• No results found

Het doel van dit onderzoek is de relaties te onderzoeken tussen de determinanten uit hoofdstuk 3 en de kwaliteit van verslaggeving ten aanzien van de kortingsmaatregel bij Nederlandse pensioenfondsen met een kortingsbesluit. Voordat overgegaan wordt tot het bepalen van de verslaggevingskwaliteit, is het essentieel stil te staan bij wat nu onder kwaliteit van verslaggeving wordt verstaan en welke methoden gebruikt kunnen worden om deze kwaliteit te meten.

§ 4.2 Kwaliteit verslaggeving

In de wetenschappelijke literatuur is veel aandacht besteed aan de kwaliteit van verslaggeving en welke factoren hier op van invloed zijn (Beattie et al., 2004; Miihkinen, 2012). Er ontbreekt echter een eenduidige definitie van wat ‘kwaliteit van verslaggeving’ nu precies is (Miihkinen, 2012). Dit, omdat het een complex concept is, waaraan verschillende dimensies ten grondslag liggen. Het aantal en type dimensies, evenals het relatieve belang van deze dimensies, wordt daarbij op subjectieve wijze bepaald en is afhankelijk van het perspectief van degene die de verslaggeving observeert en evalueert (Beretta en Bozzolan, 2008). Omdat verschillende gebruikers van de jaarverslaggeving elk verschillende (uiteenlopende) belangen hebben, is het moeilijk – zo niet onmogelijk – overeenstemming te bereiken tussen deze gebruikers over het belang dat aan een dimensie toegekend moet worden (Beretta en Bozzolan, 2008).

Jonas en Blanchet (2000) hebben, wegens het gebrek aan een eenduidige definitie van ‘kwaliteit’, onderzocht welke benaderingen ten aanzien van ‘kwaliteit van verslaggeving’ in de wetenschappelijke literatuur worden gebruikt. Volgens hen kunnen twee categorieën benaderingen onderscheiden worden: de eerste categorie omschrijft de kwaliteit van verslaggeving als de mate waarin aan belangengroepen volledige en betrouwbare informatie wordt gepubliceerd. In deze categorie is sprake van een kwalitatief hoogwaardige verslaggeving indien de gepubliceerde informatie volledig en transparant is en niet is ontworpen om gebruikers te misleiden door bijvoorbeeld opzettelijk informatie achter te houden. De tweede categorie omschrijft de kwaliteit van verslaggeving als de mate waarin gebruikers van het jaarverslag nut ondervinden van de gepubliceerde informatie. Het conceptuele raamwerk van FASB (1978) is

28

hier een goed voorbeeld van. Dit raamwerk stelt dat sprake is van kwalitatief hoogwaardige verslaggeving indien aan gebruikers van jaarverslagen relevante informatie wordt gepubliceerd op basis waarvan zij beslissingen kunnen nemen. Samengevat stellen deze twee benaderingen van Jonas en Blanchet dat het jaarverslag volledige, betrouwbare en relevante informatie moet verschaffen, wil het voor de gebruiker een kwalitatief hoogwaardig communicatiemiddel zijn. De disclosure index die in dit onderzoek gebruikt wordt, moet aansluiten op deze kwaliteitseisen. Dit betekent dat de index op dusdanige wijze opgebouwd moet zijn dat, indien een pensioenfonds de maximaal te behalen score haalt, – dit betekent dat het bijbehorende jaarverslag de gebruiker voorziet van volledige, betrouwbare en relevante informatie met betrekking tot het kortingsbesluit.

§ 4.3 Meetmethoden kwaliteit verslaggeving

In de wetenschappelijke literatuur worden verschillende methoden en maatstaven toegepast om de kwaliteit van verslaggeving te meten. Een veel gebruikte maatstaf is de omvang van de gepubliceerde informatie in het jaarverslag (Beretta en Bozzolan, 2008; Healy en Palepu, 2001). Geredeneerd wordt dat, hoe meer informatie in het jaarverslag is opgenomen, des te hoger de kwaliteit van het jaarverslag is. Omdat met deze methode niet de inhoud, maar de omvang van het jaarverslag het object van onderzoek vormt, worden vraagtekens geplaatst bij deze methode. Vanuit de wetenschappelijke literatuur wordt aangedrongen op een meer effectieve maatstaf waarmee de kwaliteit van verslaggeving gemeten kan worden (Beattie, et al., 2004; Core, 2001).

Andere methoden die daarom toegepast worden om de kwaliteit van verslaggeving te bepalen, staan samengevat in figuur 4.1.

29

Deze methoden worden onderscheiden in subjectieve en semi-subjectieve meetmethoden (Beattie et al., 2004; Beretta en Bozzolan, 2008). Bij de subjectieve meetmethoden beoordelen verschillende financiële analisten een jaarverslag, en kennen zij vervolgens – op basis van hun analyse – scores toe aan dat verslag. Hoe hoger de toegekende score is, des te hoger is de kwaliteit van verslaggeving. Deze methode wordt echter op verschillende gronden bekritiseerd (Healy en Palepu, 2001). Hiervan is voor dit onderzoek de belangrijkste dat geen scores beschikbaar zijn voor jaarverslagen van Nederlandse pensioenfondsen. Het is daarom niet mogelijk deze methode in dit onderzoek toe te passen. Tot de semi-objectieve meetmethoden behoren de tekstuele analyses en indices. Tekstuele analyses meten de moeilijkheidsgraad van de toelichting in het jaarverslag. Met behulp van een formule wordt een score toegekend aan de toelichting, die vervolgens vergeleken wordt met een externe benchmark. Zodoende wordt de moeilijkheidsgraad van de toelichting bepaald (Beattie et al., 2004). Kritiek op deze methode is dat het voornamelijk focust op de kwaliteit van de toelichting op woord- en zinsniveau, waardoor de context waarin de woorden en zinnen zijn geplaatst buiten beschouwing blijft (Beattie et al., 2004). Het doel van dit onderzoek is de kwaliteit van verslaggeving ten aanzien van het kortingsbesluit te bepalen en om het jaarverslag inhoudelijk te beoordelen. Hiervoor zijn de gebruikte woorden en zinnen van ondergeschikt belang, en is de context waarin deze woorden en zinnen zijn geplaatst juist het object van onderzoek. Deze methode wordt daarom eveneens niet toegepast in dit onderzoek. Tenslotte wordt ook de disclosure index gebruikt om de kwaliteit van het jaarverslag te meten (Marston en Shrives, 1991, Schleicher, 1998). Een dergelijke index bevat een lijst met items die als relevant worden beschouwd in de verslaggeving aan belangengroepen (Srinivasan, 2006). Vervolgens wordt van deze items onderzocht of deze zijn opgenomen in het jaarverslag (Marston en Shrives, 1991) en worden punten toegekend indien dit het geval is. Hoe hoger het aantal toegekende punten is (en dus: hoe meer items zijn opgenomen in het jaarverslag), des te hoger is de kwaliteit van verslaggeving. Een disclosure index is dus een onderzoeksinstrument waarmee de hoeveelheid relevante informatie gemeten wordt dat in het jaarverslag is opgenomen (Hassan en Marston, 2010). De disclosure indices die in de wetenschappelijke literatuur worden gebruikt, verschillen sterk van elkaar. Deze verschillen ontstaan doordat bijvoorbeeld het aantal getoetste items verschilt, een binaire en/of ordinale schaalt gebruikt wordt en/of een weging wordt gegeven aan de verschillende items (Kavitha en Nandagopal, 2011). Met de binaire schaal wordt getoetst of een item in het jaarverslag aanwezig

30

is (score: 1) of niet (score: 0). De scores van de afzonderlijke items worden vervolgens bij elkaar opgeteld en vormen de totaalscore per jaarverslag (Kavitha en Nandagopal, 2011). Hoe hoger de score is die aan een jaarverslag wordt toegekend, des te beter is de kwaliteit ervan. Een ordinale schaal kent scores toe op basis van een vooraf vastgestelde schaalverdeling (bijvoorbeeld: 1 – 5). Hoe hoger de score is die wordt toegekend aan het jaarverslag, des te beter is de waargenomen kwaliteit ervan. Aan de items van een index wordt een weging toegekend, wanneer aangenomen wordt dat elk van deze items in verschillende mate belangrijk zijn voor de gebruikers. De score die wordt toegekend aan elk van de items, wordt dan overeenkomstig dit belang bepaald. Dit betekent dat bedrijven die enkele, maar wel belangrijke items presenteren in het jaarverslag, hoger scoren dan bedrijven die veel, maar minder belangrijke items presenteren. Een weging wordt toegekend door degene die de disclosure index opstelt en is daarom onderhevig aan subjectiviteit. Een weging wordt daarom vaak alleen toegepast wanneer de kwaliteit van verslaggeving gemeten wordt voor een specifieke groep gebruikers, omdat die allemaal op dezelfde wijze de kwaliteit van het jaarverslag interpreteren. Daarnaast wordt een gewogen index gebruikt wanneer de index uit veel items bestaat, omdat dan het resultaat van een gewogen en ongewogen index hetzelfde is (Kavitha en Nandagopal, 2011). Daarnaast kan ook het toepassingsgebied per disclosure index verschillen, omdat het een arbeidsintensieve meetmethode is en daarom vaak slechts een of enkele onderdelen van het jaarverslag getoetst worden (Kavitha en Nandagopal, 2011). Deze factoren samen hebben tot gevolg dat de disclosure index een subjectieve meetmethode is. Het aantal items dat relevant wordt geacht, het toepassen van een schaal en het toekennen van verschillende wegingen aan de items in de disclosure index, evenals het onderdeel van het jaarverslag waarop de disclosure index betrekking heeft, zijn immers afhankelijk van het inzicht dat degene(n) heeft die de index opstelt. Marston en Shrives (1991) stellen echter dat, ondanks dat subjectieve beoordelingen onvermijdelijk zijn bij het opstellen van disclosure indices, het toch bewezen is dat de disclosure index een waardevolle methode is om de kwaliteit van verslaggeving te meten. Derhalve wordt in dit onderzoek de disclosure index gebruikt om de kwaliteit van verslaggeving ten aanzien van de kortingsmaatregel te meten. De totstandkoming van de index wordt in de volgende paragraaf toegelicht.

31 § 4.4 Disclosure Index

Gezien de unieke situatie waarin pensioenfondsen momenteel verkeren, is in de wetenschappelijke literatuur geen index beschikbaar die in dit onderzoek toegepast kan worden. Daarom wordt voor dit onderzoek een zelf ontworpen disclosure index toegepast, waarmee de kwaliteit van verslaggeving ten aanzien van het kortingsbesluit wordt gemeten (bijlage 3). In deze paragraaf worden de verschillende overwegingen toegelicht bij het tot stand komen van deze index.

§ 4.4 .1 Algemene toelichting

§ 4.4 .1.1 Kwaliteitseisen

Zoals toegelicht in § 4.3 is de disclosure index een subjectieve meetmethode voor de kwaliteit van verslaggeving, omdat het doen van subjectieve beoordelingen ten aanzien van de op te nemen items onontkoombaar is. In dit onderzoek is echter getracht de subjectiviteit zoveel mogelijk te reduceren. Zo is bij het opstellen van de disclosure index aangesloten bij de kwaliteitseisen aan het jaarverslag van Jonas en Blanchet (2000). Zij stellen dat een kwalitatief hoogwaardig jaarverslag zowel volledige, relevante als betrouwbare informatie presenteert. De relevantie en volledigheid van de index zijn gewaarborgd door het aantal opgenomen items niet te beperken tot een minimum of maximum, maar wel enkel items op te nemen welke – op basis van de Pensioenwet, de RJ en het stappenplan van DNB – relevant worden geacht voor de gebruikers van het jaarverslag. Daarnaast hebben de items van de index betrekking op het gehele jaarverslag en is dus niet enkel een deel van het verslag het object van dit onderzoek. Tenslotte zijn enkel items in de index opgenomen die betrekking hebben op informatie ten aanzien van het kortingsbesluit.

§ 4.4 .1.2 Schaal

De disclosure index bestaat uit een combinatie van de binaire en ordinaire schaal. Items 1, 3 t/m 13 en 15 worden gemeten aan de hand van de binaire schaal, waarbij 1 punt toegekend wordt wanneer het jaarverslag het item bevat (“ja”) en 0 punten wanneer dit niet zo is (“nee”). Hoe hoger het aantal punten is dat een jaarverslag ontvangt, des te beter is de kwaliteit ervan. Bij items 2 en 14 wordt de ordinale schaal gehanteerd, omdat tijdens het bestuderen van de

32

jaarverslagen verschillen zijn geconstateerd in de manier waarop het kortingsbesluit vorm krijgt binnen het jaarverslag (item 2) en in de manier waarop belangenafweging wordt toegelicht (item 14). Na bestudering van de jaarverslagen is voor item 2 een ordinale schaal ontwikkeld; voor items 14 is op basis van de schaal van Laning en Langendijk (2011) een schaal toegepast. Deze schalen worden nader toegelicht in § 4.4.2.

§ 4.4 .1.3 Weging

Er wordt gebruik gemaakt van een ongewogen disclosure index, omdat de uitkomst van dit onderzoek niet voor een specifieke groep, maar voor alle gebruikers is bedoeld. Ook reduceert een ongewogen index de subjectiviteit.

§ 4.4 .1.4 Berekenen totaalscore

Het maximaal te behalen punten van elk pensioenfonds is de gecombineerde score van alle items en is gelijk aan 21. Wanneer bij een pensioenfonds een vraag met “niet van toepassing” beantwoord wordt, levert dit één maximaal te behalen punt minder op voor het desbetreffende fonds. Wanneer bij een pensioenfonds bijvoorbeeld één vraag met “niet van toepassing” beantwoord wordt, kan dat fonds nog in totaal maximaal 20 punten scoren. Om de scores van alle pensioenfondsen met elkaar te kunnen vergelijken, worden deze uitgedrukt in percentages. Formule (1) wordt gebruikt voor het berekenen van de totaalscore.

Totaal aantal punten

(1) Kwaliteit verslaggeving = 21 – (aantal “niet van toepassing”) ∙ 100 % T.a.v. de kortingsmaatregel

§ 4.4 .2 Toelichting items disclosure index

De disclosure index is gebaseerd op informatie uit het hele jaarverslag dat betrekking heeft op het kortingsbesluit. De items hebben dus betrekking op zowel het bestuursverslag, het oordeel van toezichtsorganen, raden van toezicht en medezeggenschapsraden, de jaarrekening, als de gebeurtenissen na balansdatum. Ten behoeve van de inzichtelijkheid van de disclosure index, zijn de items opgedeeld in de onderdelen A t/m D. Zodoende wordt onderscheid gemaakt

33

tussen algemene, kwantitatieve en kwalitatieve informatie, en de informatie met betrekking tot de gebeurtenissen na balansdatum. Elk van deze onderdelen wordt nader toegelicht.

Onderdeel A: Algemene informatie

De items 1 t/m 7 hebben betrekking op het bestuursverslag, de jaarrekening en het oordeel van verschillende toezichtsorganen. Items 1 en 2 hebben betrekking op het

bestuursverslag. In dit verslag communiceert het pensioenfondsbestuur onder andere over de

missie en strategie van het fonds, het pensioenfondsbeleid, de risico’s waarmee het bestuur te maken heeft gehad en de financiële positie van het fonds. In dit verslag gaat het bestuur in op belangrijke ontwikkelingen die zich in het boekjaar hebben voorgedaan, met welke risico’s het bestuur te maken heeft gehad en hoe met deze risico’s is omgegaan. De pensioenfondsen uit de onderzoekspopulatie hebben in het jaarverslag 2012 de kortingsmaatregel verwerkt. Omdat met deze kortingsmaatregel de deelnemers aan pensioenfondsen worden geraakt, is de verwachting dat in het bestuursverslag hierover een toelichting is opgenomen. Zodoende communiceert het pensioenfondsbestuur met belangengroepen – waaronder deelnemers – over de financiële positie van het fonds en de overwegingen die ten grondslag liggen aan het kortingsbesluit. Dit is voor gebruikers van het jaarverslag relevante informatie (item 1). Uit de resultaten blijkt dat elk jaarverslag een toelichting op het kortingsbesluit bevat. Op welke wijze deze toelichting echter onderdeel uitmaakt van het jaarverslag, verschilt. Tijdens het bestuderen van de jaarverslagen bleek dat drie gradaties onderscheiden kunnen worden met betrekking tot de toelichting op het kortingsbesluit in het bestuursverslag: (1) het kortingsbesluit wordt toegelicht zonder hiervoor een separate paragraaf op te nemen, (2) het kortingsbesluit wordt toegelicht in de paragraaf ‘evaluatie herstelplan’ (of een vergelijkbare paragraaf) en (3) er is een separate paragraaf opgenomen inzake het kortingsbesluit. Voor de leesbaarheid van het verslag ten aanzien van de kortingsmaatregel, is de derde wijze een best practice. Gebruikers krijgen dan snel, makkelijk en overzichtelijk de verschillende onderliggende overwegingen ten aanzien van het kortingsmaatregel gepresenteerd, met daarbij het gevolg ervan voor de financiële positie van het fonds. In vergelijking met deze wijze, is de leesbaarheid van (2) mijns inziens voor de gebruikers lager, aangezien het kortingsbesluit niet het enige middel is binnen het herstelplan waarmee de dekkingsgraad van het fonds ingelopen wordt. Naast informatie over het kortingsbesluit, wordt dan dus ook informatie over de andere herstelmaatregelen gepresenteerd. (1) is in vergelijking

34

met de overige twee wijzen mijns inziens het minst leesbaar, omdat op ongestructureerde wijze ‘her en der’ informatie wordt verschaft in het bestuursverslag over het kortingsbesluit.

Zoals toegelicht, verschillen de drie hiervoor beschreven wijzen waarop het kortingsbesluit vorm krijgt in het bestuursverslag in toenemende mate van leesbaarheid. Derhalve wordt op basis van een ordinale schaal een score toegekend aan deze items. Indien het kortingsbesluit wel wordt toegelicht in het bestuursverslag, maar hiervoor geen separate paragraaf is opgenomen, wordt 1 punt toegekend. Wanneer het kortingsbesluit wordt toegelicht in de paragraaf ‘evaluatie herstelplan’, worden 2 punten toegekend en indien het bestuursverslag een separate paragraaf bevat inzake het kortingsbesluit (‘best practice’) worden 3 punten toegekend.

De items 3 en 4 hebben betrekking op de jaarrekening. Zoals uiteengezet is in § 2.2, worden eisen gesteld aan de hoogte van het (vereist) eigen vermogen en de technische voorzieningen. Daarnaast is de wettelijke eis dat de dekkingsgraad ten minste 105% bedraagt. Voldoet een fonds niet aan deze eis, dan moet het op grond van het FTK een herstelplan indienen. Hierin werkt het fonds uit welke maatregelen zij inzet om opnieuw aan deze eis te voldoen. De kortingsmaatregel is de uiterste maatregel die ingezet kan worden binnen dit herstelplan en reduceert de pensioenverplichtingen met het ingevoerde percentage. Zodoende beïnvloedt deze maatregel de hoogte van zowel het eigen vermogen als de technische voorzieningen. Voor gebruikers van jaarverslagen is het relevant om, middels een toelichting op beide posten, inzicht te krijgen in het effect van het kortingsbesluit op de financiële positie van deze posten. Daarom wordt bij beide posten een toelichting verwacht.

Items 5 t/m 7 hebben betrekking op het oordeel van interne toezichtsorganen. De toezichtorganen kunnen bestaan uit de medezeggenschapsraad, het verantwoordingsorgaan en/of de visitatiecommissie (of: raad van toezicht). De organen vertegenwoordigen de belangen van verschillende belangengroepen van pensioenfondsen en hebben de taak om zowel het besluitvormings- en besturingsproces binnen het pensioenfonds te beoordelen, als de wijze waarop rekening is gehouden met evenwichtige belangenafweging. Ook beoordelen deze organen hoe het fonds omgaat met de lange termijn risico’s18

18 http://www.pensioenkijker.nl/documenten/STPK70022-Broch-Bestuur-B.pdf.

35

onafhankelijke oordeel van deze organen worden, naast het bestuursverslag, gepresenteerd in het jaarverslag. Zodoende krijgen gebruikers van de jaarverslagen op betrouwbare wijze inzicht in de processen die zich binnen het pensioenfonds afspelen. Voor deze gebruikers is het belangrijk dat de aanwezige interne toezichtsorganen een oordeel vormen over de totstandkoming van het kortingsbesluit en hun belangen daarbij op evenwichtige wijze zijn afgewogen. Daarom zijn items 5 t/m 7 opgenomen in de disclosure index.

Onderdeel B: Kwantitatieve informatie

Het expliciet benoemen van het voorgenomen en definitieve kortingspercentage, is relevant voor gebruikers. Het definitieve kortingspercentage geeft aan met welk percentage de pensioenaanspraken definitief gereduceerd worden. Dit percentage kan afwijken van het voorgenomen percentage dat is vermeld in het aan DNB gepresenteerde herstelplan. Dit verschil wordt veroorzaakt doordat de financiële positie van het pensioenfonds ultimo 2012 (positief of negatief) afwijkt van de verwachte positie ten tijde van het indienen van het herstelplan. Voor gebruikers van jaarverslagen is het expliciet benoemen van het voorgenomen percentage eveneens relevant, omdat een eventueel verschil tussen beide percentages hen relevante informatie geeft over hoe de financiële positie van het pensioenfonds zich in 2012 heeft ontwikkeld. Daarom zijn items 8 en 9 opgenomen in de disclosure index.

Zoals toegelicht in § 2.4, kan zowel evenredig als gedifferentieerd gekort worden. Indien gedifferentieerd wordt gekort, mag verwacht worden dat per deelnemersgroep het toegepaste kortingspercentage wordt benoemd en dat hiervoor een onderbouwing wordt gegeven. Daarom is item 10 opgenomen in de disclosure index.

Tenslotte is het kwantitatieve effect van het kortingsbesluit op de positie van het eigen vermogen, de voorziening pensioenverplichtingen en de dekkingsgraad relevant, zodat zij zodoende kunnen inzien op welke wijze het kortingsbesluit heeft bijgedragen aan de financiële positie van het fonds (items 11 t/m 13).

Onderdeel C: Kwalitatieve toelichting

Naast de algemene en kwantitatieve informatie, is de kwalitatieve toelichting van het pensioenfondsbestuur in het bestuursverslag, wellicht het meest relevant voor gebruikers.

36

Idealiter legt het pensioenfondsbestuur uit waarom het fonds genoodzaakt is te korten, welk beleid ten aanzien van de kortingsmaatregel wordt gehanteerd en wat hiervoor de argumenten zijn. Ook moet het bestuur – aansluitend op artikel 105 lid 2 PW en het stappenplan van DNB – toelichten op welke wijze de korting is toegepast (evenredig of gedifferentieerd) en welke relevante feiten en omstandigheden deze wijze onderbouwt. Indien gedifferentieerd gekort wordt, legt het bestuur uit waarom differentiatie past in een evenwichtige belangenafweging.

Zoals uitgelegd in § 3.2.1 bestaat een verschil tussen door wet- en regelgeving verplichte informatie en door het pensioenfondsbestuur vrijwillig gepubliceerde informatie. Met betrekking tot het kortingsbesluit bestaat in beperkte mate wet- en regelgeving bestaat over welke informatie het pensioenfonds moet verwerken in het jaarverslag. Dit stelt fondsen in staat zelf invulling te geven aan de bestaande abstracte regels, met het risico dat de kwaliteit van de jaarverslagen tussen verschillende fondsen sterk van elkaar verschilt. Tijdens het bestuderen van de