• No results found

ONDERZOEK NAAR EEN NEDERLANDSE SENIORENSTAD

In document Sun City in de polder (pagina 45-59)

De afgelopen tien jaar is er een groeiende interesse ontstaan in Nederland naar mogelijkheden om een specifieke stad of dorp te ontwikkelen voor een homogene groep bewoners: de ouderen. Tot op heden is het Nederlandse overheidsbeleid erop gericht om voor heterogene groepen nieuwe

woongebieden te ontwikkelen. Het ontwikkelen van een stad speciaal voor senioren zou een totaal nieuwe vorm zijn die bij eventueel succes ervoor zou kunnen zorgen dat ook voor andere specifieke groepen uit de Nederlandse samenleving speciale wijken, dorpen of steden zouden kunnen worden ontwikkeld. Daarnaast zijn er ook in Nederland al verkennende onderzoeken geweest naar de haalbaarheid van een seniorenstad. Deze onderzoeken kijken of het ontwikkelen van een seniorenstad in een suburbaan of landelijk gebied in Nederland een oplossing kan zijn voor het vergrijzingsvraagstuk. Waarom zijn al vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw in de Verenigde Staten zulke seniorensteden ontwikkeld en in Nederland nog niet? In de Verenigde Staten zijn veel meer eengezinswoningen voor ouderen ontwikkeld dan in Nederland en dat komt vooral door het feit dat er in Nederland een tekort aan land is en daardoor de grondprijzen veel hoger liggen. Daarom is het veel minder lucratief in Nederland om in lage dichtheden, zoals bij

eengezinswoningen voor ouderen, te bouwen.155 Vandaar dat de Nederlandse

overheid ervoor gekozen heeft om zich te richten op clustering van verschillende huisvesting in meerlaagse bouweenheden en dat over het algemeen niet voor een specifieke doelgroep, zodat het ruimtegebruik

minimaal blijft en de kosten laag. Als de Nederlandse overheid zich zou gaan richten op seniorensteden of vergelijkbare extensieve huisvesting van een bepaalde doelgroep, zou dat een radicale breuk zijn met het beleid dat zij de afgelopen zeventig jaar gevoerd heeft.156

Daarnaast moet ook rekening gehouden met historische, geografische en culturele verschillen tussen de Verenigde Staten en Nederland. Zo is het al heel lang gemeengoed in de Amerikaanse cultuur dat ouderen een paar uur vliegen van hun familie en kinderen wonen. De mobiliteit van ouderen is daar al voor een langere periode hoger dan in Nederland.157 Reizen over langere

afstanden was tot voor kort in Nederland geen normale gang van zaken. De laatste twintig jaar is echter de mobiliteit van ouderen flink toegenomen. Deze is sterk toegenomen en de meesten ouderen wonen ook niet meer in de oude omgeving in de buurt van familie en kinderen.158 Toch heeft dit niet

geleid dat de wens van de meeste ouderen om dicht in de buurt van familie en kinderen te wonen is afgenomen. In Nederland blijken ouderen meer

155 Smets 2011 p. 233 156 Smets 2011 p. 233

157 Hartgers 2007 p.33

gebonden aan familie dan in de Verenigde Staten. Daarnaast is een reden voor veel Amerikaanse ouderen om naar een seniorenstad te gaan gebaseerd op klimatologische voordelen. De meeste seniorensteden zijn dan ook in de zuidelijke staten ontwikkeld. Deze voordelen kan Nederland ouderen niet bieden. Wel kennen wij in Nederland het fenomeen ‘Pensionado’.159 Dit zijn

ouderen die in de Nederlandse wintermaanden zich vestigen in warme Zuid- Europese landen zoals Spanje en Portugal voor het klimatologische voordeel. Hoewel wel er verschillen zijn tussen de Nederlandse en Amerikaanse

ouderen lijkt het erop dat de wensen en mogelijkheden met betrekking tot hun huisvesting steeds meer overeenkomen. De toekomstige ouderen in Nederland zullen naar verwachting andere wensen hebben waarbij het interessant is om te kijken of hun wensen overeen komen met de ontwikkeling van een seniorenstad.

De babyboomers zijn de nieuwe ouderen

De toekomstige demografische werkelijkheid zoals die wordt voorspeld, zal er toe leiden dat het gedrag van ouderen anders zal zijn dan tot nu toe het geval was. Dit heeft mede te maken met het feit dat de babyboomgeneratie een heel specifieke ontwikkeling heeft doorgemaakt. Zij is de generatie die genoten heeft van de sterke welvaartsgroei in de geïndustrialiseerde wereld, zij heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de seksuele revolutie en de individualisatie van de maatschappij. Zij is specifiek politiek geëngageerd en heeft de afgelopen dertig jaar het politieke debat voor een groot deel

medebepaald.160 De wensen die deze generatie heeft met betrekking tot het

ouder worden, hoe zij deelneemt aan de samenleving en hoe zij wil wonen, zal naar verwachting meer divers zijn dan bij de ouderen van nu.161 De leden

van de Babyboomgeneratie hebben hun hele leven geleefd in een samenleving die zich kenmerkte door een snel groeiende economie en politieke rust. Over het algemeen verbeterde hun positie in een constante beweging. Hierdoor konden zij als eerste generatie al een leven leiden dat voor eerdere generaties voorbehouden was tot na het pensioen. Denk hierbij aan het bereizen van de wereld en het beoefenen van andere recreatieve activiteiten. Dit was mogelijk door verkorte arbeidstijden en de groeiende economische kracht van grote groepen van de bevolking.162Op het gebied

van onze economie, ruimtelijke ordening, familierelaties en werkomgeving hebben zij een cruciale rol gespeeld.

De Babyboomgeneratie is een generatie die op een vernieuwende manier is opgegroeid en dit had ruimtelijke gevolgen. Door politieke en economische stabiliteit is de Babyboomgeneratie vanaf haar jonge jaren gebruikt als interessante consumentengroep. Vanaf de jaren vijftig werden kinderen

opeens een heel belangrijke consumptieve factor in de westerse economieën,

159 Zorg en Financiering, 2008, Vol.7(8), pp.135-136 160Schriener en Kephart 2010, p.7-8

161 Schriener en Kephart 2010, p.7-8

omdat het er zoveel waren. Denk aan de opkomst van wegwerpluiers, televisieprogramma’s voor kinderen en pretparken die speciaal voor deze doelgroep ontwikkeld werden.163 Door de nieuwe stedenbouwkundige ideeën

van het Modernisme werd er meer rekening gehouden met de grote groep babyboomkinderen door onder meer het realiseren van speelplekken en sportparken. Later zie je dat nieuwe wijken worden ontwikkeld voor jonge babyboomgezinnen en nu richt veel stedelijke ontwikkeling zich op de babyboomgroep waarvan de kinderen het huis hebben verlaten. 164 Wat kunnen we zeggen over de wensen van de babyboomers?

Er is uiteraard al heel wat onderzoek gedaan naar de Babyboomgeneratie en de manier waarop zij leeft en hoe zij aankijkt tegen het ouder worden. Politiek filosoof Herman van Gunsteren stelt in het interview in het boek

Buitengewoon: Nieuwe vormen van wonen, zorg en service op IJburg van Bart

Lammers en Arnold Reijndorp, dat ouderen een nieuwe fase in het leven erbij hebben gekregen die er vroeger niet was. Hij noemt dit de derde fase.165

Deze beslaat de periode tussen het moment waarop afscheid wordt genomen van het werkende leven en het moment waarop men op zoek moet gaan naar verzorging omdat de fysieke aftakeling van het lichaam daarom vraagt. In het algemeen verkeer spreken we als het gaat over de levensloop van de mens van de eerste fase als die van de kindertijd en de jeugd. In deze fase bestaat het leven vooral uit leren en ervaringen opdoen. De tweede fase is die van het werkende leven als volwassene en de fase waarin gezinsuitbreiding en verzorging van derden plaats vindt. De hier nieuw benoemde derde fase behelst dat van ouderen die alle mogelijkheden hebben om te doen wat zij altijd al hadden willen doen. Deze fase kan soms wel twintig tot dertig jaar in beslag nemen en daarom een groot deel van een mensenleven zijn. Het lijkt dan ook opportuun om meer aandacht te besteden aan de manier waarop met deze groep in deze fase wordt omgegaan. Dit geldt zowel voor de manier waarop ze ruimtelijk invulling geven aan onze samenleving als de manier waarop zij aan de samenleving een bijdrage kunnen leveren.166

De derde fase kan volgens Van Gunsteren juist heel plezierig zijn, maar het vervelende van deze fase is dat hij negatief is gedefinieerd. Mensen die niet werken, maar nog wel volledig gezond zijn, worden door de rest van de samenleving als niet volwaardig gezien, net zoals bij de jeugd: je was jong dus niet volwassen.167 De jeugd heeft zich ontworsteld uit deze negatieve

context door het ontwikkelen van een eigen cultuur. Volgens Van Gunsteren zouden de ouderen uit de 3e levensfase dit ook moeten doen. Het is van belang dat nieuwe culturele patronen en levensritmes ontstaan, waarvan kleding, muziek en woonstijl een uitdrukking gaan worden. Van Gunsteren

163Schriener en Kephart 2010, p.3 164Schriener en Kephart 2010, p. 4 165 Lammers en Reijndorp 2000, p.49 166 Lammers en Reijndorp 2000, p.49 167Lammers en Reijndorp 2000, p.50

ziet wel voorwaarden hiervoor ontstaan, maar de generatoren zelf zijn er nog niet.168

Van doelgroepen naar leefstijlen

Schriener en Kephart stellen in hun boek, Building for Boomers, dat het

echter lastig is om te spreken van een homogene groep wanneer het gaat om de Babyboomgeneratie.169 Volgens hen is het voor het eerst in de

geschiedenis van de mensheid dat een hele generatie niet in eenzelfde lijn hun leven voltooit en dezelfde zaken nodig heeft als leeftijdsgenoten

wanneer het draait om het leven na het werken.170 Doordat zij meer

mogelijkheden hadden om zich te ontplooien, zowel op financieel, fysiek als mentaal vlak, zijn ze veel meer verschillende wegen ingeslagen in hun leven. Daaruit vloeit voort dat zij verschillende fases van hun leven op andere

momenten beleven. Hierdoor is voor deze groep leeftijd veel minder een criterium geworden.171 Deze ontwikkeling leidt ertoe dat het de afgelopen

jaren steeds populairder is geworden om niet meer te denken in

leeftijdsgroepen, maar in verschillende leefstijlen.172 In Nederland heeft het

onderzoeksbureau Motivaction een uitgebreid onderzoek gedaan naar de wensen van de Nederlanders en daarbij een aantal leefstijlen ontwikkeld die dominant zijn in Nederland. 173 Dit is een interessant onderzoek omdat het

ook iets kan zeggen over de Babyboomgeneratie en de toekomstige ouderen en wat voor verschillende voorkeuren zij zouden kunnen hebben. Uit de resultaten van het onderzoek heeft Motivaction acht verschillende leefstijlen ontwikkeld. Dit noemen zijn het mentalitymodel dat hieronder te zien is (afbeelding 11 en 12). 168Lammers en Reijndorp 2000, p.50 169 Schriener en Kephart 2010, p.8 170 Schriener en Kephart 2010, p.8 171 Schriener en Kephart 2010, p.8 172 Bron: www.motivaction.nl 173 Bron: www.motivaction.nl

Afb. 11: Mentalitymodel van Motivaction.

Uit bovenstaande tabel blijkt dat de verschillende leefstijlen ook weer in samengestelde clusters passen. Hierdoor lijken sommige leefstijlen beter met de ene dan met de andere samen te gaan. Uit dit mentalitymodel met

verschillende leefstijlen kan ook informatie gehaald worden met betrekking tot de wensen omtrent huisvesting.

Woonvormen gebaseerd op leefstijlen

Geïnspireerd door onderzoeken zoals die van Mentality heeft Habion, een ontwikkelaar die zich bezighoudt met ouderenhuisvesting, in samenwerking met Motivaction en De Bock en Dekker174 een onderzoek gedaan naar de

wensen van de babyboomgeneratie en daaruit drie verschillende

woonmilieus ontwikkeld.175 Interessant om te noemen is dat zij expliciet

vermelden dat de leefstijlen die zij gekoppeld hebben aan de

babyboomgeneratie niet specifiek voor die generatie zijn, maar ook gelden voor jongere generaties. Zij spelen hierbij dus al in op het feit dat wanneer de Babyboomgeneratie verdwijnt na 2040 de vraag naar specifieke

ouderenwoningen onverminderd groot zal blijven door de hogere levensverwachting.

De drie woonmilieus die Habion heeft gekwalificeerd zijn de volgende. Het eerste woonmilieu is voor de traditioneel georiënteerde groep. Deze groep bestaat uit personen die over het algemeen in een kleine gemeenschap leven in meestal landelijke gebieden. Een groot percentage van hen heeft kinderen en is gemiddeld of lager opgeleid. De sociale contacten zijn over het

algemeen in de directe omgeving. Voor hen is het interessant om oud te kunnen worden in de eigen omgeving. De zorgvraag wordt over het algemeen door de familieleden op zich genomen.176

Het tweede woonmilieu dat is gekwalificeerd heet modern georiënteerd. De leden van deze groep leven over het algemeen in een suburbane omgeving en zijn gemiddeld opgeleid, leven gemiddeld ongezonder dan de gemiddelde Nederlander en zijn vooral gericht op comfort. De sociale contacten zijn over het algemeen regionaal bepaald. Het aandeel dat kinderen heeft in deze groep is gemiddeld. Deze groep is nog niet bezig met de zorgvraag voor later.177

Het derde en laatste woonmilieu dat door Habion is gedefinieerd is die voor de groep die postmodern georiënteerd is. Deze groep heeft een hoger

percentage alleenstaanden en is over het algemeen hoog opgeleid. Zij leven zowel in een grootstedelijke omgeving als zeer landelijk. De sociale contacten

174 De Bock en Dekker is een adviesbureau op het gebied van bedrijfsstrategieën voor

bedrijven uit de interieur en mode branche.

175Schilperoort 2008 176 Schilperoort 2008, p.2 177 Schilperoort 2008, p.2

zijn landelijk verspreid en er is veel aandacht voor gezondheid binnen de groep. Zorg wordt door deze groep vaak zelf geregeld of ingekocht.178

Het doel van het onderzoek van Habion was om te kijken of ze de

verschillende voorkeuren van de verschillende leefstijlen zouden kunnen omzetten in ruimtelijke modellen. Daarom hebben ze voor deze drie leefmilieus drie verschillende woontypes ontwikkeld. Voor de ‘traditioneel georiënteerden’ hebben zij grondgebonden woningen bedacht waarbij nieuwe vormen van mantelzorg een grote rol spelen. Het idee achter deze woonvorm is dat kinderen van ouderen zorgtaken op zich nemen, maar dat ook de ouderen klusjes en kinderopvang doen.179

Voor de ‘modern georiënteerde’ groep ontwikkelden de onderzoekers een eigentijdse woonzorgcampus. Dit is een appartementengebouw voor senioren in de buurt van educatieve instellingen, voornamelijk gericht op de zorg. Zo kan de zorgopleiding direct gekoppeld worden aan de praktijk en zijn er mogelijkheden tot uitwisseling van kennis tussen jong en oud.180

Tot slot ontwikkelden de onderzoekers een wellness woontoren voor de

‘postmodern georiënteerden’. Deze woontoren is een combinatie van wonen, horeca en winkels. Op de onderste woonlagen is ruimte voor gezinnen en zorgpersoneel. Centraal in de toren is de wellnessruimte, die tevens als ontmoetingsplaats dient voor alle verschillende groepen in het gebouw.181

Het ligt in de verwachting dat onderzoeken zoals die van Habion en

Motivaction een steeds belangrijker rol gaan spelen bij stedelijke planning. Dit is het resultaat van het feit dat marktpartijen een steeds prominentere rol zijn gaan spelen in de huisvesting van ouderen, doordat de overheid zich sinds de jaren tachtig steeds meer terug heeft getrokken uit de

ouderenhuisvesting.182

Het lijkt erop dat tijdens het grootste deel van de eenentwintigste eeuw de ouderen een dominante rol zullen gaan spelen in de samenleving. Dat blijkt uit de demografische gegevens zoals die hier zijn weergegeven. Daarnaast zijn de toekomstige ouderen minder homogeen in hun gedrag dan vroeger en zullen zij meer regie willen houden over hun leven en hun leefomgeving. Het zal nodig blijven om onderzoek te doen naar de (veranderende) wensen van deze groep.

Uit het bovenstaande blijkt dat marktpartijen al bezig zijn met zulke onderzoeken en het ontwikkelen van nieuwe woonvormen voor de

178 Schilperoort 2008, p.2 179 Schilperoort 2008, p.3 180Schilperoort 2008, p.3 181 Schilperoort 2008, P.3

toekomstige ouderen. Zij doen dit aan de hand van onderzoek naar de

wensen van deze groep die de aankomende periode vooral zal bestaan uit de Babyboomgeneratie, maar zullen dit moeten blijven doen, ook voor de post- babyboomgeneraties, aangezien die een relevant onderdeel blijven van de samenleving.

Voor verdere inzichten naar de mogelijkheden voor het huisvesten van de Babyboomgeneratie in de eenentwintigste eeuw in een seniorenstad, zijn hier twee onderzoeken bekeken. Het eerste is ‘Tijdloos Leven’ van Alex Sievers en de daarbij behorende ‘Enquête Seniorenstad 2004’, uitgevoerd door het Ontwerp- en Constructiebureau voor Industriële Bouw (beter bekend als ‘Inbo’) in 2004. Inbo is een advies- en onderzoeksbureau op het gebied van vastgoedontwikkeling, dat zich bezig houdt met sociale projecten, maar ook een commerciële partij is. Daarom moet gekeken worden hoe is omgegaan met de commerciële kant van de ontwikkeling van een seniorenstad. Het onderzoek van Sievers uit 2005 naar het ontwikkelen van een seniorenstad is gedaan met medewerking van de Erasmus Universiteit en de Technische Universiteit Delft.183 Het tweede onderzoek dat hier besproken wordt is het

onderzoek ‘Housing the Elderly: segregated in senior cities or integrated in

the urban society?’ van Anton Smets uit 2011, dat hij in opdracht van de

provincie Flevoland heeft gedaan om de haalbaarheid te onderzoeken om in de Noordoostpolder een seniorenstad te ontwikkelen.184 De reden voor dit

onderzoek was dat de provincie Flevoland te maken heeft met een relatief hoge vergrijzing van de bevolking en zij geïnteresseerd was geraakt in de woonvorm voor een ouderenstad door onder meer het onderzoek van Alex Sievers. Zij wilde graag verder onderzoeken of er genoeg animo zou bestaan voor een seniorenstad.

Tijdloos leven

Sievers heeft onderzocht in het stuk Tijdloos Leven welke woonvormen er nu zijn voor ouderen zijn, wat de wensen van ouderen zijn en welke

mogelijkheden er liggen voor nieuw te ontwikkelen woonvormen voor

ouderen. In eerste instantie heeft hij de ontwikkeling van ouderenwoningen in de grote steden bekeken. 185 Opvallend genoeg lijken er steeds minder

ouderenwoningen in de grote steden te vinden. 186Er is dan volgens Sievers

ook nog steeds sprake van een trek van 55-plussers in Nederland weg uit de stad. Sievers vindt dit jammer omdat hij ook kansen en ruimte ziet om

binnenstedelijk het probleem van de ouderenhuisvesting op te lossen, maar het huidige Nederlandse overheidsbeleid is hier nog niet op toegepast.187

Sievers vindt het een goede ontwikkeling dat de segregatie van verschillende bevolkings- of doelgroepen steeds minder als negatief wordt bestempeld in

183 Sievers 2005 184Smets 2011

185Sievers 2005, p. 10 186 Sievers 2005, p. 10 187Sievers 2005, p. 11

Nederland. Hij vindt dat in de snel veranderende samenleving met veel verschillende groepen met verschillende wensen, deze niet altijd bij elkaar hoeven worden gezet.188 Dit is opvallend omdat dit tegen het jarenlange

beleid in Nederland ingaat van het mengen van bevolkingsgroepen. Om een beter inzicht te krijgen in de haalbaarheid van specifieke

woonvormen voor ouderen is het volgens Sievers van belang om inzicht te hebben in de huidige aanbod- en vraagsituatie.189 Daarbij moet gekeken

worden naar push- en pullfactoren voor zulke woonvormen. Ouderen zullen over het algemeen pas verhuizen wanneer daar een specifieke noodzaak voor is. Dit kan om verschillende redenen zijn, maar vooral door een

verslechterende gezondheid. Volgens Sievers verhuizen ouderen pas op een laat moment omdat er een te weinig divers aanbod is van woningen die geschikt voor ouderen zijn. Het aantal pull-factoren ligt voor ouderen te laag om te verhuizen.190 Er liggen dus kansen voor een dynamischer doorstroom

van ouderen, wanneer het aantal pull-factoren wordt vergroot. Dit zou

kunnen worden bewerkstelligd door een diverser aanbod aan woonvormen te creëren voor deze groep.

Sievers gaat er in zijn onderzoek vanuit dat er een vraag is naar een

Seniorenstad. Dat doet hij aan de hand van de uitkomsten van de enquête

Seniorenstad 2004 191 die Inbo samen uitvoerde met het tijdschrift Plus. Uit

dat onderzoek zou blijken dat er een potentieel van 2,25 miljoen huidige ouderen en 1,62 miljoen toekomstige ouderen is dat wel in een seniorenstad zou willen wonen. Deze potentiële ouderen zijn op zoek naar een veilige, kwalitatief hoogstaande woonomgeving waar zij kunnen genieten van een zo groot mogelijk woongenot. Dit geldt vooral voor de jongere ouderen. Dit

In document Sun City in de polder (pagina 45-59)