• No results found

Onderzoeksstrategie casestudy en case selectie

In document Baas in eigen buurt (pagina 31-34)

Hoofdstuk 3 Onderzoeksopzet

3.3 Strategie, methoden en technieken

3.3.1 Onderzoeksstrategie casestudy en case selectie

In dit onderzoek zal een vergelijkende casestudy uitgevoerd worden om te onderzoeken of de opgestelde theoretisch geformuleerde verwachtingen worden bevestigd (Yin, 2003). Voor de

strategie casestudy is gekozen omdat de casestudy goed aansluit bij de probleemstelling van dit onderzoek en daarmee het onderzoeksdoel waarbij opvattingen, ervaringen en gevoelens van initiatiefnemers en gemeenteambtenaren een belangrijke rol spelen. Een groot voordeel van de casestudy is dat op een systematische en geïntegreerde manier aandacht gegeven kan worden aan al deze betekenissen en motieven van actoren (Yin, 2003). Het geeft onderzoekers de mogelijkheid om een diep, kwalitatief, begrip van de verschillende betekenissen van actoren en de interacties daartussen te krijgen (Yin, 1994). De rijkdom aan details en de contextgebonden kennis die door een casestudy verkregen kan worden zorgt voor een genuanceerd beeld van de realiteit en maakt het daarom een goede strategie om menselijk gedrag te bestuderen (Flyvbjerg, 2006:223-4; Swanborn, 2008). Een ander groot voordeel van een casestudy dat met het eerste voordeel samenhangt, is dat het een goede strategie is om de geformuleerde theoretische verwachtingen te onderzoeken (Flyvbjerg, 2006:227). De invloed die sturing heeft op de condities van zelforganisatie kan door middel van een casestudy op een gedetailleerde manier worden omschreven waarbij de complexe werkelijkheid als uitgangspunt wordt genomen (Yin, 2003). Verschillende nuances en sociale patronen kunnen gevangen worden die met andere onderzoeksstrategieën wellicht over het hoofd gezien worden (Swanborn, 2008:13). Tot slot speelt kennis van cases een belangrijke rol in het leerproces van mensen (Flyvbjerg, 2006:222). Het leent zich daarom, mede door de contextuele aard van de verzamelde kennis en inzichten, goed voor het doen van aanbevelingen wat ook een belangrijk doel van dit onderzoek is (Van Thiel, 2007:95).

In dit onderzoek zal een tweetal cases met elkaar vergeleken worden. Omdat er geen andere onderzoeken zijn die systematisch gekeken hebben naar de effecten van gemeentelijke sturing op de condities van zelforganisatie, zal de nadruk in de vergelijking liggen op beschrijving van twee cases die dissimilar zijn (Yin, 1994). Er zal worden gevarieerd op de onafhankelijke variabele ‘sturing’. Het centrale doel van deze vergelijking is om de overeenkomsten en verschillen die te zien zijn in de effecten die de sturingsvormen hebben op de condities van zelforganisatie te analyseren. Het is theoretisch gezien het meest interessant om het effect van de sturingsvormen te toetsen die sterk verschillen in de mate waarop zij ruimte overlaten voor maatschappelijke zelforganisatie. Daarom wordt er in dit onderzoek voor gekozen om cases te onderzoeken waarbij enerzijds de gemeentelijke sturing volgens de theoretische verwachtingen het minste ruimte overlaat voor zelforganisatie van bewoners en anderzijds de gemeentelijke sturing het meeste ruimte overlaat voor zelforganisatie van bewoners. De sturingsvormen die dit betreffen en dus volgens de theorie het meeste dissimilar zijn, zijn command and control sturing en sturing als gemeenschappelijke beeldvorming. Omdat naar verwachting gemeenten zelden enkel gebruik zullen maken van één ideaaltypische sturingsvorm, zullen de in het theoretische kader geformuleerde indicatoren van ‘sturing op sleutelparameters’,

‘sturing op incentives’ en ‘sturing op de structurering en procedurering van relaties’ ook worden meegenomen in de analyse van de empirische gegevens. Zo is het wellicht mogelijk om interessante interactie-effecten tussen sturingsvormen in het onderzoek te ontdekken die anders over het hoofd zouden worden gezien.

Het variëren op de onafhankelijke variabele sturing veronderstelt voorkennis over de sturingsvormen waar gemeenten gebruik van maken. Ook veronderstelt het voorkennis over in welke gemeenten op dit moment wijkondernemingen geëxploiteerd worden. Door middel van een beknopte documentenanalyse en een interview met een sleutelpersoon van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn een tweetal gemeenten geselecteerd waarbij sprake lijkt te zijn van - elementen van - de sturingsvormen command and control en sturing als gemeenschappelijke beeldvorming. De sleutelpersoon op het ministerie heeft op het desbetreffende beleidsterrein een groot overzicht van de actieve wijkondernemingen en de relatie van deze ondernemingen met gemeenten. De cases die op basis van de verkenning het beste bij deze sturingsvormen aansluiten zijn respectievelijk de gemeente Amersfoort en de gemeente Amsterdam. Per case zullen twee

wordt gehouden omdat deze anders niet goed met elkaar vergeleken kunnen worden. Binnen een case is er dus sprake van twee minicases in de vorm van verschillende wijkondernemingen die geanalyseerd worden. Door een tweetal wijkondernemingen per case te onderzoeken wordt de betrouwbaarheid van de bevindingen vergroot. Wanneer de empirische gegevens van beide groepen initiatiefnemers van de wijkondernemingen overeenkomen ten aanzien van het effect van de sturingsvorm van de gemeente op de condities van zelforganisatie, wordt het bewijs en daarmee de redenering immers sterker. Aangezien de context en aard van de wijkondernemingen niet geheel similar zal zijn, wordt daar in de interpretatie van de onderzoeksgegevens rekening mee gehouden.

Aan het einde van elke paragraaf zullen de meest opvallende verschillen en overeenkomsten tussen de wijkondernemingen en de empirische gegevens dan ook besproken worden.

In onderstaande subparagrafen zal aan de hand van het analytisch kader beargumenteerd worden waarom de sturingsvormen juist in deze gemeenten aanwezig zijn en waarom deze gemeenten dus voor dit onderzoek geselecteerd zijn.

Case 1- Gemeente Amersfoort

In de gemeente Amersfoort lijkt sprake te zijn van sturing op sleutelparameter in combinatie met elementen van de command and control sturingsvorm. Als gevolg van een omvangrijke bezuinigingsoperatie binnen de gemeente Amersfoort heeft de gemeenteraad in 2011 besloten de subsidies voor het beheer en de exploitatie van alle wijkcentra in de stad stop te zetten. Een besluit dat op een hiërarchische manier is gemaakt. Als gevolg van een motie van de gemeenteraad werd aan bewonersgroepen door middel van een maatschappelijke aanbesteding de mogelijkheid gegeven om de wijkcentra in eigen beheer te nemen. Dit aanbestedingsproces is door de gemeente flink ingekaderd. Zo werden er financiële, procesmatige en juridische kaders opgesteld waaraan de initiatiefnemers zich bij de oprichting van de wijkonderneming moesten houden. In hoeverre deze kaders ingrijpen in de interne processen van de wijkonderneming dan wel gericht zijn op in- en outputparameters is in deze fase van het onderzoek nog niet duidelijk, op deze kaders zal dan ook in het volgende hoofdstuk verder ingegaan worden. Het is wel duidelijk dat in deze gemeente de sturingswijze een top-down karakter heeft waarbij sterk gebruik wordt gemaakt van planningen en beheersing van het proces. Zo lijkt de gemeente het gehele proces de regie sterk in eigen hand te houden. De gemeente beslist bijvoorbeeld uiteindelijk welke initiatiefnemers het pand van de gemeente mogen overnemen en welke niet (Gemeente Amersfoort, 2013a).

De gemeente Amersfoort was één van de eerste gemeenten die het gemeentelijke pand open heeft gesteld aan initiatiefnemers die het door middel van een maatschappelijke overname wilden overnemen. Dit maakt specifiek deze case waar elementen van de command and control sturing en sturing op sleutelparameters in voorkomen, interessant voor andere gemeenten die ook als gevolg van bezuinigingen ervoor kiezen hun wijkcentra te sluiten en de optie van een maatschappelijke aanbesteding overwegen.

Case 2 - Gemeente Amsterdam

Voor de gemeente Amsterdam is gekozen omdat de sturingswijze van de gemeente een nauwe aansluiting lijkt te vinden met de sturingsvorm sturing als gemeenschappelijke beeldvorming. Samen met externe partners, wijkondernemingen en stadsdelen wordt aan een gezamenlijke beleidspraktijk gewerkt. Zo is er bijvoorbeeld een ‘Social Development Board’ opgericht samen met de bestuurlijke aandeelhouders voor het creëren van een gezamenlijke leeromgeving (Gemeente Amsterdam, 2012a). Ook stuurt de gemeente Amsterdam aan op kennisuitwisseling tussen de verschillende stadsdelen en tussen wijkondernemingen onderling. Deze partijen worden bijeengebracht voor overleg en onderhandeling. In het kader hiervan organiseert de gemeente bijeenkomsten om het netwerk van wijkondernemingen te versterken, te verbreden en om kennis en ervaringen te delen (Ibid.). Het werken aan een gemeenschappelijke beleidspraktijk en het bijeenbrengen van actoren

voor overleg en onderhandeling over het te voeren beleid zijn beide sterke indicatoren van een sturingsvorm gericht als gemeenschappelijke beeldvorming.

Verder is de gemeente Amsterdam een interessante case omdat de gemeente volgens het ministerie van BZK een voorloper is met betrekking tot de manier waarop de gemeente sturing geeft aan wijkondernemingen. Zo heeft het ministerie van BZK aan de gemeente Amsterdam gevraagd een proeftuin op te starten voor de ontwikkeling van wijkondernemingen en daarbij te onderzoeken wat de rol van overheden in het ondersteunen van deze ontwikkeling kan zijn (Gemeente Amsterdam, 2012a). Ook heeft de gemeente samen met het ministerie van BZK overleg over de experimenten Maatschappelijk Aanbesteden en Regelvrije Zones.

In document Baas in eigen buurt (pagina 31-34)