• No results found

Oosterpoort, Groningen

In document Neus afvegen en broek ophalen (pagina 52-67)

4 | Omslag in het denken: de oude wijken tijdens de jaren zeventig

Casus 1 Oosterpoort, Groningen

Aan de hand van twee cases wil ik dieper ingaan op het proces van de stadsvernieuwing en de manier waarop dit in de oude wijken ondergaan werd. De eerste casus die ik behandel is de Groningse wijk de Oosterpoort. Het stadsvernieuwingsproces, zoals dit zich hier voltrok, was in de periode 1970-1980 vooral een verhaal van plannen. In tegenstelling tot de casus die ik hierna behandel, de Transvaalwijk in Leeuwarden, kwam het rehabiliteren van de wijk en het verbeteren van de woningen moeizaam op gang. Dit proces wil ik hier beschrijven, waarbij de nadruk komt te liggen op de intenties die men had en het ongeduld dat onder de bewoners in de wijk ontstond.

Geschiedenis

In de Meeuwerderpolder, het gebied waar zich later de Oosterpoortwijk zou ontwikkelen, werd tot

halverwege de negentiende eeuw vooral tuinbouw bedreven.361 Naast moestuinen en boomgaarden

stonden er vroeg in de negentiende eeuw al een aantal kleine arbeiderswoningen en wat boerderijen

en tuinhuizen in de Meeuwerderpolder.362 De eerste arbeidershuizen in het gebied werden bewoond

door mensen die om wat voor reden dan ook niet (meer) binnen de stadsmuren konden wonen.363

Toen na 1850 de bevolking binnen de stadsmuren te groot begon te worden, gingen steeds meer mensen buiten de muren wonen. Opvallend is dat het officieel nog altijd verboden was om buiten de

vesting te bouwen, deze wet werd blijkbaar niet al te streng nageleefd.364 Op willekeurige plekken

werden kleine en nog kleinere huizen - ‘kamers’ - gebouwd. Deze laatste waren niet groter dan drie

bij drie meter.365 Veel woningen stonden rug-aan-rug op de landbouwpercelen. Wie grond had, kon

bouwen.366 Rond 1870 stonden er 305 woningen. De gemeente deed niets aan onderhoud, dit werd

overgelaten aan de woningeigenaren.367 Zoals eerder genoemd, bouwde de ‘Bouwvereniging’ vanaf

1863 als eerste woningbouwvereniging in Groningen woningen in het gebied, ontworpen door architect J.F. Schepers. De arbeiderswoningen, gebouwd in de Grote en Kleine Brandenburgerstraat en de Sophiastraat, kwamen keurig naast elkaar te staan, in tegenstelling tot de kriskras neergezette

particulier gebouwde woningen.368 De woningen van de Bouwvereniging hadden een woonkamer -

die ook dienst deed als slaapkamer - , een gang en een achterhuis.369

De Oosterpoortwijk zoals die nu bestaat, kreeg gestalte vanaf de jaren zeventig van de negentiende eeuw. De aanleg van straten gebeurde aanvankelijk door de gemeente en vervolgens door

particulieren.370 De eerste plannen voor straataanleg in het gebied werden in 1869 ontwikkeld door

de gemeente. In 1874 en 1875 werden de eerste straten aangelegd, onder meer de Lodewijkstraat, de Mauritsstraat, de Polderstraat, de Middenstraat en de Meeuwerderweg.

Nadat de Vestingwet in 1874 was aangenomen en de vestingwerken waren ontmanteld, kwam er meer ruimte om te bouwen. Ingenieur F.W. van Gendt kwam in 1875 met de eerste

uitbreidingsplannen voor de stad, deze hadden geen stedenbouwkundig maar vooral een technisch

361 Gerard Offerman, De Oosterpoort: De geschiedenis van een 19e-eeuwse woonwijk in Groningen, Groningen 1987, p.20.

362 Ibid., p.31. 363 Ibid., p.35. 364 Ibid., p.36. 365 Ibid., p.45. 366 Ibid. 367 Ibid. 368 Ibid., p.49. 369

Louwrens Hacquebord en Rita Overbeek, Monumenten inventarisatie project gemeente Groningen: Oosterpoort, Groningen 1991, p.7.

49

karakter.371 In 1878 werd architect B. Brouwer aangesteld om het plan een meer stedenbouwkundige

grondslag te geven.372 In deze uitbreidingsplannen werd in het gebied van de Oosterpoort nog geen

volledige woonwijk gepland, er was al wel sprake van het later aangelegde Zuiderpark.373374

Het aantal woningen dat in de Oosterpoort gebouwd werd, steeg ondertussen.375 Meestal legde de

gemeente een straat aan, om vervolgens de kavels per stuk te verkopen. Iedereen kon vrij

gemakkelijk een bouwvergunning krijgen, zo lang maar aan enkele minimale eisen werd voldaan.376

Particuliere bouwers probeerden zoveel mogelijk woningen op de beschikbare percelen neer te zetten. Er waren destijds nog weinig voorschriften voor licht-, lucht- en zontoetreding van woningen.

Vooral speculatieve bouwers, die bouwden voor verhuur, grepen hun kans.377 Door de aannemers

die verantwoordelijk waren voor de bouw van het grootste deel van de wijk, werd over het algemeen

een redelijke bouwkwaliteit geleverd.378 Bij de bebouwing van het gebied ten westen van de

Meeuwerderweg zag de gemeente er op toe dat bouwers zich hielden aan de gestelde eisen. Hier

kwamen dan ook relatief ruim opgezette woningen, op grotere percelen te staan.379 De belangrijkste

oorzaak achter de bouw van de kwalitatief mindere, op kleinere percelen gebouwde speculatiewoningen in de wijk was de enorme behoefte aan woonruimte, die onervaren revolutiebouwers aanzette tot het in korte tijd zo goedkoop mogelijk uit de grond stampen van

woningen.380 Tegelijkertijd nam de gemeente het in de periode na 1890, door de woningnood,

minder nauw met de regels.381 Vooral in de in het gebied tussen de Meeuwerderweg en het

Winschoterdiep aangelegde straten vond revolutiebouw plaats.382

Op het voormalige vestingterrein tussen de Hereweg en de Oosterweg, werd tussen 1880 en 1905

het Zuiderpark, een parkachtige buurt met zeventien villa’s gebouwd.383 Deze buurt had en heeft

vanzelfsprekend een totaal ander karakter dan de rest van de wijk en is daarom niet meegenomen in dit stadsvernieuwingsonderzoek. Wel maakte de aanleg van het Zuiderpark duidelijk hoe aan het einde van de negentiende eeuw zowel ‘arm’ als ‘rijk’ profiteerde van de vrijgekomen ruimte ten zuiden van de stad.

Nadat in 1909 de Meeuwerderweg was doorgetrokken tot aan de H.L. Wichersstraat in het zuiden

van de wijk, was het stratenplan van de Oosterpoort voltooid.384 Onder invloed van de door de

Woningwet in gang gezette sociale woningbouw, werden tussen 1915 en 1920 aan de H.L. Wichersstraat en aan de zuidzijde van de Meeuwerderbaan woningcomplexen gebouwd door woningbouwverenigingen. Hiermee was de Oosterpoortwijk ‘af’.

371

Corien Ligtenberg en Caroline Smook, Groningen 1850-1900: een veranderend stadsbeeld, Groningen 1992, p.38.

372 Ibid., p.39. 373 Hacquebord en Overbeek, p.4. 374 Jansen en Martin, p.12. 375 Offerman 1987, p.58. 376 Gabeler, p.2. 377 Offerman 1987, p.84. 378 Gabeler, p.3. 379 Hacquebord en Overbeek, p.16. 380 Gabeler, p.3. 381 Hacquebord en Overbeek, p.16. 382 Ibid., p.9. 383 Ibid., pp.13-15. 384 Offerman 1987, p.94.

50

Afb. 15: Groningen, Oosterpoort; ontwikkeling bebouwing, 1864-1920.

Ruimtelijke kenmerken en karakter

De Oosterpoort heeft een besloten karakter, voornamelijk veroorzaakt door de historisch bepaalde begrenzing van de wijk: het Verbindingskanaal aan de noordkant, de spoorweg aan de westkant en het Winschoterdiep aan de oostkant van de wijk. De belangrijkste uitvalswegen, noord-zuid gericht, zijn de Meeuwerderweg en de Oosterweg. Het stratenpatroon is historisch bepaald, zo was de Meeuwerderweg eerder een sloot en waren verschillende andere straten voorheen landwegen of

kleine weggetjes die door de akkers liepen.385 De manier waarop verschillende straten met een

kromming lopen, duidt erop dat bij de straataanleg de oude verkavelingen gevolgd zijn. Zo lopen ten oosten van de Meeuwerderweg alle straten met min of meer dezelfde kromming richting het Winschoterdiep.

De ruimtelijke structuur van de Oosterpoort wordt gekenmerkt door smalle straten en ondiepe bouwblokken, typerend voor de oude arbeiderswijken. De straten geven, doordat ze niet alleen smal zijn, maar ook vaak krom lopen, de ruimtelijke structuur een besloten karakter. Op weinig plekken is privéruimte aanwezig vóór de woning.

De wijk heeft een hoge bebouwingsconcentratie, waarbij wel verschillen bestaan tussen de

verschillende delen van de wijk. Ten westen van de Oosterweg is de wijk minder dicht bebouwd, met relatief grote bouwblokken. Ten oosten van de Meeuwerderweg is de dichtheid daarentegen veel

385

Projektgroep "Oosterpoort", De Oosterpoort: een 19e eeuwse woonwijk: diagnose en therapie bij een stadsvernieuwing, Groningen 1972,

51

groter, met bouwblokken die vaak hoger en minder diep zijn. In het deel tussen deze twee gebieden komen beide typen bebouwing voor.

Er waren rond 1970 voornamelijk benedenwoningen in de wijk, 70 procent van het totaal.386 In totaal

stonden er op dat moment 1.523 panden, waarvan 871 eengezinswoningen.387 De bebouwing in de

wijk is afwisselend, doordat de wijk stukje bij beetje is bebouwd. Er staan woningen van één laag tot drie lagen, soms afwisselend naast elkaar. Sommige straten zijn bloksgewijs opgebouwd, zoals de Nieuwstraat, de Annastraat en de Van Julsinghastraat. Het straatbeeld is in deze straten gelijkmatiger dan in bijvoorbeeld de Frederikstraat, de Martenstraat en de Jacobstraat, waar een grote variëteit aan gevels en woninghoogten is. Ondanks het feit dat de wijk door veel verschillende particuliere bouwers en volgens veel verschillende plannen is gebouwd, vormt deze toch een

stedenbouwkundige eenheid. De door de Bouwvereniging gebouwde Brandenburgerbuurt vormt met haar driehoekige structuur en groenere karakter een afzonderlijke buurt binnen de wijk (afb.

20).388

Afb. 16 : Groningen, Oosterpoort; woningen Verlengde Frederikstraat (links) en Jacobstraat (foto 2014). Eclectische en traditioneel-ambachtelijke architectuur, veel in de wijk voorkomend.

Bijzondere stedenbouwkundige elementen in de wijk zijn de straatwanden van de Meeuwerderweg

en de Oosterweg, die bepalend zijn voor de structuur van de wijk.389 Ook de straatwanden aan de

Lodewijkstraat, en de westzijde van het Winschoterdiep zijn stedenbouwkundig bijzonder, deze

geven de begrenzing van de wijk aan.390 De binnenterreinen van de bouwblokken zijn, hoewel vanaf

de straat meestal niet zichtbaar, een ander opvallend element in de structuur van de wijk. 386 Projektgroep "Oosterpoort", p.49. 387 Ibid. 388 Hacquebord en Overbeek, p.18. 389

Verbeteringsplan Oosterpoort, Groningen 1981, p.33.

52

Qua architectuur zijn de woningen voornamelijk gebouwd in eclectische en neorenaissancestijl, beide typerend voor de tweede helft van de negentiende eeuw. De gevels van zowel grotere als kleinere woningen zijn in meer of mindere mate versierd met onder meer veelvuldig gekleurde baksteenpatronen, met geglazuurde tegels ingevulde bogen boven ramen en deuren met daarboven gipsen vrouwen- en mannenkopjes, banden van pleisterwerk, dakkapellen met houtsnijwerk, friezen en brede kroonlijsten. Tegelijkertijd staan er ook woningen die gebouwd zijn in

traditioneel-ambachtelijke stijl, en een soberder aanzien hebben. Het meest opmerkelijk is dat in één straat een enorme variëteit aan naast elkaar gebouwde gevels aanwezig kan zijn.

Omdat de Oosterpoort de eerste grootschalige stadsuitbreiding was, buiten de voormalige vesting, fungeerde het rond 1875 als overloopgebied voor de binnenstad. De bouw van scholen in het nieuwe woongebied was daar onderdeel van. In de wijk werden verschillende schoolgebouwen neergezet, die in 1970 nog steeds in de wijk stonden. Er stond een schoolgebouw uit 1867 in de Sophiastraat, een schoolgebouw uit 1881 aan de Oosterweg en er stonden twee schoolgebouwen uit 1907, één aan de Mauritsstraat en één aan de Oliemulderstraat.

Afb. 17 : Groningen, Oosterpoort, Nieuwstraat gezien naar het zuiden, vanaf de Dijkstraat, (foto ca. 1969). Smalle straten en lange bouwblokken.

De situatie rond 1970

In 1970 had de Oosterpoort 7.582 inwoners.391 Het grootste deel van de woningen in de wijk was, zo

werd eerder duidelijk, door particulieren gebouwd. Deze hadden naarmate de tijd verstreek vaak niet het geld om hun woningen te onderhouden of te verbeteren. Hierdoor daalde de kwaliteit van

deze woningen gedurende de eerste decennia van de twintigste eeuw.392 Mede door deze “materiële

aftakeling” was de wijk rond 1970 behoorlijk achteruitgegaan.393 De gemeente deed weinig op het

391 Projektgroep “Oosterpoort", p.32. 392 Gabeler, p.4. 393 Ibid.

53

gebied van woningonderhoud, ze kocht alleen de allerslechtste woningen aan om deze af te

breken.394 Veel woningen in de wijk vertoonden “ekonomische en technische slijtage”.395 Er was

bovendien een gebrek aan speelruimte en aan groenvoorzieningen en er stonden structureel veel

geparkeerde auto’s in de straten.396 Op plekken waar panden waren afgebroken bevonden zich gaten

in de bebouwing (afb. 14) .397

De vanaf het einde van de jaren vijftig gebouwde nieuwbouwwijken Corpus den Hoorn, De Wijert, Selwerd en Vinkhuizen hadden een grote aantrekkingskracht op bewoners van de Oosterpoort. Ruimere woningen die “zelfs een douche” hadden, en een toilet dat zich binnenshuis bevond,

zorgden ervoor dat degenen die het geld ervoor hadden, de Oosterpoort verlieten.398 Het

stedenbouwkundige karakter van deze nieuwe wijken was, door het bouwen in stempels en het veelvuldig voorkomen van hoogbouw, niet te vergelijken met het besloten karakter van de Oosterpoort. De plek van de vertrekkende bewoners werd vooral ingenomen door studenten. Huisjesmelkers grepen hun kans, woningen werden door hen per kamer verhuurd en er werd weinig

tot niets aan onderhoud gedaan.399 Door de nieuwe bewoners veranderde het sociale klimaat in de

wijk. De leefbaarheid ging achteruit, er was sprake van een “neergaande ontwikkelingsspiraal”.400

Afb. 18: Groningen, Oosterpoort; Witlattenstraat, gezien naar het oosten, richting de Middenstraat, (foto ca. 1970).

Kantoren of woningen?

De manier waarop bestuurders in Nederlandse steden zich in de jaren zestig lieten benevelen door cityplannen, zorgde ook bij de inwoners van de Oosterpoort voor onzekerheid. Zou hun wijk blijven 394 Gabeler, p.4. 395 Projektgroep “Oosterpoort", p.26. 396 Ibid. 397 Ibid. 398

Paul van Alberda, red., Een wijk herwonnen: Vernieuwing van de Oosterpoort in Groningen (1987-1998), Groningen 1999, p.9.

399

Ibid.

54

bestaan of zou er ruimte gemaakt moeten worden voor kantoren?401 Het Struktuurplan binnenstad

Groningen, dat de gemeente in 1969 uitbracht, leek inderdaad in deze richting te wijzen. In de

rondom de binnenstad gelegen wijken moest het nodige gaan veranderen, voor de Oosterpoort was hierbij deels een rol bedacht als kantorengebied (afb. 19).

Bij bewoners van de wijk kon deze gang van zaken niet rekenen op gejuich, men vond dat het

gemeentebestuur geen respect voor de geschiedenis van de wijk toonde.402 Er ontstond verzet. De

Aktiegroep Oosterpoort werd in 1970 opgericht, deze richtte zich in eerste instantie op de

aanstaande vervanging van woningen door kantoren.403 De eerder genoemde wethouder Van den

Berg van stadsontwikkeling en volkshuisvesting beloofde op een voorlichtingsavond dat er alleen gesloopt zou worden vanwege bouwvalligheid of voor de realisatie van een plan dat samen met de

bewoners zou zijn opgesteld.404 Verder zou het gemeentebestuur via een ‘contactgroep’ van

bewoners zorgen dat ze op de hoogte bleef van de wensen en klachten van de buurtbewoners.405

Van den Berg kreeg het voor elkaar om het college van B en W ervan te overtuigen dat renovatie de

beste optie was voor de Oosterpoort.406

Afb. 19: Kaart structuurplan binnenstad Groningen (1969). Omcirkeld de Oosterpoort. Te zien is dat het wonen slechts in een beperkt deel van de wijk gepland werd

en dat de kantoorfunctie een belangrijke plek innam.

401 Offerman 1984, p.7. 402 Ibid., p.9. 403 Ibid. 404 Ibid., p.11. 405 Ibid. 406 De Liagre Böhl, p.289.

55

Veranderende intenties gemeente

In oktober 1971 bracht het gemeentebestuur een interimnota uit, ten aanzien van het

binnenstadsbeleid: de Doeleindennota. Hierin werd een andere boodschap verkondigd dan in het structuurplan van twee jaar eerder. In een bijlage bij de nota stond over de Oosterpoort: “Als een deel van het woningbestand nog goed is of voor verbetering in aanmerking komt is het gewenst de

bewoners duidelijk te maken, dat de buurt een goed woonmilieu zal opleveren als zij dat willen.”407

De Oosterpoort werd, ondanks de slechte kwaliteit van de woningen, nog niet als verloren beschouwd. Het zou mogelijk moeten zijn de openbare ruimte in de wijk te verbeteren door

“betrekkelijk eenvoudige ingrepen in het stratenpatroon en summier gebruik van straatmeubilair”.408

Bij de Doeleindennota werd over de Oosterpoort gezegd dat “er geen gaten in de bebouwing [mochten] blijven bestaan. Vestigingen, welke afbreuk doen aan de woonkwaliteit moeten

uitgesloten worden, maar bedrijvigheid, welke tot het leven van alledag kan worden gerekend, dient

te worden aangemoedigd”.409 In overleg met de bewoners werden ontwerpen gemaakt voor een

‘modelstraat’. Er werden maquettes gemaakt met verschillende kleuroplossingen voor de

gevelwanden en mogelijke straatindelingen.410 Bewoners en belangstellenden mochten hierover

vervolgens tijdens een tentoonstelling in het Groninger Museum hun mening geven.

Afb. 20: Groningen, Oosterpoort; onderverdeling in sectoren (kaart 1970).

Rood: ‘zwarte gebied’; blauw: middengebied; geel: Brandenburgerbuurt; groen: Zuiderpark.

407

Aanhangsel bij Doeleindennota deel 1, Groningen 1971, p.2.

408

Ibid.

409

Ibid., p.3.

56

De Nota inzake bestemming en verdere aanpak van de Oosterpoortbuurt die het gemeentebestuur in maart 1972 publiceerde, maakte duidelijk dat waar mogelijk het doel rehabilitatie zou zijn. “Op grond van het feit dat landelijk gezien de ervaringen van sanering tot op heden niet gunstig zijn uitgevallen en het effekt met saneringsmaatrelegen ver beneden de verwachtingen is gebleven, terwijl

woningverbetering allerwegen wordt gestimuleerd, kan op dit moment zonder bezwaar worden besloten om in principe tot rehabilitatie, waarnodig gepaard met sanering en rekonstruktie, van de

Oosterpoort over te gaan.”411 De wijk werd hierbij door het college onderverdeeld in een goed deel

en een minder goed deel.412 Het minder goede deel, bestempeld als het ‘zwarte gebied’, bevond zich

ten oosten van de Meeuwerderweg, aangevuld met de Warmoesstraat, de Oliemulderstraat en de Polderstraat (afb. 20) . Dit waren de straten waar vooral revolutiebouwers woningen hadden neergezet. Uitgebreid onderzoek naar de bouw- en woonkwaliteit van deze woningen moest meer duidelijk maken.413

Op het gebied van sociale begeleiding van bewoners werd de eerste maatregel genomen in het najaar van 1972. Er werd een ‘opbouwwerker’ voor de wijk aangesteld door de Stedelijke Raad voor

Maatschappelijk Welzijn. Deze was een aanspreekpunt voor bewoners, specifiek op het gebied van

de stadsvernieuwing. Samen met de wijkraad en een maatschappelijk werker moest de

opbouwwerker “de machteloosheid en het wantrouwen (...) wegnemen onder de bevolking dat is

ontstaan door het ontbreken van enig perspektief voor de Oosterpoort als woonwijk”.414 De

opbouwwerker moest tussen de instanties en de bewoners, beide kanten op, zorgen voor een goede communicatie.

Nieuw college

In september 1972 werd een nieuw gemeentebestuur gevormd in Groningen. Als eerste grote gemeente kreeg in Groningen een programcollege van linkse partijen het voor het zeggen, met daarin de PvdA, de PPR en de CPN. Dit progressieve college zou tot 1982 aanblijven. Voor een uitgebreide beschrijving van het politieke klimaat in Groningen en de gevolgen hiervan voor de stedenbouwkundige situatie, verwijs ik graag naar de doctoraalscriptie die Ineke Postmus-de Groot

en Gea Timmer-Rijkeboer in 2001 schreven.415

Drie maanden na het aantreden van het nieuwe gemeentebestuur werd de Nota Doelstelling

Binnenstad Groningen aangenomen door de gemeenteraad. Het structuurplan uit 1969 was hiermee

definitief van de baan.416 Het gemeentebestuur had intussen aan de gemeenteraad meegedeeld dat

wat hen betreft de stadsvernieuwing op een andere manier zou plaatsvinden dan voorheen het geval was. “De inzichten betreffende de stadsvernieuwing hebben zich de laatste jaren drastisch gewijzigd. Lag aanvankelijk de nadruk op sanering en reconstructie, thans verschuift deze zich heel duidelijk in de richting van rehabilitatie. (...) Het is (...) uitgesloten dat, dat met de ontwikkeling van

stadsvernieuwingsplannen nog enkele jaren kan worden gewacht. (...) Er dient niet alleen zo spoedig mogelijk met de ontwikkeling van (nieuwe) stadsvernieuwingsplannen te worden begonnen, de

gehele aanpak zal tevens gericht moeten zijn op snelle realisering van deze plannen.”417

411 Geciteerd uit Nota inzake bestemming en verdere aanpak van de Oosterpoortbuurt in: Projektgroep “Oosterpoort", p.13.

412 Offerman 1987, p.151. 413 Ibid., p.152. 414 Projektgroep “Oosterpoort”, p.88. 415

Ineke Postmus-de Groot, en Gea Timmer-Rijkeboer, “Er komen andere tijden... .”: De Invloed van de politieke kleur op de

stedenbouwkundige plannen voor Groningen na 1945, Groningen 2001.

416 Offerman 1987, p.152.

57

Omtrent de komst van het cultuurcentrum, waarvan de bouw intussen begonnen was, bestond nog geen volledige duidelijkheid en daarom bij de wijkbewoners de nodige onrust. De vraag wat er met de omgeving van het gebouw ging gebeuren - het gebied waar voorheen het veemarktterrein was, in

het noordelijk deel van de wijk - zorgde voor spanning.418

Woningonderzoek

De Projectgroep Oosterpoort signaleerde in 1972 dat er de afgelopen jaren een “stijgende

waardering voor oudere woonwijken” was ontstaan, onder meer door de daar aanwezige “variëteit

van bouwstijlen” en door de grootte van de woningen.419 Afwisselend dus, in plaats van eentonig.

Ook “het bestaan van een vorm van buurtleven die in belangrijke mate bijdraagt aan de

woontevredenheid” was een reden van deze waardering.420 Dit buurtleven was, zoals duidelijk is

geworden, op dat moment echter juist behoorlijk aan het verdwijnen in de oude wijken.

In 1972 werd door de projectgroep een onderzoek naar de technische staat van de woningen in de

In document Neus afvegen en broek ophalen (pagina 52-67)