• No results found

H3.1: De situatie Glissant

Na de excursie in het hedendaagse debat over identiteitspolitiek, met Amerikaans/Panamese visie, gaan we terug naar Martinique en het postkoloniale gedachtegoed. We wenden ons tot een denker die niet alleen qua tijd en thema op Fanon lijkt maar die ook een eilandgenoot was van Fanon: Édouard Glissant (21 September 1928 – 3 February 2011). Glissant was schrijver, dichter, filosoof en literair criticus en wordt wijd erkend als een invloedrijk figuur binnen het Caribische gedachtegoed en de postkoloniale kritiek. Glissant ging naar dezelfde school als Fanon en kwam daar eveneens met Césaires leer over het zwarte bewustzijn en de kracht van literair verzet in aanraking. In 1946 verliet Glissant het eiland om etnografie, geschiedenis en filosofie te studeren in Parijs. Glissant, misschien nog wel meer dan Fanon, nam het eiland echter altijd met zich mee wat zowel blijkt uit zijn daden als de inhoud van zijn gedachtegoed en de stijl van zijn schrijven. Zo keerde hij in 1965 terug naar Martinique waar hij een educatief instituut, een tijdschrift een daaraan verbonden onderzoeksgroep stichtte. Glissant meent dat de moderne intellectueel het belang van plaats vaak zwaar onderschat en daardoor buiten het eigen land en gemeenschap om oplossingen probeert te vinden, terwijl plekken met de tijd vele lagen van significantie en complexiteit hebben vergaard. Zelf typeert hij zijn denken dan ook juist als ‘archipelagisch’: doordrongen van de historische en geografische kenmerken van de Caribische archipe114l. Centraal in Glissants visie op de wereld staan de concepten relatie, diversiteit, fluïditeit en ondoorzichtigheid. Glissant meent dat deze visie een reflectie is van de Caribische Archipel aangezien deze bestaat uit een verzameling eilanden die zowel geheel verschillend als nauw verbonden en in een constante staat van transformatie zijn. Het archipelagische denken is tevens gevormd door de zee die de eilanden zowel van elkaar scheidt als verbindt en door de vele nieuwkomers uit verscheidene werelddelen die een kruisbestuiving van culturen gebracht hebben.115 Niet alleen de denkwijze maar ook de thema’s waar hij zich op richt - de ervaring, historie, taal, subject-vorming en de- koloniaal verzet op de Cariben - geven blijk van een ‘Caribische fixatie’.

Maar naast deze plaatsgebonden fixatie wordt zijn werk tegelijkertijd, in meerdere aspecten, gekenmerkt door ontwrichting. Hij deconstrueert fixaties op onschendbare systemen, de soevereiniteit van het zelfbewustzijn en het idee van een zuivere oorsprong.116 Hieruit volgt dat zijn werk niet alleen een kritiek op het westerse systeemdenken is maar tevens op de-koloniale separatisme bewegingen. Glissant keerde zich na een korte fase van betrokkenheid al snel af van de négritude-beweging vanwege essentialistische tendensen en het koesteren van een verlangen naar een ‘oorsprong voor de val van de nieuwe wereld’, idem Fanon.117 Glissant zou dus een synthese van Fanon en Alcoff genoemd kunnen worden omdat hij de kracht en onomkeerbaarheid van het moment van scheuring (zoals bij Fanon) en het positief beschikbaar stellen van de collectiviteit van een bepaalde horizon (zoals bij Alcoff) combineert.

114

Dit is eilandengroep van vele eilanden, meestal in de vorm van een ketting of een tros.

115 H Adlai Murdoch, Édouard Glissant’s Creolized World Vision: From Resistance and Relation to Opacité. Callaloo, 36(4), (2013), p.8760-877

116 Michael J. Dash, "Introduction," in Caribbean Discourse: Selected Essays (University Press of Virginia, 1999), p.7. 117 Dash, "Introduction," p.7.

Hoewel Glissant vertrekt vanuit een Caribische fixatie, is de uiteindelijke reikwijdte van zijn Caribische visie in potentie wereldwijd. Zo stelt Dash:

‘Relation ("relating," in all senses of the word) is opposed to difference and, (..) Glissant

ranges beyond the Caribbean to describe a global condition. Indeed, one could say that he sees the entire world in terms of a Caribbean or New World condition. The world, for Glissant, is increasingly made of archipelagos of culture. The Caribbean has become exemplary in this creative global "chaos" which proliferates everywhere” 118

Glissant analyseert dus vanuit zijn archipelagische denken, waarin open staan voor het onverwachtse en diversiteit centraal staat in plaats van de fixatie op essenties en een eenduidige oorsprong, het globale netwerk van relaties te analyseren.’119

In dit hoofdstuk zullen we onderzoeken of Glissants denken een alternatief biedt op de emancipatie uit onzichtbaarheid middels zichtbaarheid zoals in het vorige hoofdstuk, middels zijn conceptualisering van ‘opacity’, dat we hier als ‘ondoorzichtigheid’ zullen vertalen, en het concept ‘relatie’. Door de nadruk op zowel de fluïditeit van identiteit als de impact van een bepaalde belichaming -en tevens het landschap voor Glissant- op hoe men de wereld verschillend waarneemt, kunnen we Glissant in dezelfde traditie als Fanon en Alcoff plaatsen. Daarenboven verzetten alle drie zich tegen het gladstrijken van diversiteit -daarmee het onderdrukken van gemarginaliseerde groepen- uit name van noties als de ‘universele mens’ of ‘de universele rede’ die in het westerse gedachtegoed dominant zijn. Glissant neemt echter een andere positie in dan Alcoff, die zoveel mogelijk transparantie noodzakelijk acht, doordat hij de nadruk legt op ondoorzichtigheid als locus van verzet. Glissant onderscheidt zich van zowel Alcoff als Fanon doordat zij streven naar een nieuwe, meer inclusieve vorm van humanisme waar Glissant in wezen aan het humanisme (of welke vorm van systematisch denken dan ook) voorbij lijkt te gaan. Voor Glissant is er geen overkoepelend vorm van denken nodig om heterogene allianties te vormen. Ruimte maken voor ondoorzichtigheid, het erkennen van meervoudigheid, van rizomatische 120relaties en de rol van de omgeving, is eerder wat hij voorschrijft. Hij zet zelf de aanzet voor deze nieuwe vorm van verzet en samenzijn in zijn werk middels wat Wynter ‘performatieve, semantische daden’ noemt.121 Wat inhoudt dat hij door zijn ondoorzichtige taalgebruik -ook zijn academische werk is poëtisch en semi-ondoorgrondelijk van stijl- een performatieve uitdrukking geeft aan zijn wereldvisie. We zullen ons hier richten op zijn meer essayistische werk en vrijwel niet op zijn gedichten en romans.

118Michael J. Dash, Edouard Glissant, (Cambridge University Press, 1995), p.23.

119

Dash, "Introduction,"p.34. 120

Een veelgebruikte term door Gilles Deleuze and Felix Guattari die staat voor een andere manier van denken en samenzijn waarin alles tegelijkertijd verbonden is en geen richting kent.

121 Sylvia Wynter, "Beyond the Word of Man: Glissant and the New Discourse of the Antilles”, in World Literature Today 63, no. 4 (1989):

H3.2: Relatie

In deze paragraaf nemen we het concept ‘relatie’ in ogenschouw. Het concept relatie is essentieel om Glissants oeuvre te begrijpen, want het dient niet alleen als een soort conceptuele lijm die zijn theoretische bolwerk bijeen houdt, maar is tevens een graadmeter langs welke lijnen duidelijk wordt hoe zijn nadruk verschuift van een onomwonden politiek en de-koloniaal discours naar een meer esthetische en abstractie oriëntatie.

‘relatie’ is van oorsprong onderdeel van Glissants specifiek de-koloniale strategie. In zijn vroegste werk Soleil

de la Conscience (1956) neemt relatie dan ook nog vooral de vorm aan van een fenomenologische typering van

het Caribische bewustzijn in negatieve relatie tot de ander zoals in de Hegeliaanse meester-slaaf-dialectiek die op de négritude-beweging van grote invloed was. Als snel distantieert Glissant zich echter van het denken in dialectische termen die in een nette synthese uitmonden, waarin de ander slechts een bedreiging voor de eigen subjectiviteit vormt in plaats van daar een onmisbaar onderdeel van is. Waar de aanhangers van de négritude- beweging meenden dat negatie van de gekoloniseerde werkelijkheid hen in staat zou stellen om de geschiedenis te boven te komen en bevrijd te geraken, zocht Glissant zijn heil in ondoorzichtigheid en wanorde als een affirmatieve modus van expressie .122 Glissant en Fanon komen wat dat betreft sterk overeen: beiden verwerpen uiteindelijk zowel de essentialistische behandeling door de (voormalig) kolonist als de hang naar recuperatie van pre-koloniale essenties, zoals bij de négritude-beweging gezien, waar vrijheid voor beiden daarin besloten ligt dat eigenwaarde niet afhankelijk is van de erkenning om dit of dat te zijn maar besloten ligt in het vermogen om zichzelf onophoudelijk te creëren.

Na Soleil de la Conscience typeert Glissant relatie steeds meer als fluïde proces zonder eenduidige oorsprong of

einde, naar het model van de rizoom en het idee van een oneindig worden van Deleuze en Guattari. In de inleiding van Poetics of Relation stelt Glissant: ‘Rhizomatic thought is the principle behind what I call the Poetics of Relation, in which each and every identity is extended’123. Het rizomatisch denken gedraagt zich zoals

de biologische rizoom: een wijdvertakt wortelstelsel dat willekeurig en vanuit verschillende punten tegelijkertijd groeit. Deleuze en Guattari formuleerden het rizomatisch denken om zich af te zetten tegen het westerse ‘boomdenken’ dat zoekt naar één centrale bron of wortel van waaruit al het denken en ontwikkeling zich zou vertakken. Boomdenken is totalitair en lineair waar rizomatisch denken relationeel, relatief en zonder richting is. Glissant neemt deze denkvorm over maar past deze ook aan naar eigen hand: zo gebruikt hij het rizomatisch denken ter verklaring van het ontstaan de Caribische identiteit vanuit meervoudige wortels en de peilloze diepte van de slavernij, terwijl Deleuze en Guattari nooit van een gewortelde sequentie of van identiteit zouden spreken.124

Het concept relatie is zowel een wereldvisie waarin gesteld wordt dat de wereld geen eenheid is maar een totaliteit van onherleidbaar verschillende delen en hun onderlinge relatie, als een manier van verhouden tot de

122 Neal Allar, "The Case for Incomprehension," in Journal of French and Francophone Philosophy 23, no. 1 (2015): ,

doi:10.5195/jffp.2015.680, P.44-46.

123 Édouard Glissant, "For Opacity," in Poetics of Relation, vert. Betsy Wing (Michigan: University of Michigan Press, 2010), p.11.

ander waarbij het respecteren van diversiteit centraal staat. Deze ‘ander’ kan individueel opgevat worden maar Glissant doelt voornamelijk op de verstandhouding tussen verschillende culturen of samenlevingen.

In het eerste hoofdstuk ‘The Open Boat’ van Poetics of Relation construeert Glissant wat relatie inhoudt aan de hand van het slavenschip. Om het concept relatie beter te begrijpen, en om te begrijpen hoe Glissant zich distantieert van veel van de gangbare postkoloniale verbeelding, zullen we deze metafoor (als historisch en poëtisch beeld) kort reconstrueren. Glissant schetst een beeld van het slavenschip waarin deze, hoewel het in essentie een matrix van pijn en destructie was, tevens als een baarmoeder fungeerde waarin mensen die uit de eigen gemeenschap, taal en context gerukt waren -die niks meer hadden dan het eigen lichaam en individualiteit- een nieuwe horizon125 creëerden. Het ervaren van de ‘abyss’: de leegte van zowel de ontworteling en destructie van de slavernij als die van de Atlantische oceaan- zou volgens Glissant niet alleen een creolisering van taal en cultuur, een verwantschap op basis van gedeelde smart, maar tevens een sensibiliteit voor de connectie tot de wereld als een geheel hebben voortgebracht126. Zoals Radović stelt:

‘What void and place share is the common property of being the arena for the appearance of bodies. more precisely, while places allows bodies to appear, the void is the scene for the creation of place itself. In other words, from the void or abyss of the Atlantic ocean, the ship as place is generated. Later on, from abysmal experience of the slave ship, the soil of the archipelago will become a meaningful place’127

We zien dus dat er vanuit een ‘void’ of ‘abyss’ - een plek zonder oorsprong zoals in de buik van het slavenschip - een nieuwe betekenisvolle plek gecreëerd kan worden, wat voor Glissant cruciaal is. Hij verzet zich hiermee tegen het terugverlangen naar Afrika als de enige ware origine binnen separatistische bewegingen als wel tegen het westerse boomdenken.

Relatie is voor Glissant een de-generaliserende beweging waarin juist de particuliere in plaats van de ‘universele eigenschappen’ van de ander gewaardeerd worden. Het respecteren van diversiteit is voor Glissant noodzakelijk omdat de wijze waarop men van elkaar verschilt niet gereduceerd kan worden tot één universeel waardesysteem. 128 In lijn met Fanon en Alcoff formuleert Glissant met zijn nadruk op relatie dan ook een kritiek op het westerse universalisme. De overtuiging dat het Westen over universele waarden beschikt, is in het verleden aangezwengeld als legitimatie voor de imperialistische onderneming. Maar ook tot op heden heeft Glissant een punt wanneer hij stelt dat het Westen moeite heeft om in relatie te treden. Toch meent Glissant, niet zoals Fanon of Sartre, dat authentieke zelfexpressie en het te boven komen van de vervreemding (die voortkomt uit de onderdrukking door de ander en diens ‘universele waarden’) slechts bereikt kan worden door radicaal te breken met de dominante cultuur. In plaats van een oplossing door middel van breken met of assimilatie aan de dominante cultuur of een terugverlangen naar het verleden, bepleit Glissant het omvormen van de dominante termen. Op deze wijze kan het anders zijn tot een middel van verzet en (positieve) zelf representatie worden omgesmeed zonder dat hierbij de dominante cultuur geheel verworpen hoeft te worden. Dit laatste zou immers, 125 Hoewel Glissant hier not explicitiet verwijst naar Gadamer is hoe hij de notie horizon gebruikt vrijwel gelijk aan die van Gadamer. 126 Glissant, Poetics of Relation, p.5-11.

127 Radović, "The Birthplace of Relation”, p.477.

zeker in Creoolse culturen waarin dominante en ‘onderdrukte’ culturen tot een onherleidbaar kluwen zijn verworden, ook als een vorm van vervreemding gezien kunnen worden.

Met behulp van relatie positioneert Glissant zich in mijn lezing eveneens tegenover het westerse humanisme. Hoewel binnen deze denkstroming diversiteit van belang wordt geacht, wordt het recht op respect en een humane behandeling ons hier verleend op basis van de assumptie dat we allemaal hetzelfde, namelijk mens, zijn. Men zou kunnen beargumenteren dat dit alsnog een uitwas is van de tendens om iedereen te reduceren tot ‘hetzelfde’. Om die reden is de voorwaarde voor relatie bij Glissant niet eenheid maar eerder een totaliteit van verschillende elementen, waarin elk element juist van waarde is vanwege diens particulariteit. In zijn woorden: ‘ ‘In Relation the whole is not the finality of its parts: for multiplicity in totality is totally diversity. Let us say this again, opaquely: the idea of totality alone is an obstacle to totality.’129

Glissants criticus Peter Hallward meent in zijn tekst Absolutely Postcolonial dat Glissant in zijn latere werk, waarin hij minder een onomwonden politiek discours gebruikt en zich steeds meer op het abstracte en het esthetische richt, gekanteld is richting een louter poëtische en apolitieke richting. 130Hallward heeft gelijk in de zin dat er inderdaad een verschuiving van deze aard in Glissants werk te bemerken is, zoals in het veranderd gebruik van het concept relatie duidelijk wordt. Maar dat deze wende een afwenden van het politieke zou zijn, is niet noodzakelijk waar. De poëtische intentie is voor Glissant namelijk evenzeer politiek. Zoals Britton stelt:

‘If his poetics offers new ways of thinking about the interconnectedness of the world, and keeping up with its incessantly changing nature, then surely it also has something to offer to the kind of political discourse that analyzes power relations between the diverse human groups emerging in the globalized world. The relations between poetics and both philosophy and politics are never straightforward and not always harmonious; but it is precisely the tensions between them that constitute the central dynamic and the continuing relevance of Glissant's thought. 131

De uitdaging voor de postkoloniale wereld is volgens Glissant nu juist om de poëtische chaos die de synthese van culturen oplevert, te omarmen en van hieruit een collectieve manier pogen te vinden om betekenis te verlenen aan de wereld.132 Bovendien stelt zijn latere notie van relatie en de nadruk op omsmeden hem in staat om de Cariben te herdefiniëren -en te vieren- als niet louter een ‘site of colonial displacement’ maar als een streek met eigen, creoolse cultuur waarin openheid voor diversiteit in het middelpunt staat.

3.3: Blokkades

Ofschoon Glissant de Antillianiteit of ‘Caribbeanness’ een groot potentieel toedraagt vanwege de inherente sensibiliteit voor relatie en diversiteit, is deze capaciteit ‘vital but not obvious’. Hij stelt:

129

Glissant, Poetics of Relation, p.192.

130 Peter Hallward, Absolutely Postcolonial: Writing between the Singular and the Specific

(Manchester: Manchester University Press, 2001), p. 78.

131 Celia Britton, "Philosophy, Poetics, Politics.", in Callaloo 36, no. 4 (2013), doi:10.1353/cal.2013.0197, p.847.

‘A fragile reality (the experience of Caribbeanness, woven together from one side of the Caribbean to the other) negatively twisted together in its urgency (Caribbeanness as a dream, forever denied, often deferred, yet a strange, stubborn presence in our responses). This reality is there in essence: dense (inscribed in fact) but threatened (not inscribed in consciousness).This dream is vital, but not obvious.’133

Hetgeen wat het fragiele potentieel van de Antillianiteit als het ware blokkeert, zijn zowel socio-economische als historisch-existentiële omstandigheden. In deze paragraaf zullen we deze blokkade ontleden. Centraal in deze analyse staat enerzijds de psychische onderdrukking ten gevolge van het ‘universele’ oftewel westerse model van geschiedschrijving, en van de mens ofwel de witte man die we ook al bij Fanon en Alcoff tegen kwamen, anderzijds de impact van socio-economische assimilatie aan Frankrijk op de ontwikkeling en het creatieve potentieel van Martinique waarbij we ons specifiek zullen richten op de stagnatie van het oppositionele vermogen van de Creoolse taal.

De historisch-existentiële omstandigheden die het potentieel van de Antillen belemmeren, zijn een combinatie van het imperialisme, het pseudo-universalisme en de totaliserende kijk op geschiedschrijving van het Westen. Een kritische analyse van deze omstandigheden treft men ook bij Sylvia Wynters (een belangrijk postkoloniale filosofe uit Jamaica) kritiek op de ‘Universal word of Man’134aan. Wynter doelt met deze term op hoe ‘de mens’ geconceptualiseerd wordt in het discourse van het huidige paradigma van waarde en kennis, de ‘universele’ rede van het Westen. Wynter stelt dat het Westen de transitie van een religieus naar een seculier wereldbeeld en de wetenschappelijke revolutie, bewerkstelligde door het her lokaliseren van de ‘absolutizing space of otherness’.135 Waar eerst god en het hiernamaals het onderscheid tussen de absolute ander en het zelf vertegenwoordigden, moest deze rol nu binnen het menselijke en binnen het plaatje van de steeds verder ontwikkelende natuurlijke wetenschappen gevonden worden. De twee seculiere modellen van de mens waar de natuurlijke wetenschap, ‘de conventionele rede’, toen mee op de proppen kwam, waren die van de Mens - oftewel de rationele man als het ideale organisme- daar tegenover stond de zwarte, de inlander, de vrouw en de gek als de ‘dysselected symbolic other’.136 De consequenties hiervan, zoals we uitgebreid bespraken bij Fanon en Alcoff, zijn: vervreemding, minderwaardigheidscomplexen, problematiek bij het uitwerken van het lichaamsschema, mimicry, marginaliserende stereotyperingen. Kortom: onzichtbaarheid.

Verwant aan de ‘Universal word of Man’ is het ‘universele’ model van de westerse geschiedschrijving. Glissant meent dat westerse traditie van geschiedschrijving totalitair en rigide is en daarvan gedemystificeerd dient te worden. De geschiedenis van de mensheid bestaat volgens Glissant niet uit één enkel verhaal van lineaire progressie maar is als de zee137: een vormeloze flux van oneindige vernieuwing. Het idee van een totale geschiedenis is door het Westen misbruikt om diens macht te legitimeren en om de wereld te systematiseren langs de lijn van een etnisch-culturele hiërarchie en chronologische progressie. Hiermee worden regionen als de

GERELATEERDE DOCUMENTEN