• No results found

4 1 ONDERZOEKSVRAGEN NRB

In document Scriptie NRB 2012 en de BRL 15000 (pagina 33-41)

In deze paragraaf worden de onderzoeksvragen in kader van de NRB 2012 beantwoord met behulp van de hiervoor beschreven theoretische achtergrond en de literatuurstudie opgenomen in bijlage 1.

ONDERZOEKSVRAAG 1 Op welke bedrijven/sectoren is de NRB 2012 van toepassing?

De NRB 2012 is van toepassing op inrichtingen die vergunningplichtig zijn. In bijlage 1 onderdeel C van het Besluit omgevingsrecht zijn alle bedrijven en/of activiteiten uiteengezet in categorieën waarmee, in de meeste gevallen, de vergunningplichtige inrichtingen worden beschreven. De eerste categorie van bijlage 1 onderdeel C is een zogenaamde vangnetbepaling waar alle bedrijven van enige omvang aan voldoen. In het laatste artikel van de vangnetbepaling wordt de minimale eis voor een vergunningplichtige inrichting beschrijven, deze is hieronder weergegeven:

Bijlage 1 onderdeel C16

1.4. Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, worden inrichtingen aangewezen:

A. waar een of meer stookinstallaties met een nominaal vermogen groter dan 20 kilowatt aanwezig zijn, waarin een andere stof wordt verstookt dan:

aardgas; propaangas; butaangas;

vloeibare brandstoffen, met dien verstande dat voor zover het biodiesel betreft,

het gaat om biodiesel die voldoet aan NEN-EN 14214;

biomassa, voor zover het verstoken plaatsvindt in stookinstallatie met een

thermisch vermogen kleiner dan 15 megawatt;

houtpellets, voor zover het geen biomassa betreft en voor zover het verstoken

plaatsvindt in stookinstallatie met een thermisch vermogen kleiner dan 15 megawatt, of

biogas;

B. voor het beproeven van verbrandingsmotoren waarbij voorzieningen of installaties

aanwezig zijn voor het afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 megawatt of meer;

C. waar een of meer elektromotoren of verbrandingsmotoren aanwezig zijn met een totaal geïnstalleerd motorisch vermogen van 15 MW of meer met uitzondering van windturbines; D. voor het beproeven van straalmotoren of -turbines;

E. waar sprake is van een dierencrematorium.

Om een beter beeld te vormen bij de overige activiteiten die genoemd worden in bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht is hieronder een kleine samenvatting geven. Bij de hieronder genoemde activiteiten dient rekening gehouden te worden dat er eisen gesteld worden aan de omvang van een inrichting om vergunningplichtig te kunnen zijn. In dit kader kunnen er inrichtingen zijn die op het eerste gezicht vergunningplichtig zijn maar niet voldoen aan de omvang eis en dus niet vergunning plichtig zijn; maar zo mogelijk wel dezelfde bodembedreigende activiteiten hebben. Daarom kunnen inrichtingen ook op vrijwillige basis kiezen om de bedrijfsvoering te toetsen aan de NRB 2012.

16

Michail Bellaart| 4 Uitwerking Onderzoeksvragen 27 Opsomming type bedrijven die vergunningplichtig kunnen zijn indien de omvang hiertoe aanleiding geeft en dienen te toetsen aan de NRB 2012:

• Bedrijven die werken met gassen en gasmengsels of deze produceren; • Bedrijven die producten of halffabricaten produceren uit grondstoffen; • Bedrijven die werken met brandstoffen en/of deze vervaardigen; • Bedrijven die dierlijke, plantaardige vetten en/of oliën vervaardigen; • Bedrijven die dieren houden, fokken, verwerken en/of verhandelen; • Bedrijven voor het produceren van voedsel;

• Bedrijven die gebruik maken van gewasbeschermingsmiddelen;

• Bedrijven voor het vervaardigen van bouwstoffen dan wel het delven van grondstoffen; • Bedrijven voor het bewerken of verwerken van metalen;

• Bedrijven die op zijn minst onderhoud plegen aan gemotoriseerde voertuigen dan wel (elektro) motoren;

• Bedrijven voor het bewerken van hout, textiel, leer, bont papier en/of vlas of afgeleiden hiervan;

• Bedrijven voor het verwerken van afvalstoffen.

Voor een nader toelichting van de categorieën wordt verwezen naar de literatuurstudie van de NRB 2012 opgenomen in bijlage 1.

ONDERZOEKSVRAAG 2

Wat zijn de sectoren en regio’s waar de NRB 2012 kan worden toegepast?

In theorie is de NRB 2012 overal in Nederland van toepassing voor vergunningplichtige inrichtingen omdat de NRB 2012 opgenomen is in landelijke wetgeving. In de praktijk is dit anders mede door de verdeling van bedrijfssectoren in Nederland. De zwaardere industrie is meer gesitueerd in het westen van Nederland; daarentegen is de agrarische sector meer vertegenwoordigd in het oosten van Nederland. Door deze verdeling kan geconcludeerd worden dat de NRB 2012 doeltreffender toegepast kan worden in het westen van het land, omdat de meer gecompliceerde processen en de grotere potentiele bodembedreigende- en belastende activiteiten in meerdere mate toegepast worden in het westen van het land.

Dit is mede terug te vinden in de prioriteiten van de bevoegde gezagen in Nederland. Hierin wordt snel duidelijk dat er meer gehandhaafd wordt op de NRB 2012 in meer westelijk provincies/ regio’s dan in de oostelijk regio’s. Dit heeft ook te maken met het aantal mensen wat in deze gebieden woont. Op basis hiervan wordt het aantal uren/banen bepaald die het bevoegd gezag tot haar beschikking heeft. In het oosten van het land zijn er minder uren (banen) te verdelen dan in het westen van het land. Op deze basis is het logischer dat in het westen van het land meer wordt gedaan met de NRB 2012, omdat de bevoegde gezagen hier meer capaciteit hebben om op de NRB 2012 en alle andere wetgeving te handhaven.

Dit houdt echter niet in dat de NRB 2012 niet toegepast wordt in het oosten van het land, al is het wel lastiger omdat er minder draagvlak is, ook bij het bevoegd gezag, in deze gebieden.

De sectoren die logischerwijs te maken krijgen met de NRB 2012 zijn: • Bedrijven die onderhoud plegen aan motoren;

• Chemische industrie (waaronder de petrochemie); • Productie bedrijven;

• Agrarische bedrijven (vooral veehouderij);

• Bedrijven die bodembedreigende stoffen gebruiken en/of produceren in zodanig hoeveelheden dat zij vergunning plichtig zijn (vangnetbepaling).

Michail Bellaart| 4 Uitwerking Onderzoeksvragen 28 ONDERZOEKSVRAAG 3

Welke expertises/disciplines zijn nodig om te kunnen adviseren met betrekking tot de NRB 2012? Om in het kader van de NRB 2012 te kunnen adviseren is er ten eerste kennis nodig van de

werkwijze die beschreven wordt in de NRB 2012. Ten tweede is er kennis nodig van alle aanvullende wetgeving, richtlijnen en overige normen waarnaar verwezen wordt vanuit de NRB 2012; dit gaat voornamelijk om onderhoudseisen en aanlegeisen van installaties. Het is mogelijk dat

certificeringen nodig zijn om een gedeelte van dit werk uit te mogen en kunnen voeren. Ten derde is de technische discipline nodig, om goed te kunnen adviseren wat de mogelijkheden zijn en om deze adviezen tot een goede uitvoering te kunnen brengen.

Hieronder zijn alle aanvullende richtlijnen en protocollen opgesomd per hoofdstuk van de bodemrisicochecklist:

• Hoofdstuk 1 opslag bulkvloeistoffen

o Publicatiereeks gevaarlijke stoffen (PGS)voornamelijk de PGS 28, 29 en 30; o BRL K910 en K903 aanleg en controle lekdetectie;

o Bodembescherming atmosferische bovengrondse opslagtanks (Bobo); o Richtlijn mestbassins 1992, VROM 1994;

o Handreiking bezinkbassins (specifiek voor de bloembollensector); • Hoofdstuk 2 overslag en intern transport bulkvloeistoffen

o Geen aanvullende wetgeving en/of richtlijnen; • Hoofdstuk 3 opslag en verlading stortgoed en emballage en • Hoofdstuk 4 procesactiviteiten/ procesbewerkingen

o BRL SIKB 7700 (specifiek voor tankstations wasstraten); • Hoofdstuk 5 overige activiteiten

o Onderhoud- en inspectieprogramma conform CUR rapport 2001-3 (betreft bedrijfsriolering );

o PGS 28 (eis voor riolering tankstations)

o CUR/PBV 51 (ontwerpeis voor bedrijfsriolering);

o CUR/PBV 65 (ontwerpeis voor vloeistofdichte voorzieningen).

ONDERZOEKSVRAAG 4&5 Wat is de meerwaarde van de NRB 2012 voor de Arnicon-groep?

Wat is de meerwaarde van het product voor de klanten van de Arnicon-groep?

Als een opdrachtgever een nieuw bedrijf opstart is het een verplichting de nulsituatie van de bodem vast te leggen. Dit is een bodemonderzoek naar de bodembedreigende activiteiten en toegespitst op de stoffen die de nieuwe inrichting gaat gebruiken.

Als doormiddel van de NRB 2012 opvolgend een verwaarloosbaar bodemrisico gerealiseerd wordt, biedt de NRB 2012 handvatten om de bodemkwaliteit te behouden die aangetoond is met het nulsituatie bodemonderzoek.

Dit heeft voor de opdrachtgever het voordeel dat er structurele voorziening worden gerealiseerd waardoor de bodem niet (verder) verontreinigd zal raken. Verder wordt in kader van de NRB 2012 een onderhoudsprogramma opgesteld. Door de NRB 2012 zullen installaties langer meegaan door gestructureerd onderhoud en zal de bodem niet (verder) verontreinigd raken door de

bedrijfsactiviteiten, wat gezien kan worden als een waarde verzekering. Wat voor veel

opdrachtgevers een ander belangrijk punt is, is dat het bevoegd gezag niet meer kan eisen in het kader van een bodemonderzoek, omdat de opdrachtgever voldoet aan alle eisen van het bevoegd gezag in kader van de bodembescherming door het realiseren van een verwaarloosbaar bodemrisico.

Michail Bellaart| 4 Uitwerking Onderzoeksvragen 29 De meerwaarde voor Arnicon is dat zij vernieuwend in de markt aanwezig zijn, een uitgebreider en vooral betere dienstverlening kan geven dan de concurrenten. Daarnaast kan de opdrachtgever (mogelijk) een vaste klant worden door de mogelijke onderhoudseisen en keuringen aan

voorzieningen die geëist (kunnen) worden vanuit de NRB 2012. Tot slot kan vanuit de NRB 2012 een grondwatermonitoring geëist worden, waar Arnicon al een ruime ervaring mee heeft.

4 .2 ONDERZOEKSVRAGEN BR L 1 5000

In deze paragraaf wordt zo goed als mogelijk antwoorden gegeven op de deelvragen en de onderzoeksvraag. Aangezien nog vele onderdelen van de BRL 15000 niet volledig zijn uitgedacht kunnen sommige onderdelen niet goed beantwoord worden en/of worden hier aannames in gedaan.

DEELVRAAG 1

Is BRL 15000 systeemcertificaat een afdoende middel om tot een vereenvoudiging en kostenreductie te komen?

De samenvoeging van de huidige BRL-en 1000, 2000 en 6000 is een vereenvoudiging op zich. Aangezien de certificering van de huidige BRL-en met bijbehorende protocollen langs gelijksoortige wegen lopen, is dit goed mogelijk. Door deze samenvoeging uit te voeren in het kader van een systeemcertificaat of kwaliteitssysteem wordt er een complex element toegevoegd, waarover in dit stadium van de BRL 15000 nog weinig gezegd kan worden.

Momenteel worden de huidige BRL-en geborgd in het internationaal bekende kwaliteitssysteem, de ISO-9001. Als de stap vanuit de bodembranche gemaakt wordt om de huidige BRL-en en protocollen te borgen in een eigen kwaliteitssysteem kan dit een grote meerwaarde hebben voor de

bodembranche. Dit mede door de efficiëntieslag te behalen die ligt in de versimpeling van de huidige certificeringsstructuur (één BRL) en de kostenreductie in het kader van onderhoudslast van de verschillende certificeringen (reductie in audits).

Er ligt wel een gevaar op de loer in het behouden van de huidige protocollen wat een harde eis is vanuit het bevoegd gezag (ILenT). Hierdoor kan een onduidelijkheid in de structuur van de

protocollen ontstaan, doordat de 15 protocollen zonder scheiding van voorgaande BRL-en onder één BRL samenkomen. Dit werkt averechts op de versimpeling en het komt de kostenreductie niet te goede. Als de bodembranche echt een versimpeling en kostenreductie wil bereiken dienen de protocollen herzien te worden.

Hierin heeft het de voorkeur om een scheiding te maken in bodemonderzoek, bodemsanering, waterbodemonderzoek en waterbodemsanering. Hierbij dient rekening gehouden te worden met asbestonderzoeken, wat opgenomen kan worden in de vier protocollen als aanvullende parameter. Voor asbestonderzoek loopt al een traject om dit soort onderzoeken te versimpelen en asbest meer te gaan zien als een parameter dan een volledig apart onderzoek.

Als de protocollen op de hiervoor beschreven manier opgesteld en doorgevoerd worden kan de BRL 15000 daadwerkelijk leiden tot een efficiëntieslag waar een duidelijke versimpeling van de certificeringstructuur wordt bereik en een kostenreductie in het kader van de onderhoudslast wordt gerealiseerd.

DEELVRAAG 2

Wat houdt een procescertificaat in en wat houdt een systeemcertificaat in?

Met de BRL 15000 wordt gestreefd naar een systeemcertificaat in plaats van de huidige procescertificaten, maar wat is het verschil hier tussen?

Een procescertificaat is een gedetailleerde beschrijving voor het vervaardigen van een product of de verwerking hiervan. In dit certificaat zijn voorschriften opgenomen hoe het product vervaardigd moet worden, waarmee het product vervaardigd moet worden en zijn er eisen gesteld aan de deskundigheid van het uitvoerend personeel maar ook aan de auditinstanties. Een procescertificaat

Michail Bellaart| 4 Uitwerking Onderzoeksvragen 30 is een zeer nauwkeurige beschrijving voor een specifiek proces, daarom zijn procescertificaten basaal in het kader van de bedrijfsvoering; dit in tegenstelling tot een systeemcertificaat. Een systeemcertificaat is een omvangrijke beschrijving van een bedrijf. In het systeemcertificaat zijn de procescertificaten opgenomen voor een gedetailleerde beschrijving van bepaalde

bedrijfsprocessen. Daarnaast geeft een systeemcertificaat op globale lijnen de structuur van een bedrijf weer zonder dit op een hoog detailniveau te beschrijven; hier is meestal ruimte voor een eigen invulling. Echter wordt in een systeemcertificaat op zijn minst de volgende onderdelen opgenomen:

• Beleid; • Planning;

• Implementatie en uitvoering; • Beoordeling van prestaties; • Verbetering;

• Directiebeoordeling.

Het groter verschil tussen een procescertificaat en een systeemcertificaat zit in het doel van het certificaat. Het doel van een procescertificaat is een proces goed te laten verlopen zodat er consequent een product geleverd wordt van een goede kwaliteit. Een systeemcertificaat heeft als doel een bedrijf op zo’n manier in te richten dat deze zich zelf kan reguleren, de kwaliteit kan handhaven en verbeteren.

Dit houdt overigens niet in dat er geen externe auditinstantie van toepassing is op een systeemcertificaat. Daarenboven, omdat een systeemcertificaat grotere invloed heeft op de bedrijfsvoering kan een auditinstantie zelfs de totale bedrijfsvoering controleren. Bij een procescertificaat wordt alleen de werkvloer en/of het proces gecontroleerd.

Door een bodemtechnisch systeemcertificaat op te stellen kan een controlerende instantie in één keer het volledige bedrijf controleren. Op de huidige wijze is er een scheiding in het kwaliteits- systeem en de bodemtechnische beoordelingsdocumenten, al worden deze wel geborgd in het kwaliteitssysteem. Door een bodemtechnisch kwaliteitssysteem op te stellen dienen de auditinstanties verstand te hebben van de bodemtechnische documenten.

DEELVRAAG 3

Wat verandert er voor de bodembranche ten opzichte van de huidige en toekomstige certificeringslast?

Momenteel wordt elke vestiging van en bedrijf jaarlijks geaudit voor de BRL-en waarvoor ze gecertificeerd zijn. Hierbij worden de veldmedewerkers per protocol waarvoor ze een persoonlijke certificering hebben jaarlijks geaudit. Dit kan gezien worden als de certificeringslast voor het behouden van de certificeringen.

In de nieuwe situatie zijn de huidige BRL-en samengevoegd tot één BRL. Dit geeft een lagere certificeringslast hierbij wordt vanuit gegaan dat in de nieuwe situatie de jaarlijkse audit per vestiging onveranderd blijft. In potentie is er een verlaging van de certificeringslast te realiseren met de BRL 15000.

De protocollen waarvoor veldmedewerkers gecertificeerd kunnen zijn veranderen niet. Daarom wordt hier ook geen verandering verwacht in de certificeringslast. Als de protocollen herschreven worden zoals hierboven beschreven kan de certificeringslast flink verminderd worden, aangezien de protocollen vereenvoudigd worden tot 4 protocollen ten opzichte van de huidige 15.

Michail Bellaart| 4 Uitwerking Onderzoeksvragen 31 DEELVRAAG 4

Wat voor gevolgen heeft de toekomstige werkwijze ten opzichte van de huidige werkwijze? De huidige situatie is ontspoord door de zware certificeringslast en door artikel 18 van het Besluit bodemkwaliteit die de BRL-en en de protocollen gelijk stelt aan wetgeving. De bodemtechnische bedrijven kunnen zich, door de hoge kosten die certificering met zich meebrengt, niet goed ontwikkelen. Doordat het bevoegde gezag de protocollen ziet als wet verliest deze haar eigen functie uit het oog; het beschermen van het milieu.

Aangezien de BRL 15000 nog volop in ontwikkeling is kan niet veel gezegd worden over de toekomstige werkwijze. Echter is één van de belangrijkste standpunten om de BRL 15000 op te stellen het verlagen van de certificeringslast; of dit gehaald wordt is op dit moment nog niet duidelijk.

Verder blijkt uit de huidige stand van zaken en het plan van aanpak dat het bevoegd gezag (ILenT) een pakket met essentiële eisen op gaat stellen. Dit is een lijst en/of schema waarin de

belangrijkste punten genoemd worden voor het handhaven in de bodembranche. Door het opstellen van deze lijst kan het bevoegd gezag weer duidelijk focussen op haar functie: het beschermen van het milieu. Momenteel wordt er nog veel gehandhaafd op de werkvoorschriften (BRL-en en protocollen) in plaatst van de wet.

Tot slot zal er een hogere verantwoordelijkheid zijn voor de bodembranche zelf. Mede doordat het systeemcertificaat zwaardere eisen stelt voor de bedrijfsvoering en dit in duidelijke lijnen uitzet.

DEELVRAAG 5

Moet de Arnicon groep zich voor de BRL 15000 laten erkennen of is er een alternatief? Er is geen alternatief voor Arnicon om zich op een ander manier te certificeren voor haar werkzaamheden. De basis hiervoor ligt in het Besluit bodemkwaliteit artikel 18 waarin

normdocumenten gelijk gesteld worden aan wetgeving. In de Regeling bodemkwaliteit worden normdocumenten aangewezen per activiteit waarvoor een bedrijf zich moet certificeren om deze activiteiten uit te mogen voeren. Er wordt in de Regeling bodemkwaliteit maar één mogelijkheid aangedragen, daarom is er geen alternatief voor de Arnicon groep.

ONDERZOEKSVRAAG

Is er een mogelijkheid om de huidige certificeringslast te vereenvoudigen en hiermee de kosten te beperken?

Als de samenvoeging van de huidige BRL-en tot één BRL leidt tot een duidelijk kwalitatief goed systemcertificaat is het mogelijk de certificeringslast te verminderen en hierdoor aantoonbaar een versimpeling en een kostenreductie te bereiken.

Echter als de protocollen niet herschreven worden is de efficiëntieslag niet tot zijn volledige potentie benut. Hierdoor blijft de mogelijkheid om tot een goede totaal oplossing te komen die op alle vlakken verbeterpunten brengt, uit.

Michail Bellaart| 5 Conclusies 32

5 CONC LUSIES

In dit hoofdstuk wordend achtereenvolgens de conclusies gegeven van de NRB 2012 en de BRL 15000, eerst van de NRB 2012 en daarna de BRL 15000.

5 .1 NRB 2012

Uit zowel de literatuurstudie als de uitwerking van de casussen blijkt dat Arnicon door haar expertise op het gebied van bodem, een adviserende maar ook een ondersteunende rol kan spelen in het kader van de NRB 2012.

Met de NRB 2012 wordt gestreefd naar een verwaarloosbaar bodemrisico door het toepassen van gestandaardiseerde cvm’s en/of maatwerk. Indien het niet mogelijk is een verwaarloosbaar bodemrisico te realiseren kan onder de strikte richtlijnen een aanvaardbaar bodemrisico gerealiseerd worden. Arnicon kan in al deze gevallen adviseren hoe een verwaarloosbaar of een aanvaardbaar bodemrisico bewerkstelligd kan worden. In beide gevallen is er sprake van een onderhoudsprogramma en/of een monitoringsplan dat door Arnicon beheerd en bijgehouden kan worden.

Het toepassingsgebied van de NRB 2012 beperkt zich tot de vergunningplichtige inrichtingen. Het aantal inrichtingen die de NRB 2012 zullen (moeten) toepassen is hierdoor niet bijzonder groot. Voor Arnicon is dit gunstig aangezien Arnicon veel industriële klanten heeft die op zijn minst moeten toetsten aan de NRB 2012. Voor deze inrichtingen kan Arnicon in kader van de NRB 2012 een adviseren en ondersteunde rol bekleden. Voor ander bodemintermediairs is het minder of niet interessant de NRB 2012 op te nemen in hun dienstverlening, doordat het toepassingsgebied van de NRB 2012 niet bijzonder groot is.

De meerwaarde voor de opdrachtgevers is voor het grootste deel uit te drukken in besparing van kosten. Door het toepassen van de NRB 2012 zal het bedrijf de bodem nagenoeg niet (verder) kunnen verontreinigen. Als dit toch het geval is zal een monitoringsplan (indien opgesteld) of andere structurele maatregelen dit veelal in een vroeg stadium signaleren waardoor de kosten van de sanering gering zullen zijn. Dit uiteraard in vergelijking met de situatie dat een bedrijf pas bij het beëindigen van de activiteiten de verontreiniging opmerkt. Een ontstane verontreiniging wordt veelal pas opgemerkt bij de beëindiging van de bedrijfsactiviteiten, omdat bij de verkoop van een bedrijf(sterrein) in de meeste gevallen een bodemonderzoek wordt geëist. Daarnaast wordt vanuit de NRB 2012 onderhoudseisen gesteld aan installaties, waardoor mogelijke problemen tijdig of volledig voorkomen kunnen worden. Deze onderhoudseisen geven een kostenreductie doordat installatie langer meegaan en mogelijk probleem voorzien (kunnen) worden.

5 .2 BRL 15 000

De huidige stand van zaken ten aanzien van de BRL 15000 is dat er een plan van aanpak ligt en er negen werkgroepen ingesteld zijn, die de erkende onopgeloste kwesties gaan uitwerken. De

In document Scriptie NRB 2012 en de BRL 15000 (pagina 33-41)

GERELATEERDE DOCUMENTEN