98 cc als de mooie nieuwe 150 cc. De Duitse merken waren, tussen

haakjes, au grand complet vertegen-Een andere scooter-creatie:

Bernar-det 250 cc 1951

30 woordigd en het waren niet de minst druk bezochte stands, waar de BMW, Zündapp, T.W.N., N.S.U., enz. prijkten.

Voor we aan de èchte scooters beginnen nog even de vermelding, dat de Zwitser-se AMI ’n nieuwe ontdekking gedaan heeft. Er zijn scooters, er zijn scooterach-tige motorfietsen, die het ontbreken van een benzinetank tussen de knieën com-bineren met grote wielen, er zijn gecarrosseerde motorfietsen, maar de AMI heeft nu zo’n gecarrosseerde motorfiets met scooterwieltjes. De verwarring, wel-ke kant we nu eigenlijk met onze tweewieler opgaan wordt steeds groter. Hele-maal gek was die AMI met z’n 150 cc Sachs overigens niet, hoewel wij in dit geval toch normale motorfietswielen geprefereerd zouden hebben.

Scooters

En nu de scooters, die zo’n grote plaats op deze tentoonstelling innamen, dat over de “Salon du scooter” gesproken werd. De twee grote Franse merken, Mo-tobécane en Terrot lanceerden elk een scooter, geheel afwijkend van conceptie en geheel afwijkend in prijs. Terwijl bij Terrot van de “democratische”scooter gesproken wordt, doelend op de wel zeer gunstige prijs van circa 90.000 frs, heeft Motobécane het gezocht in een luxe uitvoering, die qua model met het mooiste Italiaanse product kan wedijveren, wanneer deze Franse creatie in dit opzicht die van de Latijnse leermeesters al niet overtreft. In elk opzicht, tech-nisch en in uiterlijke vorm, is deze Motobécane scooter met zeer veel zorg ge-construeerd. De prijs? Frs 155.000, hetgeen belangrijk hoger is dan bijvoorbeeld de Franse Vespa kost. Maar men kan zich blijkbaar deze luxe prijs veroorloven, want de gehele productie van 1952 is reeds verkocht! Hieruit zou blijken, dat de fabriek werkelijk van plan is, dit model te gaan maken. Andere bijzondere proto-typen uit Pantin dienden wel eens als bijzondere tentoonstellingsstunts. . . De motor is een 125 cc zijklepper, afgeleid van het bekende model D45S, echter met diverse wijzigingen. De koeling geschiedt door middel van een ventilateur.

De drie versnellingen worden door een handvat op het stuur geschakeld. De ge-wichtsverdeling is speciaal bestudeerd – zadel vrij ver naar voren – om de stuur-kwaliteiten van een motorfiets zoveel mogelijk te benaderen. Natuurlijk achter-wielvering en wel door middel van een “Schwing-Arm”, gevormd door – aan de aandrijfzijde – een lichtmetalen carter, waarin de achterketting is ingesloten.

De “democratische” Terrot heeft een 100 cc tweetaktmotor met twee versnellin-gen, door pedalen geschakeld. Voor- en achtervork zijn enkelzijdig. De voor- en achtervering geschiedt op rubber (systeem Neimann). De vorm van de carrosse-rie, hoewel minder elegant dan die van de Motobécane (vooral door het brede voorste gedeelte, dat niet met het wiel meedraait), is geslaagd te noemen. Terrot prefereert een zittin in plaats van een zadel.

Bernardet is de enige scooter, die ook met 250 cc motor geleverd wordt. Boven-dien is de grote scooter ook met 125 cc motor leverbaar, terwijl daarnaast een lichtere uitvoering de serie complementeert. Voorlopig zullen wij het bij deze

31 beknopte opsomming en de hierbij geplaatste foto’s laten, maar ondanks het ont-breken van zware modellen is de Franse industrie van voldoende belang om in een volgend artikel nader over het geëxposeerde uit te weiden. ◄

32

GERELATEERDE DOCUMENTEN