• No results found

In deze paragraaf worden de antwoorden gegeven op de specifieke onderzoeksvragen (zie § 1.4).

1. Welke gegevens met betrekking tot archeologische waarden zijn reeds over het plangebied bekend?

Uit het plangebied zelf zijn geen archeologische vindplaatsen bekend. Minder dan 400 m ten westen van het plangebied is een nederzettingsterrein uit de Late IJzertijd/Romeinse tijd aangetroffen. Ten noorden hiervan zijn eveneens aanwijzingen gevonden voor meerdere nederzettingsterreinen uit deze periode. Duidelijk is dat op de Jutphaasstroomgordel in de directe omgeving van het plangebied sprake lijkt te zijn van een cultuurlandschap, ontstaan door intensieve bewoning en gebruik van de stroomgordel gedurende deze perioden. Archeo-logische resten uit de Vroege Middeleeuwen zijn aangetroffen ter hoogte van het Kerkveld.

Vanaf de Late Middeleeuwen concentreert de bewoning zich langs de ontginningsas langs de Nedereindseweg, waarbij het plangebied zelf zich tot aan de bouw van de woonwijk Jutphaas-Wijkersloot in het landelijk gebied bevindt.

2. Hoe ziet de geologische/bodemkundige opbouw van het plangebied eruit?

Deelgebied Vredebestlaan 23 bevindt zich op de Jutphaasstroomgordel. De ondergrond is opgebouwd uit oever- op geul-/beddingafzettingen, met in het zuiden de overgang naar het komgebied. Deelgebied Jukoveld bevindt zich volledig in dit komgebied. In het gehele plan-gebied is vanaf maaiveld een recent opgebracht pakket aanwezig. In deelplan-gebied Vredebest-laan heeft dit pakket een dikte van 70 tot 140 cm en in deelgebied Jukoveld 30 tot 175 cm.

3. Op welke diepte bevinden zich eventuele archeologisch relevante geo(morfo)logische eenheden en/of archeologische resten?

In deelgebied Vredebestlaan zijn twee archeologisch relevante geo(morfo)logische eenheden aangetroffen. Het gaat enerzijds om de top van de oeverafzetting direct onder het opge-brachte pakket. De top van de (oever)afzettingen is nog intact en aangetroffen tussen 70 cm -Mv (0,9 m +NAP; boring 1) en 130 cm -Mv (ca. 0,4 m +NAP; boring 4). In zes van de twaalf boringen is (een restant van) de oorspronkelijke bouwvoor aangetroffen. De laklaag in de top van de oeverafzettingen is hierin deels opgenomen.

In deze oeverafzettingen zijn rond 125 en 145 cm -Mv (ca. 0,3 m +NAP) enkele archeolo-gische indicatoren waargenomen in de vorm van spikkels houtskool en puin. Op een dieper niveau in de afzettingen is op circa 210 cm -Mv (ca. 0,7 m -NAP) een tweede laklaag aange-troffen in de boringen 9, 11 en 12. Dit niveau komt wat NAP-hoogte betreft overeen met de laklaag die rond 1,0 m -NAP in de komafzettingen in het Hessepark is aangetroffen. Waar-schijnlijk betreft dit dezelfde periode van stilstand in sedimentatie. Voor dit niveau geldt op basis van het veldonderzoek een lage archeologische verwachting voor de aanwezigheid van archeologische resten.

Op beide niveaus zijn met het karterend booronderzoek geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van nederzettingsterreinen. De aanwezigheid van overige typen vindplaat-sen uit de Late IJzertijd en Romeinse tijd, zoals verkavelingssystemen en grafvelden, kan niet worden uitgesloten. Dergelijke vindplaatsen worden verwacht in het bovenste niveau, de top van de oeverafzettingen, vanwege de nabijheid van nederzettingsterreinen uit deze perioden op hetzelfde stratigrafische niveau.

Ten aanzien van het tweede, dieper gelegen niveau geldt een lage archeologische verwach-ting voor dergelijke complextypen uit de periode Bronstijd/Midden IJzertijd. De laklaag corres-pondeert in zuidelijke richting met een vegetatieniveau in de komafzettingen, waarvoor een lage archeologische verwachting geldt .

In deelgebied Jukoveld zijn geen archeologisch relevante geo(morfo)logische eenheden aangetroffen.

4. Is de bodemopbouw in het plangebied zodanig intact dat archeologisch vervolgonderzoek zinvol is?

In het gehele plangebied is vanaf maaiveld een recent opgebracht pakket aanwezig. In deelgebied Vredebestlaan heeft dit pakket een dikte van 70 tot 140 cm en in deelgebied Jukoveld 30 tot 175 cm. Onder dit opgebrachte pakket blijkt in deelgebied Vredebestlaan 23 het oorspronkelijke landschap nog vrijwel intact aanwezig te zijn. Dit geldt in ieder geval voor de delen buiten de bestaande bebouwing. In het deelgebied Jukoveld is het oorspronkelijke maaiveld nagenoeg niet meer intact. Onder de bebouwing in deelgebied Vredebestlaan 23 heeft verstoring plaatsgevonden door de aanleg van de fundering en de kelder. De funderin-gen van het gebouw reiken naar verwachting tot circa 0,8 m -Mv. Deze verstoring zal in dat geval grotendeels beperkt blijven tot het opgebrachte pakket. De heipalen zorgen plaatselijk voor een verstoring tot circa 12 m -Mv (het palenplan is niet bekend). Ter plaatse van de kelder is de ondergrond tot circa 2 m -Mv verstoord. Geconcludeerd wordt dat in deelgebied Vredebestlaan 23 de bodemopbouw nog zodanig intact is dat vervolgonderzoek zinvol is.

5. Op welke manier dient bij eventuele graafwerkzaamheden met archeologische waarden te worden omgegaan?

Deelgebied Vredebestlaan 23: geadviseerd wordt om geen bodemingrepen dieper dan het opgebrachte pakket uit te voeren. Het hoogste voorkomen van de oeverafzettingen is 80 cm -Mv (ca. 0,6 m +NAP; boring 11) in het zuiden van het deelgebied. Volgens de boringen die vallen binnen het beoogde bouwvlak ligt de top tussen 125 en 160 cm -Mv (ca. 0,1 tot 0,6 m +NAP). Ten aanzien van de nieuwbouw wordt aanbevolen de aanleg van de fundering te beperken tot het opgebrachte pakket en de verstoring van de huidige funderingen. Tevens verdient het de aanbeveling om het heipalenplan ‘archeologievriendelijk’ te maken. Dat wil zeggen dat het aantal heipalen zo beperkt mogelijk gehouden wordt en dat gebruik wordt gemaakt van grondvervangende palen. Geadviseerd wordt om als richtlijn maximaal 5% ver-storing van het oppervlak van het archeologisch niveau door heipalen aan te houden. Een dergelijk percentage wordt namelijk vaak ook bij een proefsleuvenonderzoek verstoord.

Voor deelgebied Jukoveld gelden geen beperkingen ten aanzien van het aspect archeologie.

6. Op welke manier dient bij sloopwerkzaamheden met archeologische (verwachtings)waarden te worden omgegaan?

Bij de sloopwerkzaamheden in deelgebied Vredebestlaan 23 vinden ingrepen plaats tot 80-100 cm -Mv. Naar verwachting is de ondergrond onder de bestaande bebouwing reeds tot 80 cm -Mv verstoord. Onder deze verstoring zijn de natuurlijke afzettingen mogelijk nog intact.

Het is niet bekend of de aanleg van de funderingsbalken van de huidige bebouwing beperkt is gebleven tot het opgebrachte pakket. Met de bodemingrepen die gepaard gaan met de sloop-werkzaamheden van de huidige fundering kan dus de top van de oeverafzettingen worden aangetast. In § 4.3 wordt toegelicht op welke manier bij de sloopwerkzaamheden met archeo-logische (verwachtings)waarden dient te worden omgegaan.

7. Is in de deelgebieden vervolgonderzoek noodzakelijk en welke methoden zouden hierbij kunnen worden ingezet?

Zie § 4.2 en § 4.3.

In deelgebied Vredebestlaan 23 betrof het de karterende fase van het inventariserend veldonder-zoek, waarbij tevens de volgende onderzoeksvragen beantwoord kunnen worden.

8. Zijn er in plangebied Vredebestlaan 23 aanwijzingen voor (grotere) archeologische nederzettingsterreinen?

Nee: er zijn ten aanzien van beide potentieel archeologische niveaus geen aanwijzingen voor (grotere) nederzettingsterreinen aangetroffen. Wel zijn in de top van de oeverafzettingen enkele houtskool- en puinspikkels waargenomen. Deze indicatoren duiden niet op de aan-wezigheid van een nederzetting in het deelgebied, maar wel op menselijke activiteit. Op basis van de indicatoren is hiervan echter geen datering mogelijk. Gezien de stratigrafische ligging is een relatie met de nederzetting uit de Late IJzertijd-Romeinse tijd niet ondenkbaar.

9. Indien vindplaatsen worden aangetroffen: wat is de diepteligging, dikte en stratigrafische positie van de archeologische laag waarin de archeologische indicatoren zijn aangetroffen?

Van een duidelijke vindplaats is geen sprake, maar gesteld kan worden dat het plangebied zich binnen een groter cultuurlandschap uit de Late IJzertijd en Romeinse tijd op de Jutphaasstroomgordel bevindt. Er is namelijk wel sprake van een potentieel archeologisch niveau in de vorm van een gerijpte top van de oeverafzettingen van de Jutphaasstroom-gordel, direct onder het recente opgebrachte pakket. Hierin zijn geen harde indicatoren zoals aardewerk en (on)verbrand bot aangetroffen, maar wel enkele houtskool- en puinspikkels. Dit stratigrafische niveau komt overeen met het niveau waarop de sporen van de nederzetting uit de Late IJzertijd-Romeinse tijd zijn aangetroffen bij het Wenckebachplantsoen.

10. Kan op basis van deze archeologische resten de gespecificeerde archeologische verwachting worden bijgesteld?

De hoge archeologische verwachting voor nederzettingen uit de Late IJzertijd en Romeinse tijd kan op basis van het karterend booronderzoek worden bijgesteld naar laag op basis van

het ontbreken van duidelijke indicatoren. Dit geldt ook voor de middelhoge archeologische verwachting voor nederzettingen uit het Laat Neolithicum en de Bronstijd/Midden IJzertijd.

Wel blijft een verwachting gelden voor de aanwezigheid van resten van overige typen vind-plaatsen (zoals verkavelingssystemen en grafvelden) voor de top van de oeverafzettingen.

De te verwachten dichtheid aan resten is middelhoog. Dergelijke complextypen zijn nage-noeg niet op te sporen door middel van een booronderzoek.