• No results found

4. METHODOLOGIE

5.6 Oormerken?

In de theorie is gesteld dat wanneer er een speciale betekenis wordt gegeven aan een bepaalde beloningsvorm er ook een specifieke uitgave uit kan volgen. In deze paragraaf wordt beschreven of de geïnterviewden ook daadwerkelijk bepaalde beloningsvormen voor specifieke doeleinden gebruiken.

Een eerste algemene observatie is dat een speciale betekenis aan een beloning niet altijd tot gevolg heeft dat er een specifieke uitgave op volgt. Tegelijkertijd volgt uit een beloningsvorm waar geen speciale betekenis aan wordt gegeven niet dat er géén specifieke uitgave op volgt. Zo zegt iemand die jaarlijkse extra’s als vakantiegeld en een 13e maand als een onderdeel van het gewone

40

beloningspakket beschouwd: ’Ja. Nou ja wat ik doe..als ik mijn vakantiegeld krijg of die dertiende

maand, dan ga ik de stad in en dan is er uitverkoop, en dan ga ik extra kleren kopen of zoiets. Weet je wel dat soort dingen. Ik maak muziek, dus dan kan ik dat..dan koop ik een nieuwe versterker, dan heb je er wel even plezier van. Anders moet je er voor sparen. En nu kan het in een keer, huppetee’. Een

voorbeeld van het tegenovergestelde is een bankier die de premie die uit de beoordeling volgt wel als iets speciaals ziet, maar vervolgens met het bedrag wat er uit volgt niks doet, en het gewoon op de spaarrekening zet. Dit verschil is ook ingegeven op een verschil in generatie en

leefomstandigheden, wat al een paar keer eerder ter sprake is gekomen. De geïnterviewden van jonger dan dertig hebben geen kinderen en hebben een stuk minder vaste lasten. Zij verdienen dan ook een stuk meer dan ze nodig hebben in het dagelijks leven: ‘Het heeft er denk ik ook mee te

maken dat ik nu in een fase zit dat ik veel meer verdien dan ik nodig heb. De dertiende en veertiende maand voegen niet zo heel veel meer toe nu. Hoewel dat eigenlijk eerder ook al zo was, ik woonde toen heel goedkoop..nu eigenlijk nog steeds.’ En: ‘…ik bedoel ik vind het leuk dat ik een mooi bedrag krijg, maar voor minder had ik het ook gedaan. Dus als je dan extra krijgt dan maakt het ook niet zo heel veel uit. Later misschien, want ik heb nu ook gewoon weinig kosten dus dan maakt het niet zo veel uit’. Het voorbeeld van de bankier die zegt zijn bonus niet meer op zichzelf te betrekken is geeft

eenzelfde proces aan: de bonus wordt niet meer aan hemzelf besteed maar aan het gezin en de bijkomende kosten. De specifieke uitgaven die eerder bij de bonus hoorde zijn nu niet meer aan de orde.

Toch zijn er ook bij deze jongere bankiers die sowieso al elke maand geld overhouden voorbeelden waarbij betekenisgeving aan beloning leidt tot een specifieke uitgave. Zo is in de paragraaf over betekenisgeving genoemd dat de eerste keer dat iemand een extra beloning krijgt een speciale ervaring is. Deze eerste extra beloning wordt ook wel een op die manier geframed door de

leidinggevende: ‘Ik werkte daar toen ook veel, meer dan anderen die daar werkten. Toen werd er ook

gezegd ‘doe daar wat leuks mee want het is je eerste bonus’. De eerste bonus en de speciale

betekenis die daar aan wordt toegekend leidt er dus toe dat er iets specifieks voor gekocht wordt:

‘Ja, ik heb er een pak van gekocht. Dat was niet het hele bedrag, maar dat was wel iets wat ik er specifiek van gekocht heb, een mooi pak. Dat doe ik verder niet met vakantiegeld en extra maanden etcetera’. Een ander voorbeeld van een specifieke uitgave nadat iemand de eerste bonus ontvangt is

de aanschaf van een dure tas, een aankoop die niet op de planning stond zonder bonus.

Ook de betekenis die aan een beloning gegeven wordt als gevolg van een goede beoordeling kan leiden tot oormerking. Door de betekenis die het bedrag heeft als gevolg van de herinnering aan een goede prestatie. Hier speelt ook weer mee dat die goede beoordeling van een leidinggevende komt waarmee iemand een goede band heeft, of die leidinggevende respecteert: ‘En zo werkt het voor mij

41

iets speciaals van kopen. Als ik geen klik heb, ook niet van mijn kant, dan denk ik, ik heb een reden waarom ik een slechte beoordeling heb, en dan vertel ik dat weer aan mijn traineemanager. En dan maakt het me niks uit‘.

Eén van de redenen dat mensen hun beloningsvormen als compensatie zien was dat ze bij het verwachtingspatroon hoorden. Als mensen weten wat ze krijgen, en deze beloningen automatisch ontvangen, spelen ze geen rol voor hen. Dat er wel betekenis aan toe wordt gekend wanneer een extra beloning compleet onverwacht komt blijkt uit het volgende citaat: ‘Ja, ik wilde er wel iets

speciaals mee doen. Voor mij was het gewoon een soort kadootje omdat ik het helemaal niet verwacht had te krijgen omdat ik pas net sinds november er werk. Normaal gesproken krijg je het over het hele jaar maar ik kreeg het nu over november en december. Dus ik had het sowieso niet verwacht te krijgen voor die twee maandjes werk. Ik zag het niet aankomen en kreeg het ineens op mijn bankrekening gestort met de mededeling dat ik een premie had gekregen. Ik wist het niet omdat ik..ik krijg om de drie maanden een beoordelingsgesprek per rotatie, en ik wist niet dat er uit de eerste beoordeling ook nog een premie volgde. Ik wilde er dus wel iets van kopen maar ik weet niet zo goed wat. Ik heb het nu op mijn spaarrekening gezet maar ik wil er nog steeds iets speciaals van kopen. Misschien koop ik er wel een ps4 voor ofzo’. Naast de speciale betekenis, en de oormerking,

die een onverwachte premie krijgt, valt er in dit citaat nog een ander interessant aspect te zien. Het feit dat het geld digitaal is, en na het storten op de spaarrekening feitelijk verdwijnt in de grote hoop, neemt de betekenis niet weg. Er hoeft niet per se een tastbaar bedrag te zijn waardoor de betekenis ontstaat, maar ook blijft bestaan. Het bedrag dat zich in de herinnering van deze bankier heeft genesteld krijgt de betekenis, en blijft een speciaal geoormerkt bedrag.

Hoewel de theorie voorspelde dat oormerking volgt uit betekenisgeving bleek dat bij de interviews niet ondubbelzinnig het geval. Uit het ontbreken van een speciale betekenis hoeft niet te volgen dat een beloning niet geoormerkt wordt. Tegelijkertijd wordt een bedrag uit een beloningsvorm met een speciale betekenis niet altijd geoormerkt, hoewel dit wel vaak voorkomt. Een aantal aangehaalde voorbeelden hierboven geven aan dat speciale betekenis als gevolg van sociale relaties en gedeelde normen regelmatig een proces op gang brengen dat tot oormerking leidt.

42

6. DISCUSSIE EN CONCLUSIE

In de inleiding van deze scriptie is de onderzoeksvraag geïntroduceerd: vindt er betekenisgeving plaats bij de verschillende vormen van beloning die werknemers van een bank ontvangen? Twee belangrijke ondersteunende vragen bij die hoofdvraag waren: Hoe vormt die betekenisgeving zich? Waardoor komt die tot stand? In dit slothoofdstuk zullen deze vragen tegen het licht gehouden worden met behulp van de beschreven theorie en de verkregen resultaten.

6.1 Resultaten vs. theorie

Een algemene stelregel in de theorie was dat geld zijn betekenis krijgt in het gebruik ervan en waar het vandaan komt (Carruthers & Espeland, 1998). Uit de resultaten blijkt dat de manier waarop het geld gebruikt wordt door de bank inderdaad de betekenis kan beïnvloeden. De verschillende

beloningsvormen kunnen voor de bankiers iets verschillends uitdragen, zoals waardering, onrecht, en trots. In de theorie is betekenisgeving aan geld verder beschreven als een proces dat voortkomt uit een combinatie van structurele en culturele invloeden die samenwerken. Door die samenwerking ontstaat er bij een groep mensen, in dit geval bankiers, een soort netwerk van sociale relaties, met collega’s en leidinggevenden, waar een gedeelde norm en gedeelde betekenis heerst over geld en beloning; de zogenoemde circuits of commerce (Zelizer, 2000). In hoeverre is zo’n circuit of commerce te ontwaren in de resultaten die de interviews hebben gegeven? Uit de resultaten blijkt dat de ambitie en de concurrentiestrijd die spelen bij de bankiers een norm stellen die uitgaat van bovengemiddelde prestaties; een drie scoren op een schaal van één tot vijf is niet genoeg. Deze norm heeft zijn invloed op de manier waarop er met de beloningen wordt omgegaan doordat een premie meer betekenis krijgt wanneer die voortkomt uit een beoordeling van een 5 dan wanneer die

voortkomt uit een beoordeling van een 2. De interactie tussen collega’s onderling over deze norm en de concurrentie tussen mensen reproduceert de norm en zorgt er voor dat deze invloed blijft

uitoefenen op de betekenis die beloningen krijgen. Zoals beschreven kan deze norm verschillen tussen afdelingen, maar bestaat hij over het algemeen in meer of mindere mate wel.

Naast deze culturele factor spelen structurele factoren een belangrijke rol. De betekenisgeving aan beloningsvormen vindt voornamelijk plaats wanneer die gekoppeld kan worden aan een sociale relatie; die met de leidinggevende. Als er sociale interactie met de beloningsvorm gemoeid is komt betekenisgeving makkelijker tot stand. Hier komt ook het onderscheid tussen geschenk en

compensatie weer naar voren; het automatische, afstandelijke karakter van beloningsvormen die als compensatie worden geïnterpreteerd leent zich veel minder voor betekenisgeving dan het sociale karakter van beloningsvormen die als geschenk worden geïnterpreteerd. In de theorie is al verwezen

43

naar de specifieke sociale relaties die ‘horen’ bij de driedeling geschenk, aanspraak, en compensatie. Dat deel van de theorie wordt dus ondersteund: wanneer een beloningsvorm als geschenk wordt ervaren dan kent die beloningsvorm een meer sociale component, bijvoorbeeld een direct gesprek met de leidinggevende. Bij compensatie hoort een meer zakelijke relatie; de directe uitwisseling van werk en geld. Dit wordt uitgedrukt door het idee dat bankiers hebben over de beloningsvormen die gewoon bij het standaard beloningspakket horen. Aanspraak is in de literatuur gekoppeld aan een sociale relatie waarin macht een grote rol speelt. Hier zou dat ook zo gezien kunnen worden. Beloningsvormen die als aanspraak gezien worden gaan vaak over de relatie tussen werknemers en beslissingen van hoger geplaatst bestuur. Werknemers hebben veel minder macht in deze situatie en krijgen het gevoel dat hen onrecht wordt aangedaan, bijvoorbeeld door het schrappen van bonussen en het algemeen versoberen van de CAO.

Culturele en structurele factoren, en de netwerken waarin bankiers zitten, werken bij de beloningspraktijk die bestaat bij banken dus zeker door in de betekenis die ze aan hun beloning geven. Betekenisgeving raakt niet ondergesneeuwd door de economische omgeving waarin mensen zich bevinden. Sociale en culturele factoren binnen een groep bankiers zorgen dus in zekere zin voor een circuit of commerce. Hoewel de transacties die bij het circuit horen zich beperken tussen leidinggevenden en werknemers, hebben de interacties tussen werknemers wel invloed op de betekenis van die transacties.

6.2 Beperkingen

In de paragraaf over methodologie is al kort verwezen naar een aantal beperkingen van het

onderzoek. Het aantal interviews is te weinig om te generaliseren naar de algehele populatie, hoewel de sample een goede afspiegeling lijkt te vormen. Daarnaast is het onderzoek uitgevoerd in de specifieke omgeving van de bank. Dat betekent dat de resultaten niet rechtstreeks overgedragen kunnen worden naar andere omgevingen. In andere organisaties is bijvoorbeeld de bedrijfscultuur anders, worden beloningen anders ingevuld, en werkt een ander type mens. Mede door deze beperkingen is dit onderzoek voornamelijk exploratief. Hoewel er dus geen bindende en stellige conclusies uit het onderzoek kunnen volgen, en de onderzoeksvragen niet absoluut beantwoord kunnen worden, zal in de vorige paragraaf op de onderzoeksvragen worden ingegaan met behulp van de verkregen resultaten.

6.3 Concluderend

De hoofdvraag die aan het begin van dit onderzoek gesteld werd luidde: vindt er betekenisgeving plaats aan verschillende beloningsvormen? De resultaten suggereren dat dit inderdaad gebeurt.

44

Beloningsvormen worden verschillend geïnterpreteerd, als een geschenk, aanspraak, of

compensatie. Daarbij wordt aan sommige beloningsvormen een speciale waarde toegekend wanneer die beloning voor de bankier een link heeft met sociaal-structurele en culturele factoren. Vanuit die speciale waarde kan vervolgens een oormerking volgen; geld wordt speciaal geld als gevolg van een betekenis die er aan toegekend wordt. Deze processen volgen echter niet mechanistisch op elkaar, het ene hoeft niet tot het andere te leiden. Een beloning die als een geschenk wordt gezien, hoeft geen speciale waarde te vervullen. Niet alle beloningen die een speciale waarde vervullen worden als gevolg daarvan geoormerkt. Een beloningsvorm die als compensatie wordt beschouwd, kan best geoormerkt worden. De relatie tussen verschillende opvattingen over de beloningen, of het een specifieke positieve betekenis krijgt, of het geoormerkt wordt, en of het als een geschenk, compensatie, of aanspraak wordt gezien, lijkt soms arbitrair te zijn.

De ondersteunende onderzoeksvragen gingen over de manier waarop betekenis tot stand komt, mits die gegeven wordt. Uit de resultaten blijkt dat er voor een speciale, waardevolle betekenis een link gelegd moet kunnen worden tussen de beloning en een specifieke ervaring bij het werk, de beloning moet dus niet automatisch tot stand komen. De ervaring die speciale waarde creëert kan, blijkt uit de resultaten, bijvoorbeeld een periode van hard werken , een goede beoordeling, of een goede band met de leidinggevende zijn. Betekenis komt dus tot stand in een sociale omgeving, en kan niet uit zichzelf ontstaan. Doordat ervaringen op het werk gekoppeld zijn aan interactie met anderen, en daaruit een beloning kan volgen, wordt er waarde en belang gehecht aan een beloningsvorm. Daarbij gaat het niet om het absolute geldbedrag; de betekenis ligt in het sociale karakter van de interpretatie die iemand aan de beloning geeft.

Natuurlijk kunnen er legio mogelijkheden zijn voor mensen om het sociale karakter in

beloningsvormen te ervaren. Betekenisgeving is niet voorbehouden aan een eindig aantal situaties, processen, of objecten. De mens is in staat naar aanleiding van ontelbare ervaringen betekenis toe te kennen. Daarom zijn de paar situaties waarin specifieke positieve betekenis ontstaat die hier zijn beschreven bij lange na niet genoeg om een volledig beeld te schetsen van het onderwerp van deze scriptie. Daarnaast bestaat er onduidelijkheid over de relatie tussen betekenisgeving, oormerken, en de interpretatie van de beloningsvorm. De kennis die hier is opgedaan leidt dus, zoals dat gaat met kennis, tot meer vragen dan die kennis heeft beantwoord. Deze scriptie eindigt dan ook met de vaststelling dat er meer onderzoek nodig is om een scherper beeld te vormen van de sociologische processen die zich afspelen bij de betekenisgeving aan beloningen.

45

BIBLIOGRAFIE

Abolafia, M. (2001). Making Markets. Opportunism and Restraint on Wall Street. Cambridge USA: Harvard University Press.

Babbie, E.R. (2007). The Practice of Social Research. Belmont, CA: Thomson Wadsworth.

Baker, W.E. & Jimerson, J.B. (1992). The Sociology of Money, The American Behavioral, 35 (6), p. 678- 694.

Becker, G.S. (1976). The Economic Approach to Human Behavior. Chicago: Chicago University Press. Bourdieu, P. (1999). The Weight of the World, Social Suffering in Contemporary Society, p. 607-626.

Cambridge: Polity Press.

Carruthers, B.G. & Espeland, W.N. (1991). Accounting for Rationality: Double-entry Bookkeeping and the Rhetoric of Economic Rationality. American Journal of Sociology, 97, p. 31-69.

Carruthers, B.G. & Espeland, W.N. (1998). Money, Meaning, and Morality. American Behavioral

Scientist, 41 (10), p. 1384-1408.

Cheal, D. (1988). The Gift Economy. New York: Routledge.

Collins, R. (1979). Review van The Bankers door Martin Mayer. American Journal of Sociology, 85, 190-194.

Collins, R. (2004). Interaction Ritual Chains. Princeton: Princeton University Press.

Cooley, C.H. (1913). The Sphere of Pecuniary Valuation. American Journal of Sociology, 19, p. 188- 203.

Dalton, G. (1967). Primitive Money. In G. Dalton (Eds.), Tribal and Peasant Economies.Austin: University of Texas Press.

Darr, A. (2003). Gifting Practices and Interorganizational Relations: Constructing Obligation Networks in the Electronics Sector. Sociological Forum, 18 (1), p. 31-51.

Egli, D. (1996). Gifts and Debt Buy-Backs, The World Economy, 19 (6), p. 747-757.

Espeland, W.N. (1984). Blood and Money: Exploiting the Embodied Self. In The Existential Self in

Society. Chicago: University of Chicago Press.

Frey, B. (1997). Not Just for The Money. An Economic Theory of Personal Motivation. Cheltenham- Brookfield: Edward Elger Publishing.

46

Granovetter, M. (1985). Economic Action and Social Structure: The Problem of Embeddedness. The

American Journal of Sociology, 91 (3), p. 481-510.

Ho, K. (2009). Liquidated: An Ethnography of Wall Street. Durham: Duke University Press. Ikerd, J. (1999). Rethinking the Economics of Self-Interests. Seminarpresentatie, Omaha, NE,

September 1999.

Jinkings, N. & Simoes, P. (2000). Brazilian Bank Tellers: Between the Fetishism of Money and the Cult of Excellence. Latin American Perspectives, 27 (6), p. 45-64.

Marx, K. (1964). The Power of Money in Bourgeois Society. In: Marx, K. The Economic and Philosophic

Manuscripts of 1844. New York: International Universities Press. (Origineel uitgegeven in

1844)

Lazear, E.P. (2000). Performance Pay and Productivity, The American Economic Review, 90 (5), p. 1346-1361.

Lea, S.E.G. & Webley, P. (2006). Money as Tool, Money as Drug: The Biological Psychology of a Strong Incentive. Behavioral and Brain Sciences, 29, p. 161-209.

Polanyi, K. (1968). The Economy as Instituted Process. In: Leclair, E. & Schneider, H. (Eds.) Economic

Anthropology. New York: Holt, Rinehart and Winston.

Schumpeter, J.A. (1991). Money and Currency. Social Research, 58 (3), p. 499-543. (Origineel uitgegeven in 1929).

Schweingruber, D. & Berns, N. (2003). Doing Money Work in a Door-to-Door Sales Organization.

Symbolic Interaction, 26 (3), p. 447-471.

Simmel, G. (1978). The Philosophy of Money. New York: Routledge and Kegan Paul.(Origineel uitgegeven in 1900)

Veblen, T. (1899). The Theory of the Leisure Class : An Economic Study of Institutions. New York: Macmillan Company.

Velthuis, O. (2003). Symbolic Meanings of Prices: Constructing the Value of Contemporary Art in Amsterdam and New York Galleries. Theory and Society, 32 (2), p. 181-215.

Waldfogel, J. (1993). The Deadweight Loss of Christmas. The American Economic Review, 83 (5), p. 1328-1336.

Weber, M. (1947). The Theory of Social and Economic Organizations. New York: Free Press.

Yan, Y. (2012). The Gift and Gift Economy. In: J.G. Carrier, (Ed.) A Handbook of Economic

47

Zelizer, V.A. (1979). Morals and Markets: The Development of Life Insurance in the United States. New York: Columbia University Press.

Zelizer, V.A. (1985). Pricing the Priceless Child: The Changing Social Value of Children. Princeton: Princeton University Press.

Zelizer, V.A. (1988). Beyond the Polemics on the Market: Establishing a Theoretical and Empirical Agenda. Sociological Forum, 3 (4), p. 614-634.

Zelizer, V.A. (1989). The Social Meaning of Money: ‘Special Monies’. The American Journal of

Sociology, 95 (2), p. 342-377.

Zelizer, V.A. (1996). Payments and Social Ties. Sociological Forum, 11 (3), p. 481-495.

Zelizer, V.A. (2004). Circuits of Commerce. In: Alexander, J.C., Marx, G.T. & Williams, C.L. (Eds.) Self,

Social Structure, and Beliefs. Berkeley: University of California Press.

Krantenartikelen etcetera voor Maatschappelijke achtergrond:

Autoriteit Financiële Markten (2010). Inleiding Modern Spaarbeleid Nederlandse Banken:

http://www.afm.nl/~/media/Files/thema/kbc/dashboard-spaarbeleid-kbc.ashx. Geraadpleegd op 7 augustus 2014.

Bernanke, B. (2010). Bernanke’s Statement before the Financial Crisis Inquiry Commission. 2 September 2010, Washington D.C.:

http://www.federalreserve.gov/newsevents/speech/bernanke20140103a.htm. Geraadpleegd op 6 augustus 2014.

Economic Affairs Committee UK Parliament (2010). Report of the Independent Commission on Banking: http://www.parliament.uk/business/committees/committees-a-z/lords-select/economic- affairs-committee/publications/?type=&session=3&sort=false&inquiry=591. Geraadpleegd op 6 augustus 2014.

The Guardian (5 augustus 2012). Sustained Myths about the Economic Crisis:

http://www.theguardian.com/business/economics-blog/2012/aug/05/economic-crisis-myths- sustain. Geraadpleegd op 8 augustus 2014.

48 Luyendijk, L. (2011-2013). Joris Luyendijk Banking Blog:

http://www.theguardian.com/commentisfree/joris-luyendijk-banking-blog. Geraadpleegd op 7 augustus 2014.

NRC (2014). Topmanagers ABN-Amro ontvangen flinke salarisverhoging:

http://www.nrc.nl/carriere/2014/06/18/topmanagers-abn-amro-ontvangen-flinke-salarisverhoging/. Geraadpleegd op 8 augustus 2014.

De Volkskrant (2009). Bos kan niets doen aan bonussen ABN:

http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2680/Economie/article/detail/314692/2009/02/06/Bos-kan-niets-