• No results found

5.1 Aanpak

Agrarisch natuurbeheer kan een positieve invloed hebben op de biodiversiteit als ook op de landschapskwaliteit. Naar biodiversiteit is reeds veel onderzoek gedaan zonder dat hierin consensus is bereikt (zie paragraaf 3.4). Dit kan komen, omdat er te weinig is gelet op de ruimtelijke samenhang die van groot belang is voor de biodiversiteit (Opdam et al. 2000, Vogelbescherming et al. 2002). In dit onderzoek staat de bijdrage van agrarisch natuurbeheer aan de landschapskwaliteit centraal.

Landschapskwaliteit zal in dit rapport beoordeeld worden aan de hand van vijf van de acht kernkwaliteiten voor het landelijk gebied die genoemd worden in het Structuurschema Groene Ruimte 2 (Min. LNV 2002). Bij deze vijf kernkwaliteiten speelt groenblauwe dooradering een grote rol (de GBDA-kernkwaliteiten), zie figuur 6. Het belang van groenblauwe dooradering is

Fig. 6. De benadering van de relaties tussen landschapskwaliteit en agrarisch natuurbeheer via groenblauwe dooradering (GBDA) in dit onderzoek. Hierbij zijn twee nota’s van het Ministerie van LNV van belang: Natuur voor mensen, mensen voor natuur (NVM, MVN) en het Structuurschema Groen Ruimte 2 (SGR 2). Hierin wordt de rol van groenblauwe dooradering beschreven binnen de EHS en landschapskwaliteit. SAN- en SN-pakketten kunnen een bijdrage leveren aan de groenblauwe dooradering.

NVM, MVN SGR 2

EHS Landschaps

kwaliteiten

GBDA 8 kernkwaliteiten

(SGR2)

Functies GBDA binnen EHS: • Verbinding

• Buffer

5 GBDA kernkwaliteiten: • Identiteit

• Verleden en vernieuwing

• Vitaal en herkenbaar watersysteem • Ruimtelijke diversiteit

• Groene karakter

Beheers- en landschapspakketten SAN (en SN) 5

o.a. te vinden in de twee nota’s van het ministerie van LNV: “Natuur voor mensen, mensen voor natuur” (Min. LNV 2000) en het Structuurschema Groen Ruimte 2 (Min. LNV 2002).

In dit rapport zal onderzocht worden wat de bijdrage zou kunnen zijn van SAN- beheerspakketten en SAN-landschapspakketten aan de vijf GBDA-kernkwaliteiten voor het landelijk gebied. De bijdrage zoals het genoemd wordt in de tekst en de tabellen moet gelezen worden als potentiële bijdrage. Er is niet in het veld gemeten, de bijdrage is dus puur theoretisch bekeken. Ook zullen de SN-pakketten hierbij behandeld worden aangezien de SAN- en SN-pakketten op elkaar zouden kunnen inspelen.

Als casusstudie is voor Gaasterland gekozen. In deze gemeente wordt nieuwe natuur gerealiseerd door alleen agrarisch en particulier natuurbeheer toe te passen en daarom worden er naar verwachting meer SAN- en SN-pakketten afgesloten dan in andere gemeentes in Nederland. De oorspronkelijke EHS plannen voor deze gemeente zijn aan de kant gezet.

5.2 Werkwijze

De werkwijze omvat zeven stappen die eerst kort en daarna uitgebreider worden toegelicht. De inschatting van de potentiële bijdrage is mede gebaseerd op het oordeel van experts op het gebied van ecologie en landschap: Hans de Molenaar en Willemien Geertsema, werkzaam bij Alterra.

1. Als eerste worden de vijf GBDA-kernkwaliteiten gesplitst in twee groepen. Bij groep 1 is de ruimtelijke samenhang van belang. Deze groep omvat twee kernkwaliteiten: “Een vitaal en herkenbaar watersysteem” en “Het groene karakter van het landelijk gebied”. Bij groep 2 is het van belang in welk landschapstype de pakketten voorkomen. Deze groep omvat de volgende drie kernkwaliteiten: “Identiteit en verscheidenheid van de negen verschillende landschapstypen”, “Herkenning van verleden en vernieuwing in het landschap” en “Ruimtelijke diversiteit”.

2. Algemeen: analyse van de potentiële bijdrage van de pakketten uit het Programma Beheer aan de kernkwaliteiten van groep 1. De resultaten worden weergegeven in drie tabellen: tabel SAN-beheerspakketten, tabel SAN/SN-landschapspakketten, tabel SN- beheerspakketten.

• Als referentie van deze algemene kernkwaliteiten dient het SGR2.

3. Algemeen: potentiële bijdrage van de pakketten uit het Programma Beheer aan de kernkwaliteiten van groep 2. Dit wordt eveneens weergegeven in drie tabellen: tabel SAN- beheerspakketten, tabel SAN/SN-landschapspakketten, tabel SN-beheerspakketten. • Als referentie van deze algemene kernkwaliteiten dient het SGR2.

4. Gaasterland: potentiële bijdrage van de pakketten uit het Programma Beheer aan de Gaasterlandse kernkwaliteiten van groep 1. Dit wordt weergegeven in drie tabellen: tabel SAN-beheerspakketten, tabel SAN/SN-landschapspakketten, tabel SN-beheerspakketten. • Als referentie dienen de doelstellingen per kernkwaliteit afkomstig uit de drie plannen

voor het landschapsbeleid van Gaasterland.

5. Gaasterland: bijdrage van de beheers- en landschapspakketten uit het Programma Beheer aan de gewenste groenblauwe dooradering van Gaasterland.

• Als referentie dient de kaart uit het Landschapsbeleidsplan met groene en blauwe pijlen voor groenblauwe dooradering. Deze kaart wordt vergeleken met kaarten waarop de afgesloten SAN- en SN-pakketten staan aangegeven.

6. Gaasterland: potentiële bijdrage van de pakketten uit het Programma Beheer aan de kernkwaliteiten van groep 2. Dit wordt weergegeven in drie tabellen: tabel SAN- beheerspakketten, tabel SAN/SN-landschapspakketten, tabel SN-beheerspakketten. • Als referentie dienen de doelstellingen per kernkwaliteit afkomstig uit de drie plannen

7. Gaasterland: bijdrage beheers- en landschapspakketten aan de landschapsvisies van Gaasterland.

• Als referentie dienen verschillende kaarten uit het Landschapsbeleidsplan met een landschapsvisie per gebied. Deze kaarten worden vergeleken met kaarten waarop de afgesloten SAN- en SN-pakketten staan aangegeven.

Hieronder worden de stappen verder uitgelegd.

Het doel van dit onderzoek is om de potentiële bijdrage van de pakketten (met name de SAN- pakketten) van het Programma Beheer (LASER 2002, LASER 2003) aan de vijf GBDA- kernkwaliteiten van het landelijk gebied te analyseren. Hiertoe zijn de vijf kernkwaliteiten in twee groepen verdeeld (stap 1). Groep 1 omvat de twee kernkwaliteiten die van belang zijn voor de ruimtelijke samenhang: “Het groene karakter van het landelijk gebied” en “Een vitaal en herkenbaar watersysteem”. Groep 2 omvat de drie kernkwaliteiten waarbij het van belang is in welk landschapstype de pakketten voorkomen: “Identiteit en verscheidenheid van de negen verschillende landschapstypen”, “Herkenning van verleden en vernieuwing in het landschap” en “Ruimtelijke diversiteit” (figuur 7). De twee groepen zijn apart in tabellen weergegeven. Hieronder worden de vijf kernkwaliteiten verder toegelicht. Per kernkwaliteit wordt het doel weergegeven (gebaseerd op de omschrijving uit het SGR2) en worden er ter verduidelijking enkele voorbeelden genoemd van landschapselementen die een bijdrage kunnen leveren aan de kernkwaliteit. Deze voorbeelden zijn gebaseerd op het SGR2 en voor een deel op eigen interpretatie.

Fig. 7. De vijf GBDA-kernkwaliteiten van het landelijk gebied onderverdeeld in twee groepen. Bij groep 1 is de ruimtelijke samenhang van de pakketten van belang en bij groep 2 is het van belang in welk landschapstype de pakketten voorkomen.