• No results found

Sun City in de polder

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Sun City in de polder"

Copied!
59
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

SUN CITY IN DE POLDER

Een literatuur onderzoek naar de mogelijkheden voor een

seniorenstad in Nederland.

Auteur: J.J. Buitenkant Studentnummer: 0275999 Universiteit van Amsterdam Masterscriptie Kunstgeschiedenis

(2)

Inhoud Inleiding p. 3 Seniorenstad in Nederland p. 4 Geschiedenis p. 6 Buitenlandse seniorensteden p. 7 Seniorenstad in de polder p. 8 Hoofdstuk 1 p. 9

De geschiedenis van de ouderenhuisvesting in Nederland

Vanaf de middeleeuwen tot de geïndustrialiseerde wereld (tot 1945) p. 9

Eerste bemoeienis van de Nederlandse overheid met bejaarden (1945-1965) p. 11

Van bejaarden- naar ouderenhuisvesting (1965-1990) p. 14

Een veranderende demografie leidt tot nieuwe inzichten (1990-) p. 17

De vergrijzing leidt tot een samenleving van andere ouderen p. 19

Hoofdstuk 2

De Amerikaanse seniorenstad p.23

De Amerikaanse context p. 23

Een nieuwe woonvorm ontstaat voor ouderen in Amerika: Sun City p. 30

Hedendaagse plannen voor seniorensteden in Amerika met nieuwe ideeën over

toekomstige ouderen: BOOM City p. 32

Hoofdstuk 3

Onderzoek naar een Nederlandse seniorenstad p. 37

De babyboomers zijn de nieuwe ouderen p. 38 Wat kunnen we zeggen over de wensen van de babyboomers?

p. 38

Van doelgroepen naar leefstijlen p. 39

Woonvormen gebaseerd op leefstijlen p. 41

Tijdloos leven p. 43

Housing the elderly p. 45

Conclusies

Sun City in de Nederlandse polder? P. 49

Huisvestingsbeleid voor ouderen in Nederland p. 49

Amerikaanse voorbeelden van seniorensteden p. 50

Wensen van de toekomstige ouderen p. 50

(3)

Conclusie met betrekking tot een seniorenstad in Nederland p. 52 Literatuur p. 54 Overige bronnen p. 58 Internet p. 58 Afbeeldingen p. 59

(4)

INLEIDING

De wereld verandert snel. Met miljoenen tegelijk trekken mensen overal ter wereld van het platteland richting de stad. Volgens voorspellingen zal in 2050 twee derde van de wereldbevolking wonen in een stedelijke omgeving.1

Tevens laten demografische cijfers zien dat de wereldpopulatie ook drastisch zal verouderen.2 In de laatste vijftig jaar is het aandeel ouderen in de wereld

al verdrievoudigd en dat aandeel zal in de aankomende vijftig jaar ook nog bijna verviervoudigen. Ook zal de sociaaleconomische positie van de ouderen in de samenleving steeds belangrijker worden mede omdat zij de laatste jaren gemiddeld steeds rijker zijn.3

Het is zeer aannemelijk dat de ouderen in de eerste helft van de 21e eeuw

ander gedrag gaan vertonen en andere wensen hebben dan de generaties daarvoor. Dit komt door een aantal factoren. Ten eerste doordat de

geboortegolf van na de Tweede Wereldoorlog heeft geleid dat de

aankomende groep ouderen een groter percentage van de bevolking gaat uitmaken dan daarvoor.4 Deze groep wordt aangeduid als de Babyboom

generatie. 5 Ten tweede doordat de levensverwachting de afgelopen eeuw

sterk is gestegen, is de groep ouderen ook nog eens groter geworden.6 Deze

verlengde levensverwachting leidt er tevens toe dat het aantal ouderen voor langere tijd een substantieel deel van de wereldbevolking zal blijven

uitmaken, ook nadat de generatie die geboren is na de Tweede Wereldoorlog verdwenen is. Tot slot heeft de Babyboomgeneratie een radicaal andere levensloop gehad dan de generatie daarvoor (en misschien ook wel daarna) doordat zij is opgegroeid in een periode van relatieve politieke rust,

economische vooruitgang, vergrote mobiliteit en sociale veranderingen. Wetenschappers, ontwerpers en beleidsmakers gaan er derhalve van uit dat de Babyboom ouderen andere wensen en gedrag zullen hebben dan de generaties daarvoor.

De sterke vergrijzing van de wereldpopulatie heeft ertoe geleid dat de ouderenhuisvesting een hot-topic is voor beleidsmakers, architecten en stedenbouwers. De positie van ouderen in de samenleving en welke

ruimtelijke consequentie dat met zich meebrengt is een urgent vraagstuk.7

Dit blijkt uit de vele onderzoeken, publicaties en bijeenkomsten die omtrent dit onderwerp zijn verschenen de afgelopen tien jaar in binnen- en

buitenland. ‘Het doel van het leven zou moeten zijn om nooit in een bejaardentehuis terecht te komen’8. Deze opmerking werd gemaakt door

Matthias Hollwich, een Duitse architect die werkzaam is in de Verenigde 1 United Nations, Department of Economic and Social Affairs 2014, p.2

2 Giannakouris 2008 3 Smets 2011, p.228 4 Lijzinga c.s. 2009 5 Schriener en Kephart 2009 6 CBS 2011, p. 1 7 Schriener en Kephart 2010, p.13

(5)

Staten en die specifiek onderzoek doet naar ouderen in de stedelijke omgeving.9 Mark van der Poll, Nederlandse architect en werkzaam met de

vraagstukken rondom de ouderenhuisvesting10, pleit in het onderzoek Tijdloos

Leven: Attractief wonen voor en door senioren (2005) dat de huidige woonvormen voor ouderen niet meer voldoen. De woningtypologieën en stedelijke

structuren voor ouderen zijn monotoon en saai volgens Sievers.11 Deze

opmerkingen laten zien dat er onvrede is over de manier waarop de huidige ouderen gepositioneerd zijn in de samenleving en dat de idealen over welke ruimtelijke positie zij zouden moeten innemen.

De zoektocht van ontwerpers, ontwikkelaars en beleidsmakers naar nieuwe woonvormen voor ouderen in Nederland gaat via de huidige

woonvoorzieningen voor ouderen tot aan geheel nieuwe woonconcepten. Zo wordt ook gekeken naar succesvolle voorbeelden uit het buitenland die een rol zouden kunnen spelen voor de ouderenhuisvesting in de toekomst in Nederland. Eén van deze opties zou een seniorenstad kunnen zijn.

Seniorensteden zijn er niet in Nederland, maar zijn wel een succesvolle woonvorm voor ouderen gebleken in het buitenland. De Verenigde Staten is een voorloper geweest in het ontwikkelen van deze woonvorm voor ouderen en is daarom uitgebreid bestudeerd door Nederlandse professionals om te kijken of het interessant is om ook zo’n woonvorm in Nederland te

ontwikkelen. Sommige van deze professionals hebben zelfs al uitgebreide initiatieven genomen om een seniorenstad in de Nederlandse polder te ontwikkelen.

Seniorensteden in Nederland?

Dit onderzoek richt zich op de vraag of het ontwikkelen van een seniorenstad in Nederland een vruchtbare oplossing kan zijn voor het groeiende probleem van de huisvesting van ouderen. Dit is relevant, omdat de

ouderenhuisvesting een urgent vraagstuk is en een seniorenstad door

verschillende partijen wordt gezien als een mogelijke oplossing hiervoor. Op dit moment is deze vorm nog niet aanwezig in Nederland, maar in het

buitenland is er al meer dan 60 jaar ervaring met deze woonvoorziening voor ouderen; vooral in de Verenigde Staten.12 Om een antwoord te kunnen geven

op deze onderzoeksvraag moet worden onderzocht hoe de huidige

woonvoorzieningen voor ouderen in Nederland tot stand zijn gekomen, hoe in de Verenigde Staten de seniorenstad is opgekomen en hoe deze

seniorensteden zich hebben ontwikkeld, welke verwachtingen er zijn omtrent het gedrag van de toekomstige ouderen en tot slot welke initiatieven en 8 Comments from the TeleConfernce Future Cities on March 3rd 2011 in New York, London, Amsterdam and Lisbon (see: www.dialguecafe.com)

9 Hollwich 2011

10Architect INBO

11http://www.architectenweb.nl/aweb/redactie/redactie_detail.asp?iNID=16318 12 Ministerie van VROM 2009

(6)

onderzoeken er zijn geweest naar de animo voor een seniorenstad in Nederland.

Een belangrijke vraag die opkomt in dit verband is wie nou precies bedoeld worden met ‘ouderen’ of ‘bejaarden’. Over wie hebben we het precies? De veranderende omstandigheden omtrent het ouder worden, maar ook het ouder zijn leidt er toe dat de ouderdom een steeds langer en belangrijker deel van het leven behelst. De Dikke Van Dale geeft de volgende definitie van een ‘bejaarde’:

‘be-jaar-de (de; m,v; meervoud: bejaarden):’ Iemand van 65 jaar of ouder, 65-plusser:’13

Deze definitie dekt grotendeels de lading, maar het zou voor het beleid voor ouderenhuisvesting misschien beter zijn om naar een bredere uitleg van de het begrip ouderen te kijken. Matthias Hollwich beargumenteert hier dan ook over dat bouwen voor ouderen niet voor 60-plussers moet zijn, maar voor misschien wel 30-plussers.14 Is het mogelijk om een leefomgeving te creëren

waar mensen oud in kunnen groeien? Bijvoorbeeld in een seniorenstad. Volgens de Amerikaanse onderzoeker Glenda Laws ontstaan verschillende ideeën over wie nou precies ouderen zijn omdat het begrip ‘ouderen’ niet empirisch vast te stellen is, maar een door mensen bedachte sociale of filosofische constructie is die door tijd en plaats aan veranderingen

onderhevig is en daardoor ook steeds geherdefinieerd moet worden.15 De

gerontoloog Ken Dytchwald, voorspelt dat er op dit moment een

paradigmaverandering is in de manier hoe we kijken naar ouderen en hoe zij hun leven invullen. 16 De levensloop van de mens zal veranderen waarin

leren, werken en recreëren niet meer voor bepaalde levensfases exclusief zijn, maar constant een onderdeel van het leven zijn.17

De manier waarop gekeken wordt naar ‘de ouderen’ in de Nederlandse

samenleving is sinds de Tweede Wereldoorlog ook onderwerp van discussie in Nederland. Noor Mens schrijft in De architectuur van de ouderenhuisvesting dat na de Tweede Wereldoorlog het denken in doelgroepen leidend werd voor het beleid voor de ouderen.18 De doelgroep van ouderen onderscheidt zich in

eerste instantie door haar leeftijd en niet door de sociale positie die zij inneemt. Het beleid was met de invoering van de sociale maatregelen, in eerste instantie gericht op het opheffen van de scheidslijn tussen arme, hulpbehoevende bejaarden en hun welvarende leeftijdgenoten. Uit

beleidsstukken is ondertussen op te maken dat voor lange tijd over ouderen

13Bron: Dikke Van Dale 14 Hollwich 2011

15Laws 1993, p.672

16Schriener en Kephart 2010, p. 17 Schriener en Kephart 2010, p. 18Mens en Wagenaar 2009, p. 11

(7)

gesproken wordt wanneer iemand de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt.19 Dit is

de afgelopen periode langzaam aan het veranderen naar een leeftijd van 55 jaar. Je zou kunnen zeggen dat dit tegenstrijdig lijkt omdat de

levensverwachting de afgelopen zeventig jaar sterk is gestegen. Dit lijkt te verklaren dat ouderen anders wordt geïnterpreteerd in 2015 dan in 1945. De afgelopen twintig jaar is er een duidelijke verschuiving van de manier waarop tegen het gedrag van verschillende groepen in de Nederlandse

samenleving wordt aangekeken en daarbij ook naar ouderen. In plaats van de bevolking in te delen aan de hand van leeftijd, geslacht of economische positie, is de trend om te kijken naar leefstijlen van verschillende groepen. Een goed voorbeeld hiervan is het leefstijlen onderzoek dat bureau

Motivaction heeft gedaan in 2008. Interactie tussen de verschillende

leeftijdsgroepen wordt van essentieel belang gezien door onderzoekers en beleidsmakers voor het goed functioneren van de samenleving. Het gaat dan vooral om leden van de werkende leeftijdscategorie die de leden van de niet-werkzame leeftijdscategorieën (jong en oud) moeten onderhouden.20 De

niet-werkzame categorieën worden gezien als de afhankelijken en de niet-werkzame leeftijdscategorie als de onafhankelijken. Een manier om de verschillende leeftijdscategorieën van elkaar te scheiden is op de ruimtelijke manier, door het bouwen van bejaardenhuizen of speelplekken voor kinderen. De

manieren waarop leeftijdsrelaties onze samenleving structureren beïnvloeden onze ruimtelijke ordening. De wisselende betekenis van het woord ouderen kan van grote invloed zijn op de manier waarop wij onze ruimte indelen.21

Het lijkt dus moeilijk om precies aan te geven op welke leeftijd iemand tot de ouderen gerekend moet worden. Om toch te kunnen spreken over ouderen in het onderzoek naar een seniorenstad zal hier uitgegaan worden van mensen die ouder zijn dan 55. Hier is voor gekozen, omdat ouderen die eventueel bereid zijn naar een seniorenstad te verhuizen nog mobiel en gezond moeten zijn, maar die langzamerhand het werkende leven achter zich gaan laten en waarbij de kinderen over het algemeen het ouderlijk huis hebben verlaten. Geschiedenis

In het eerste hoofdstuk is onderzocht hoe historisch gezien de ouderen gehuisvest zijn en deelnamen aan de samenleving. Dit hoofdstuk geeft een beeld van de huidige woonsituatie van ouderen in Nederland en welk beleid daaraan ten grondslag heeft gelegen. Ook wordt in dit hoofdstuk vast vooruit gekeken naar de voorspellingen over de groei van het aantal ouderen in de samenleving.

Met betrekking tot de vraag hoe de nieuwe ouderen een plek in de

samenleving moeten krijgen en of een seniorenstad daarvoor een haalbaar

19 Wet op de Bejaardenoorden 1964 20 Sievers 2005

(8)

model zou kunnen zijn is het van belang om verschillende aspecten te

bekijken. Daarvoor is het van belang om een historisch kader te schetsen van de positie van ouderen in de samenleving en op welke wijze ouderen op dit moment gehuisvest zijn. Mede ingegeven door de industrialisatie van de wereld en de snel stijgende welvaart is de positie van ouderen radicaal veranderd de afgelopen honderd jaar.22 Daarbij is vanaf het midden van de

twintigste eeuw de Nederlandse overheid een actief ouderenbeleid gaan voeren waarin huisvesting een belangrijke rol speelt.23 De publicatie van Noor

Mens en Cor Wagenaar over de architectuur van de Ouderenhuisvesting in Nederland geeft een grondig en gedegen overzicht weer van de Nederlandse architectuur voor ouderen en beschrijft de ontwikkeling van het Nederlandse overheidsbeleid voor ouderen vanaf het begin van de twintigste eeuw. Zijn gaan daarbij specifiek in op de verschillende woonvormen die voor ouderen zijn ontwikkeld. Ben van Dalen en Peter Jansen schreven in hun publicatie

Ouderenhuisvesting: niets bijzonders, over de stand van de ouderhuisvesting

en de verschuivingen daarin in de jaren tachtig, uitgebreid over de

geschiedenis van het Nederlandse ouderenhuisvestingsbeleid waarin veel te vinden is over de veranderingen daar tussen 1960 en 1990. Daarin gaan zei dieper in op het beleid van de Nederlandse overheid dat zich steeds minder begon te bemoeien met het bouwen van wooneenheden voor ouderen.24

Onderscheid werd gemaakt tussen wonen en zorg voor ouderen. Tevens is het van belang om te kijken naar de voorspellingen over het aandeel dat ouderen in de toekomst in de maatschappij zullen hebben. Hiervoor zijn demografische statistieken van verschillende

onderzoeksinstituten bekeken die onderzocht hebben hoe de vergrijzing zich gaat ontwikkelen.

Buitenlandse seniorensteden als voorbeeld voor Nederland Het tweede hoofdstuk gaat dieper in op de vraag waar seniorensteden vandaan komen, welke idealen daaraan ten grondslag lagen en hoe deze seniorensteden zijn uitgevoerd. Zouden deze voorbeelden van

seniorensteden een goed voorbeeld kunnen zijn voor een Nederlandse seniorenstad?

Het is betekenisvol om te kijken naar voorbeelden uit het buitenland

aangezien de woonvorm van een seniorenstad in Nederland nog niet bestaat. Ouderensteden of seniorensteden is een fenomeen dat is ontstaan vlak na de Tweede Wereldoorlog en kwam in eerste instantie op in de Verenigde Staten. Daar was de economische welvaart al in een verder stadium dan in Europa en ouderen hadden verschillende middelen om meer invloed te hebben op de inrichting van hun oude dag. Glenda Laws geeft in haar onderzoek naar de positie van ouderen in de Verenigde Staten een historisch kader waarin de

22 Mens en Wagenaar 2009, p. 36-37 23 Mens en Wagenaar 2009, p. 31 24 Van Dalen en Jansen 1988, p. 10

(9)

ontwikkeling van de laatste eeuw zich hebben plaatsgevonden. Daarin gaat zij specifiek op zoek naar de segregatie van verschillende bevolkingsgroepen in de Verenigde Staten en hoe die tot stand is gekomen. Zij beschrijft daarin de belangrijke rol die seniorensteden daarin hebben gespeeld, doordat seniorensteden zich geheel onafhankelijk en zonder samenhang met de omliggende stedelijke vormen zijn ontwikkeld. Op deze wijze hebben ze ouderen in een stedelijke omgeving geplaatst die zich vooral naar binnen keert en geen relatie met de omgeving aangaat. Jerome Kaufman heeft in 1960 in zijn onderzoek Planning and an aging population onderzocht wat de toekomst is van de stedenbouw in de Verenigde Staten waarin de bevolking vergrijsd. In dit onderzoek beschrijft hij uitgebreid de veranderde

omstandigheden voor ouderen in die tijd en het beleid van de overheid met betrekking tot ouderen. Daarnaast beschrijft hij ook de opkomst van private investeringen in woonvormen voor ouderen en daarbij Sun City in Arizona. Deze ontwikkeling vond plaats omdat ouderen niet meer werden gezien als een last voor de samenleving, maar een potentiële groep consumenten, waar veel geld aan te verdienen was.

Omdat de eerste seniorensteden in de Verenigde Staten zijn ontwikkeld en over het algemeen worden gezien als de bakermat van de seniorenstad zal in dit onderzoek gekeken worden naar één van de eerste seniorensteden die is ontwikkeld: Sun City bij Phoenix Arizona. Deze stad wordt wel gezien als hét prototype van een seniorenstad en is als model gebruikt voor latere

seniorensteden over de gehele wereld. Wat waren de ideeën die ten grondslag lagen aan deze seniorenstad en is het een succes geworden? Naast Sun City is het interessant om te kijken hoe seniorensteden zich verder hebben ontwikkeld inde loop der tijd en hoe op dit moment nieuwe

seniorensteden worden ontwikkeld in de Verenigde Staten. Welke verschillen en overeenkomsten zijn er? Welke ideeën over ouderen hebben invloed hebben bij de ontwikkeling van seniorensteden? Daarom is in dit onderzoek ook gekeken naar BOOM City, een ontwerp voor een nieuwe seniorenstad in California, die niet alleen specifiek aan ouderen een plek biedt maar probeert aan te sluiten bij nieuwe inzichten over de samenleving en ouderen. Op welke wijze verschilt het ontwerp van BOOM City ten opzichte van Sun City en zijn de veranderende ideeën omtrent ouderenhuisvesting in dat ontwerp te herkennen?

Seniorenstad in de polder

Het derde en laatste hoofdstuk bekijkt verschillende onderzoeken naar het gedrag van de toekomstige ouderen en de transformatie in het beleid van de overheid over hoe over de samenleving wordt gedacht. Tot slot zullen

verschillende verkenningen naar een seniorenstad in Nederland besproken worden.

(10)

De publicatie Building for Boomers van de Amerikanen, Schriener en Kephart geeft voorbeelden en ideeën voor beleidsmakers, architecten en bouwers hoe woningen te realiseren voor de toekomstige ouderen en specifiek voor de ouderen van de Babyboom generatie. Interessant hierbij is het dat Schriener en Kephart uitgebreid onderzoek hebben naar gedaan wie de Babyboomers zijn en wat hun wensen zijn. Daarnaast speelt de publicatie Buitengewoon

Nieuwe vormen van wonen, zorg en service op IJburg van Lammers en

Reijndorp een rol over het denken over ouderen worden. Zij gaan specifiek in op de Nederlandse realiteit van de vergrijzende Babyboomer.

Zoals eerder genoemd, wordt tegenwoordig steeds minder in doelgroepen maar in leefstijlen gedacht wanneer het gaat om de samenleving en hoe deze functioneert en ingericht zou moeten worden.25 Daarom gaat dit

onderzoek dieper in op de manier waarop tegen verschillende doelgroepen, en specifiek ouderen, in Nederland op dit moment wordt aangekeken.

Hiervoor wordt het Leefstijlen Onderzoek dat onderzoeksbureau Motivaction heeft uitgevoerd besproken. Tot slot wordt gekeken naar een onderzoek van Habion, een ontwikkelaar voor ouderenhuisvesting, over leefstijlen en

woonwensen van de nieuwe ouderen.

Hoe kom je erachter of het een goed idee is om een seniorenstad te

ontwikkelen in Nederland? Wie is daar bij gebaat en is er een markt voor zo een nieuwe woonvorm voor ouderen? Deze vragen zijn de afgelopen jaren meermaals gesteld in verschillende vormen door de Nederlandse overheid, onderzoekers en marktpartijen. Het is echter niet alleen bij discussiëren gebleven maar er is ook onderzoek gedaan naar de wenselijkheid van een seniorenstad in Nederland.

Alex Sievers heeft in opdracht van het Ontwerp- en Constructiebureau voor Industriële Bouw (beter bekend als ‘Inbo’) onderzoek gedaan naar de

woonwensen van toekomstige ouderen en of zij eventueel bereidt zouden zijn om te verhuizen naar zo’n nieuw te ontwikkelen seniorenstad. Ook Anton Smets heeft zo’n onderzoek gedaan, maar dan in opdracht van de overheid, in dit geval de provincie Flevoland. Het is dan interessant om te zien hoe beide onderzoeken omgaan met de gegevens die zij hebben verkregen en met welk uitgangspunt ze het onderzoek benaderen.

Aan de hand van al het bovenstaande moet een beeld naar voren komen of het ontwikkelen van een seniorenstad in Nederland een woonvorm zou

kunnen zijn die kan bijdragen aan een duurzaam vergrijzende samenleving in Nederland.

(11)

HOOFDSTUK 1:

DE GESCHIEDENIS VAN DE OUDERENHUISVESTING IN NEDERLAND Van de middeleeuwen tot de geïndustrialiseerde wereld (tot 1945) Voor het onderzoek naar de seniorenstad als een mogelijke woonvorm voor ouderen in Nederland is het van belang om te kijken naar de huidige

woonsituatie van ouderen en welk beleid hieraan ten grondslag heeft gelegen. Dit hoofdstuk schetst een historisch kader waarin het huidige

ouderenhuisvestingsbeleid tot stand is gekomen, zodat begrepen kan worden hoe de ouderen op dit moment gehuisvest zijn en welk belang daaraan wordt geacht door de samenleving.

Lang voordat de Nederlandse overheid enige interesse begon te tonen in de wijze waarop ouderen hun rol vervulden in de samenleving en in het

verlengde daarvan hun huisvesting, waren er natuurlijk al verschillende vormen en rollen van ouderen in de verschillende samenlevingen op de wereld.26 Vanaf het ontstaan van de eerste beschavingen hadden ouderen

een eigen positie binnen de gemeenschap. Zij werden gerespecteerd

vanwege hun ervaring en kennis die zij tijdens hun leven hadden opgedaan en doorgaven aan jongere generaties. Daarnaast vervulden zij een

belangrijke rol met betrekking tot religieuze zaken.27 Daar was echter geen

directe ruimtelijke weerslag van. Na de val van het Romeinse rijk omstreeks 475 na Christus en met de opkomst van de Christelijk feodale samenleving in Europa veranderde de positie van ouderen. Ze behielden een belangrijke rol, niet alleen meer als bron van kennis, maar ook als bron van economische macht. Ouderen hadden economische macht doordat zij het bezit van land en huizen doorgaven aan hun nageslacht en overerving werd belangrijk. De huisvesting van ouderen was tot het begin van de 20e eeuw voornamelijk geregeld binnen het gezin. Dit wordt wel de drie-generatie-oplossing

genoemd, waarbij drie generaties onder één dak wonen.28 Wanneer ouderen

echter geen familie meer hadden waren zij afhankelijk van hun vermogen om hulp extern in te huren, of van de vrijgevigheid van anderen om hen te

verzorgen.

Vanaf de 16e eeuw ontstonden in Nederland nieuwe woonvormen voor

ouderen. Zo werden er hofjes voor alleenstaande oudere vrouwen gebouwd en oudemannenhuizen voor oudere mannen die niet meer voor zichzelf konden zorgen.29 Meestal werden deze woonvormen geïnitieerd vanuit een

kerkelijke instelling.30 Dit zouden uiteindelijk de voorlopers worden van de

verzorgingstehuizen in de 20e eeuw. Oudemannenhuizen bestonden uit één

bouwwerk, dat vaak gelegen was naast, of in de buurt, van een klooster. Dit

26 Milikowski 1973, p. 70 27 Milikowski 1973, p.71 28 Van Andel 1953, p. 24

29 Mens en Wagenaar 2009, p. 17

(12)

maakte het werk van de verzorgende nonnen gemakkelijker. Een mooi voorbeeld van zo’n oudemannenhuis is dat in Breda (zie afbeelding 1).

Afb. 1: Oudemannenhuis, Breda, 1643

De hofjes, waar alleenstaande vrouwen zich konden huisvesten, waren beschermde en veilige plekken. Het eerste doel van een hofje was om vrouwen te beschermen tegen de driften van mannen. Zodoende woonden daar zowel jonge als oudere alleenstaande vrouwen.31 Het was voor de

bewoners van de hofjes meestal verboden om relaties aan te gaan met mannen. Wanneer een bewoonster dat toch wilde, moest zij het hofje

verlaten.32 De hofjes hebben een heel ander karakter dan de mannenhuizen.

Het meest karakteristieke van het hofje is niet zozeer het type woning – dat wijkt niet fundamenteel af van wat toen gebruikelijk was – maar de

stedenbouwkundige opzet: besloten complexen van kleine, zelfstandige woningen rond een open ruimte die meestal als sier- of kruidentuin was ingericht, met daarbij vaak een kerk of kapel.33 Het hofje bestaat uit

verschillende wooneenheden die rondom een parkje of pleintje zijn

gerangschikt. Je zou ze als een voorloper van de gated communities kunnen zien.34

31 Van Dijk 2004, p. 4

32 Van Dijk 2004, p. 7

33 Mens en Wagenaar 2009, p. 17 34 Van Dijk 2004, p. 7

(13)

Afb. 2: Begijnhof, Amsterdam, vanaf 1389

Door de industriële revolutie in de 18e en 19e eeuw veranderde de wereld in

een geïndustrialiseerde samenleving.35 Ook de positie van ouderen

veranderde. Zo verdween de rol van de ouderen als kennisoverdragers met betrekking tot arbeid, omdat door de mechanisering van de productie, de productie aan huis verdween. Daarnaast ontstond er een trek van het platteland naar de stad waardoor de samenstelling van de huishoudens veranderde en het aandeel van de drie-generatie-oplossing langzaam minder werd.36 Ouderen waren steeds meer op zichzelf aangewezen. Vanaf 1900

werd het huiseigendom van ouderen steeds belangrijker voor henzelf, omdat het als oudedagsvoorziening gold.37 Daarnaast groeide de ouderenpopulatie

hard door een sterk verbeterde gezondheidszorg.38 De oprichting van de

Bond voor Staatspensionering in 1900 markeert het begin van een

belangwekkend debat: moet de gemeenschap zorgdragen voor ouderen, of is dat een individuele verantwoordelijkheid?39

Eerste bemoeienis van de Nederlandse overheid met bejaarden (1945-1965)

De grote doorbraak in de ouderenhuisvesting kwam pas na de Tweede

Wereldoorlog, toen de ambitie ontstond heel de ouderenzorg op een nieuwe manier vorm te geven. Het uitgangspunt ervan was de bestrijding van de ‘ouderdomsarmoede’40. Het was in die tijd zo, dat wie niet werkte geen

inkomen had. Dit manifesteerde zich vooral in de erbarmelijke

woonomstandigheden van vele ouderen. Allereerst moest er dus iets aan hun inkomenssituatie worden gedaan. Dat gebeurde door de ouderenzorg op te nemen in een nieuw stelsel van sociale zekerheid.41

35 Laws 1993, P.674 36 Mens en Wagenaar 2009, p. 20 37 Frederiks 1990, p. 20 38 Mens en Wagenaar 2009, p. 17 39 Mens en Wagenaar 2009, p. 17 40 Mens en Wagenaar 2009, p. 17 41 Mens en Wagenaar 2009, p. 17

(14)

De sociale zekerheid maakte deel uit van een ingrijpende maatschappelijke reconstructie na de Tweede Wereldoorlog. De nasleep van de Eerste

Wereldoorlog had geleid tot een situatie waarbij crisis, loonsverlaging,

werkeloosheid leidde tot de onafwendbare Tweede Wereldoorlog. Politici aan weerszijden van de Atlantische Oceaan waren zich er terdege van bewust dat de manier waarop Europa opgebouwd moest worden anders moest zijn dan na de Eerste Wereldoorlog. Bovendien was er een wervend alternatief nodig voor de communistische propaganda van de Sovjet-Unie voor de

socialistische staat: dit werd de sociale welvaartsstaat. De

ouderenhuisvesting zou daarin een speerpunt worden in Nederland.42 Dit

kwam in eerste instantie niet vanuit de wens voor een betere ouderenzorg, maar door de ontstane woningnood door de verwoestende oorlog.43 De

ouderenzorg was in eerste instantie een vorm van armenzorg.44 De invloed

van het rationalisme leidde ertoe dat de Nederlandse overheid op een structurerende manier de woningnood tegen wilde gaan. Hierbij hoorde het bouwen van huizen voor verschillende doelgroepen. De ouderen vormden één van deze groepen. Nergens werden na de Tweede Wereldoorlog zoveel specifieke voorzieningen voor ouderen gebouwd als in Nederland.45 Voor de

ouderenhuisvesting werden drie specifieke gebouwtypen ontwikkeld: de zelfstandige ouderenwoning, het verzorgingshuis voor gezonde bejaarden die huishoudelijke ondersteuning nodig hadden, en het verpleeghuis voor

chronisch zieken.

De eerste ideeën over huisvesting van ouderen richtten zich op het

huisvesten van hulpbehoevende ouderen in een woon-zorgomgeving. Dit komt erop neer dat de focus bij de overheid voornamelijk lag op het

realiseren van bejaardenhuizen. De ouderenzorg via charitas, die sinds de middeleeuwen door de kerkelijke instanties en later de gegoede burgerij werd verzorgd, werd door de overheid geadopteerd. Dit leidde ertoe dat vanaf 1945 tot 1965 de nadruk lag op het realiseren van nieuwe

verzorgingstehuizen, het renoveren van oudere verzorgingstehuizen en in mindere mate het creëren van speciale ouderenwoningen. Dit is terug te zien in het groeiende percentage van woningen en verzorgingstehuizen voor ouderen. In 1950 leefde 3.7% van de mensen die 55 jaar of ouder waren in een bejaardentehuis, terwijl in 1965 dit percentage gestegen was naar 7%.46

Tussen 1945 en 1965 werden 374 nieuwe verzorgingstehuizen gebouwd en 140 werden gemoderniseerd en uitgebreid. Ook werd subsidie verstrekt voor ongeveer 25.000 speciale ouderenwoningen.47

42 Mens en Wagenaar 2009, p. 29 43 Frederiks 1990, p.20 44 Mens en Wagenaar 2009, p.11 45 Mens en Wagenaar 2009, p. 46 CBS 1975 47 Frederiks 1990, p. 21

(15)

Bovenstaande ontwikkeling in de huisvesting voor ouderen is typerend voor het Nederlandse volkshuisvestingsbeleid in die periode. Volkshuisvesting, en daarbij ook de ouderenhuisvesting, werd gezien als een collectieve zaak van de Nederlandse samenleving. Dit is logisch omdat de opgave van de

woningnood heel nijpend was na de verwoestingen van de oorlog. Alleen de overheid had de middelen en instrumenten om zo snel mogelijk grote

hoeveelheden woningen te realiseren. De overheid ontwikkelden woningen zowel door zelf als opdrachtgever te fungeren, als door middel van

subsidies.48 Deze investeringen in verzorgingstehuizen leidden ertoe dat er

een speciale markt voor architecten ontstond en een architecturale

vormentaal voor de manier waarop een verzorgingstehuis vorm kreeg. Een van de belangrijkste architecten die zich met verzorgingstehuizen bezighield was Van Tijen (1894-1974).

Van Tijen begon zich vanaf de jaren vijftig te specialiseren in

bejaardenhuisvesting. Hij deed dit in samenwerking met de stichting Nederlandse Centrale voor Huisvesting van Bejaarden (NCHB). Het

standaardontwerp voor het bejaardenhuis werd gebaseerd op het Sanatorium Zonnestraal van Duiker. Basis van het plan was het moedergebouw waarin de centrale voorzieningen werden ondergebracht, zoals de administratie,

keukens en de recreatiezaal. Het hoofdgebouw bestond uit een

bejaardenwoonruimte met de ziekenafdeling waar de zwakste bewoners werden ondergebracht. Van Tijen maakte daarmee voor de indeling van het terrein onderscheid tussen sterkere en zwakkere bewoners. De bewoners die zelfstandiger konden wonen, kregen op enige afstand van het

moedergebouw huisvesting. Zo werden er zes woonblokjes van twee verdiepingen ontworpen. Door deze aanpak werd het complex voor

vierhonderd bewoners niet massaal of monotoon. Het hoofdgebouw kreeg vier vleugels, twee voor bejaarden, één voor de zieken en één voor het personeel.49

48 Van Dalen en Jansen 1988, p. 30 49 Idsinga en Schilt 1985

(16)

Afb. 3: Bejaardentehuis Dongeraheem, Dokkum 1955, Van Tijen, Boom & Posno

(17)

Naast het nieuwe huisvestingsbeleid voor ouderen dat ontstond vanaf 1945 was het de Nederlandse overheid er ook veel aan gelegen om de ouderen financieel onafhankelijk te maken. Daarom werden in 1947 de eerste

noodfondsen voor ouderen opgericht en deze leidden uiteindelijk in 1957 tot de Algemene ouderdomswet (AOW) waarin het staatspensioen is

vastgesteld.50

Van bejaarden- naar ouderenhuisvesting (1965-1990)

Vanaf de late jaren zestig veranderen de ideeën over het te voeren beleid met betrekking tot de Nederlandse ouderenhuisvesting. In januari 1963 werd de eerste wet aangenomen voor de huisvesting van ouderen: de Wet op de

Bejaardenoorden. Daarmee legde de overheid een programma vast dat er op

gericht was om nieuwe verzorgingstehuizen te realiseren voor het groeiende aantal ouderen die zoeken naar een individuele wooneenheid. 51 Dit leidde tot

een flinke groei van het aantal bejaardenhuizen; niet alleen gerealiseerd door de overheid maar ook door (semi-)commerciële partijen. De economische groei in deze periode maakte het voor ouderen mogelijk om zich te kunnen gaan huisvesten in een eigen wooneenheid. Daarnaast leidde de opkomende individualisering van de maatschappij ertoe dat steeds meer behoefte kwam aan individuele huisvesting van ouderen.52 Kinderen wilden niet langer meer

de zorg dragen voor hun ouders en ouderen wilde hun kinderen niet langer tot last zijn.

In 1965 trad een verschuiving op in het denken over ouderen. De Nota voor

de huisvesting van bejaarden trad in werking, waarin voor het eerst meer

aandacht geschonken werd aan de huisvesting van de niet hulpbehoevende ouderen.53 Het ging om gelijkvloerse wooneenheden, meestal op de begane

grond, zoals te zien is op afbeelding 5. De tweede nota voor de huisvesting van bejaarden, die in 1970 in werking trad, was nog meer gericht op de grote groep ouderen en hun onafhankelijke manier van wonen.54

50 Frederiks 1990 p. 20 51 Frederiks 1990, p. 21 52 DeBruin c.s. 1996 53 DeBruin c.s. 1996

(18)

Afb.5: J. Bottemastraat en omgeving, Amsterdam, 1953, A. van Eyck, J. Rietveld

De veranderingen in het denken over de huisvesting van ouderen werd ingegeven door de veranderingen in het denken over wie de ouderen eigenlijk zijn. Tot de jaren zeventig werd er in officiële stukken gesproken over bejaarden maar dat veranderde langzaam. In 1980 is dat veranderd in

ouderen, omdat dat meer de lading dekte van de gezonde oudere leden van

de samenleving.55 Ook waaiden in de jaren zeventig de eerste

wetenschappelijke studies over ouderen over uit de Verenigde Staten.56

Het besef begon te groeien dat de geboortegolf van na de Tweede Wereldoorlog, de babyboom, voor toekomstige problemen zou kunnen zorgen. Het werd duidelijk dat de oudere leden van de maatschappij een belangrijkere rol in het dagelijks leven moesten krijgen om een duurzame welvarende samenleving in stand te houden.57 Tussen 1945 en 1985 was de

positie van de ouderen altijd die van degenen die na een leven hard werken het verdiend hadden om te kunnen genieten van een rustige oude dag.58

Wetenschappelijk onderzoek naar deze nieuwe groep ouderen werd begonnen om een beter beeld te krijgen van de (woon)wensen van deze groep. In eerste instantie werd vooral gekeken hoe er in de Scandinavische landen met ouderen werd omgegaan. Scandinavië was interessant voor de Nederlandse overheid om dat die landen een vergelijkbare samenleving kennen als die in Nederland.59

In de jaren tachtig werden nieuwe criteria geformuleerd door de Nederlandse

55 Van Dalen en Jansen 1988, p. 5 56 Frederiks 1990, p. 21

57 Van Dalen en Jansen 1988, p. 4

58 Lammers en Reijndorp 2000, p.50 59 Mens en Wagenaar 2009, p.

(19)

overheid met betrekking tot wat ouderen zijn en hoe hun positie zou moeten zijn in de moderne samenleving. Vroeger werden mensen tot de ouderen gerekend wanneer zij het werkende leven achter zich hadden gelaten, wanneer hun huishouden kromp en wanneer fysieke ongemakken zich begonnen aan te dienen. 60 Vanaf midden jaren tachtig werd echter ook

rekening gehouden met de mensen die tot deze groep zouden gaan behoren. Mede door wetenschappelijk onderzoek werd duidelijk dat de rol van het verzorgingstehuis minder prominent zou worden in het ouderenbeleid. Deze onderzoeken lieten zien dat de meeste ouderen namelijk wel graag in de buurt van andere ouderen wilden wonen, maar liever niet bij elkaar in één ruimte. Het bejaardentehuis werd (en wordt) als negatief ervaren.61 Vanaf de

jaren zeventig kwam er kritiek op het geïnstitutionaliseerde en weinig flexibele karakter van de ouderenhuisvesting en ouderenzorg van de

overheid. Door deze kritiek en bijkomende noodzaak tot bezuinigingen kwam een ontwikkeling op gang die uiteindelijk zou leiden tot het scheiden van het beleid voor ouderen in wonen en zorg.

De Nederlandse overheid begon zich vanaf 1980 steeds minder te bemoeien met het bouwen van wooneenheden voor ouderen. Onderscheid werd

gemaakt tussen wonen en zorg. Dit betekende dat het beleid voor de ouderenhuisvesting niet meer alleen onder het ministerie van

volkshuisvesting viel, maar dat ook het ministerie van volksgezondheid zich hiermee ging bemoeien. In de notitie Bouwstenen voor een ouderenbeleid62 uit 1982 werd de nadruk nogmaals gevestigd op het realiseren van

zelfstandige ouderenwoningen. Opvallend in dit document is dat voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog niet Scandinavië als inspiratiebron wordt gezien, maar wordt verwezen naar de Verenigde Staten, waar op een geheel andere wijze de ruimtelijke ontwikkeling van ouderen heeft plaatsgevonden met onder meer specifieke wijken en zelfs steden voor ouderen.63 De

economische tegenspoed aan het begin van de jaren tachtig en het idee dat de maakbare samenlevingsidealen niet behaald konden worden, leidden tot deze omslag. Het nieuwe ideaal, ingegeven door de opkomende neoliberale ideeën, werd dat dit het best kon worden gerealiseerd door de markt.64 Dit is

onder meer terug te zien in de rol die woningcorporaties en

projectontwikkelaars gaan spelen bij het ontwikkelen van woonvormen voor ouderen.65 Dit geldt overigens niet alleen voor huisvestingsbeleid van

ouderen. Vanaf de jaren tachtig zie je een verschuiving van top-down

georganiseerd huisvestingsprogramma’s vanuit de overheid, voortkomend uit het idee dat de samenleving maakbaar is, naar een samenwerking tussen overheid en marktpartijen in particulier-private samenwerkingsverbanden.66 60 Van Dalen en Jansen 1988, p. 5

61 Van Dalen en Jansen 1988, p. 7

62 Centrale commissie voor bejaardenoorden, Nota Bouwstenen voor een ouderenbeleid, 1982 63 Mens en Wagenaar 2009, p. 126

64 Van Dalen en Jansen 1988, p. 5 65 Mens en Wagenaar 2009, p. 117 66 Mens en Wagenaar 2009, p. 117

(20)

Een nieuwe woonvorm die in deze periode ontstaat is het woon-zorgcomplex (ook wel de wozoco genoemd), doordat vanaf de jaren zeventig de relatie tussen wonen en zorg steeds belangrijker was geworden.

Verzorgingstehuizen bleven een woonvoorziening houden en bij

verpleeghuizen, die vooral een woonfunctie hadden, werd zorg steeds belangrijker. In dat kader groeiden beide typen naar elkaar toe.67 Er werd

geëxperimenteerd met een woonvorm waarbij het wonen werd

verzelfstandigd en de zorg van buitenaf werd toegevoegd. Zo konden de bewoners zelf kiezen wanneer en hoe vaak ze gebruik van zorg maakten binnen een normale woonomgeving. Dit werd het wozoco (zie afbeelding 6)68.

Bij een wozoco is het lastig dat het ministerie van volkshuisvesting

verantwoordelijk is voor het wonen en het ministerie van volksgezondheid verantwoordelijk is voor de zorg. Dit leidde er uiteindelijk toe dat de wozoco het einde markeert van woningbouw als uitgangspunt voor het ouderenbeleid en ouderenhuisvesting. De overheid bleef zich wel met de zorg bemoeien, maar ging zelf steeds minder specifieke huisvesting voor ouderen ontwikkelen.69 Dit liet zij

over aan commerciële partijen.

Afb. 6: Woonzorgcomplex Johannes de Deo van architectenbureau MVRDV ligt in Amsterdam Nieuw-West, een gebied dat is ontworpen volgens een stedenbouwkundigplan van C. van Eesteren. Van de opdrachtgever moest het complex zich in dat plan voegen. Daarnaast was de doelgroep ouderen die met behulp van thuiszorg zelfstandig zouden moeten kunnen wonen. MVRDV heeft daarom een galerijflat ontworpen zoals die veel in het gebied te vinden zijn. De flat bestaat uit zelfstandige woningen, maar is gelegen naast zorgvoorzieningen voor ouderen, zodat deze niet ver hoeven te reizen. Opvallend aan het ontwerp zijn de grote uitstekende blokken en de kleurige balkonnetjes. 67 Mens en Wagenaar 2009, p. 132

68 Mens en Wagenaar 2009, p. 132 69 Mens en Wagenaar 2009, p. 134

(21)

Een veranderende demografie leidt tot nieuwe inzichten (1990-) Ouderenhuisvestingsprogramma’s die tussen 1945 en 1975 door de

Nederlandse overheid werden gestimuleerd waren onderdeel van het gehele huisvestingsbeleid in die periode die erop gericht was om de woningnood, die ontstaan was na de Tweede Wereldoorlog, het hoofd te bieden. Dit beleid werd bepaald door de idealen van de Modernistische stedenbouw waarin gezocht werd naar een rationele manier om door middel van moderne technieken tot de inrichting van de samenleving te komen.70 In Nederland

leidde deze idealen tot een beleid dat zich richtte op de schaal van de wijk waarin clustering van verschillende bouweenheden voor verschillende groepen, die simpel herhaald konden worden, het uitgangspunt werden.71

Deze repetitie van gemengde clusters wordt ook wel stempelwijken genoemd.

Het bouwen van gescheiden functies voor gemengde groepen, zoals in de stempelwijken, werd vanaf de jaren tachtig verlaten met betrekking tot het woningprogramma en dit had ook gevolgen voor de ouderenhuisvesting. Het ideaal binnen de stedenbouw van het mengen van verschillende functies werd losgelaten omdat bezwaren rezen tegen de effectiviteit ervan.

Functiescheiding had er ten eerste voor gezorgd dat verschillende groepen minder contact met elkaar kregen doordat ze meer ruimtelijk van elkaar waren gescheiden. Ook de oriëntatie en de verplaatsingen binnen de wijk waren vermoeilijkt door de scheiding van verschillende verkeersstromen. Dit leidde tot minder cohesie is de nieuwe wijken. Ten tweede leidde

functiescheiding tot ruimtegebrek voor het bouwen van wooneenheden in lage dichtheid, doordat er meer ruimte nodig was voor de buffers tussen de verschillende soorten verkeerstromen. Het was onrendabel geworden om bebouwing te creëren in lage dichtheden voor ouderenvoorzieningen. 72 Een

nieuw ideaal wordt in de jaren tachtig ontwikkeld, namelijk het idee van de compacte stad.73 In dit ideaal is de opzet dat nieuw te ontwikkelen wijken

weer dichter bij de steden moeten verrijzen en dat de bebouwing in hogere dichtheden moeten worden ontwikkeld met functiemenging. Vanuit deze ideologie vloeit het beleid voor de laatste grote woningbouwoperatie voort, namelijk de VINEX. VINEX staat voor Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra74

en via deze ruimtelijke nota probeerde de Nederlandse overheid op speciaal aangewezen locaties, dicht bij de oude steden, nieuwe integrale gemengde wijken te ontwikkelen waar in hogere dichtheden gebouwd kon worden.75

Binnen de VINEX was aandacht voor de huisvesting van ouderen gehuisvest, waarin deze gemixt werden in de stedelijke structuur met bebouwing voor andere groepen in de samenleving. Door middel van het plannen van

70 Mens en Wagenaar 2009, p. 41-45 71 Smets 2011, p.230

72 Mens en Wagenaar 2009, p. 132

73 Van der Cammen en De Klerk 2003, p. 279 74 Boeijinga en Mensink 2008

(22)

wozoco’s, verzorgingstehuizen en wooneenheden met speciale aandacht voor ouderen, binnen de stedelijke structuur kregen ouderen ook een plek in deze nieuwe wijken. Door de hogere dichtheid van bebouwing in de VINEX wijken, zie je geen eenlaagse bebouwing meer; ook niet voor ouderen.76

Wanneer de ouderenhuisvesting als speerpunt van het ouderenbeleid wordt losgelaten door de Nederlandse overheid betekent dat niet dat zij zich niet meer bezig houdt met de vragen rondom de huisvesting van ouderen.77 Het

beleid met betrekking tot de ouderen wordt sindsdien steeds meer

geïntegreerd rond een visie op de gehele samenleving en daarmee dus ook het algemene huisvestingsbeleid.78 In dit beleid, dat zich vanaf de jaren

tachtig ontwikkelt wil de overheid dat de huisvesting van ouderen

geïntegreerd is met andere vormen van huisvesting en ruimtelijke functies. Dit wordt ook wel het clusterbeleid genoemd.79 Ouderenwoningen moeten

een integraal onderdeel zijn van stedelijke ontwikkeling waarin

functiemenging centraal staat. Het besef dat de vergrijzing zal leiden tot een samenleving waarin de babyboomgeneratie een dominante rol zal spelen ligt hieraan ten grondslag, niet alleen numeriek, maar ook op economisch vlak. Dit betekent dat het voor de overheid van groot belang is om de

babyboomgeneratie een blijvende geïntegreerde rol te laten spelen in de samenleving. De vraag is echter wie behoren tot deze babyboomgeneratie die de aankomende periode van de ouderenhuisvesting ingaan en welke ideeën zijn er over deze groep?

De vergrijzing leidt tot een samenleving met andere ouderen

De verschrikkingen en verwoestingen van de Tweede Wereldoorlog leidden ertoe dat de westerse geïndustrialiseerde wereld opnieuw moest worden opgebouwd. Hierbij kwam dat velen in deze naoorlogse periode een gezin stichtten. Er ontstond een geboortegolf 80, waarbij ook de populatie in

Nederland flink groeide.81 De leden van deze naoorlogse generatie worden

ook wel aangeduid met de term ‘Babyboom’. Babyboom is een

demografische term en betreft een tijdelijke opleving van het geboortecijfer, dat in de geïndustrialiseerde wereld dalende was vanaf 1880.82 Deze

geboortegolf hield ongeveer 20 jaar aan, zoals te zien is in de onderstaande grafiek (afbeelding 7).

76 Boeijinga en Mensink 2008 77 Smets 2011, p.230

78 Van Dalen en Jansen 1988 79 Smets 2011, p. 231

80http://nl.wikipedia.org/wiki/Babyboom_(term) 81 http://nl.wikipedia.org/wiki/Babyboom_(term) 82http://nl.wikipedia.org/wiki/Babyboom_(term)

(23)

Afb. 7: Demografische tabel van de babyboom tussen 1945 en 1965.

De demografische werkelijkheid hiervan leidt ertoe dat tussen 2005 en 2020 de populatie 60-plussers sterk in overtal zal zijn.83 Daarnaast is het aandeel

ouderen als percentage van de totale wereldbevolking al de afgelopen vijftig jaar verdrievoudigd en zal dat in de aankomende vijftig jaar nog eens bijna verviervoudigen. 84 Dit komt door de sterk groeiende levensverwachting,

mede ingegeven door de verbeterde medische zorg.85 In 1950 waren er over

heel de wereld gezien 205 miljoen mensen die 60 jaar of ouder waren. Over vijftig jaar zal dit aantal verdrievoudigd zijn naar 606 miljoen over de hele wereld. Dit valt ook te zien in de grafiek hieronder (afbeelding 8). De

verwacht is dat in 2050 het aantal 60-plussers verviervoudigt naar ongeveer twee miljard, zie ook de grafiek hieronder.

83Giannakouris 2008

84Giannakouris 2008 85 CBS 2011

(24)

Afb. 8: Vergrijzing van de wereldpopulatie.

Uit de tabel blijkt een enorme stijging van het aantal 60-plussers. In de minder ontwikkelde landen zal de concentratie 60-plussers zelfs nog groter zijn dan in de ontwikkelde landen.86 Deze cijfers gelden dus ook voor

Noord-Amerika en Europa. In Nederland zijn de verwachtingen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (hierna: ‘CBS’) dat tot 2030 het aandeel ouderen in de samenleving sterk groeit en daarna nog enige tijd sterk aanwezig zal zijn.

87 Het aantal 65-plussers groeit tussen nu en 2040 van 2,4 naar 4,6 miljoen.

Afb. 9: bevolkingspiramide 2030 Afb. 10: bevolkingspiramide 2040

86 http://socialstudiespo.webs.com/overheid.htm

(25)

De bovenstaande gegevens laten zien dat de huidige samenleving snel verandert en dit zal onherroepelijk leiden tot een ander gebruik van de ruimte. Daarnaast zal door de hogere levensverwachting het aandeel

ouderen in de samenleving hoog blijven, ook na 2040. De levensverwachting neemt toe in de komende halve eeuw voor mannen van 78,8 naar 84,5 jaar en bij vrouwen van 82,7 naar 87,4 jaar.88 Er zal rekening mee moeten worden

gehouden dat ouderen over een langdurige periode een belangrijke groep in de samenlevingen zullen zijn.

Vanaf de jaren vijftig van de twintigste eeuw komt het gerontologisch onderzoek op gang in de Verenigde Staten, want ook daar is een

vergrijzingsgolf op gang gekomen. Niet alleen biologische en psychologische aspecten van ouderen werden bestudeerd, maar ook keek men naar het sociaal, economisch en ruimtelijk gedrag van ouderen.89 Publicaties zoals The Aging American van Milton L. Barron uit 1961 en Planning and an Aging Population (1961) van Jerome Kaufman laten zien dat ouderen een steeds

belangrijker groep in de Amerikaanse samenleving wordt. Deze onderzoeken ontstaan in het begin vooral in de Verenigde Staten van Amerika, omdat daar de welvaartsstijging al in een verder stadium is dan in Europa en zeker verder dan in Nederland.90 Deze onderzoeken ontstaan doordat erkend wordt dat

door de welvaartsgroei en de nieuwe sociale voorzieningen voor ouderen, zoals pensioenregelingen, zij een interessante nieuwe groep consumenten aan het worden zijn waar veel geld aan verdiend kan worden.91

In het daaruit voortvloeiende debat zijn twee stromingen dominant. De eerste vindt dat ouderen een integraal onderdeel van de samenleving moeten zijn, ook na het werkende leven. Ouderen zouden centraal gepositioneerd moeten worden in de stedelijke omgeving, zodat zij van verschillende functies van de stad gebruik zouden kunnen blijven maken, ondanks hun verkleinde actieradius. Daarnaast zou het gemakkelijker zijn om contact te houden met jongere generaties door toevallige ontmoetingen.92

Daar tegenover staat de stroming die juist stelt dat de ouderen het beste met gelijkgestemden aan de rand van de stedelijke ruimte gepositioneerd kunnen worden. Daar zouden ze in een rustige omgeving op een prettige wijze

moeten kunnen genieten van hun welverdiende rust na hun werkende leven, waar ze hun hobby’s kunnen beoefenen. Daarbij kan de integratie van

specifieke diensten voor ouderen geïntegreerd worden in het ruimtelijke programma. Op deze wijze zouden de verschillende snelheden van het dagelijks leven niet met elkaar in botsing komen.93

88 CBS 2011, p. 1 89 Barron 1961, p. 11 90 Aarts 1999, p. 22 ev 91Kaufman 1961, p.3 92 Frederiks 1990, p. 16 93 Frederiks 1990,, p. 16

(26)

In de Verenigde Staten zie je dit debat rond 1960 zich uitkristalliseren waarin de stroming die voorstaat dat ouderen een aparte groep zijn die in een eigen groep met gelijkgestemden het beste tot zijn recht komt, meer voet aan de grond krijgt bij de particuliere ontwikkelaars.94 Dit kwam vooral omdat nieuwe

wijken voor ouderen aan de rand van de stedelijke ruimte, sneller en

goedkoper ontwikkeld konden worden. Met betrekking tot de binnenstedelijke oplossingen voor ouderen, waarin ze meer geïntegreerd waren met de rest van de bevolking, hebben vooral overheidsinitiatieven geleid tot

ontwikkelingen voor ouderen.95

Vanaf het einde van de jaren zestig komt het onderzoek naar ouderen ook in Nederland op. Het discours dat ontstaat gaat over wie de ouderen nou

eigenlijk zijn, welke wensen zij hebben, welke rol zij nog zouden kunnen of moeten spelen in de samenleving en hoe dit ruimtelijk zou moeten worden ingevuld.96 De manier waarop ouderen worden aangesproken verandert in

beleidsstukken. 97 Dit blijkt onder meer door het opstellen en uitvoeren van

de Wet op de Bejaardenoorden (1963) waarin gesproken wordt over zorgbehoevende bejaarden waarvoor de overheid wooneenheden zou

moeten creëren. Deze wet leidde er echter toe dat ook private partijen zich gingen bezig houden met het ontwikkelen van ouderenwoningen, ook voor niet hulpbehoevende ouderen. In de Nota voor de huisvesting van bejaarden (1964) zie je terug dat de overheid zich meer gaat toeleggen in het beleid op de zelfstandige ouderen die geen zorg nodig hebben.

Vanaf de jaren zeventig zie je een verschuiving in het denken over ouderen en hun omgeving. De overheid trekt zich steeds meer terug uit het actief ontwikkelen van woonvormen voor ouderen en richt zich steeds meer op het ontkoppelen van de zorg en wonen voor ouderen.98 Ouderenhuisvesting wordt

meer en meer geïntegreerd in de algemene huisvestingsoplossingen. Daarnaast 94 Laws 1993, p. 680 95 Laws 1993, p. 680 96Mens en Wagenaar 2009, p. 112 97 Frederiks 1990, p. 16 98 Mens en Wagenaar 2009, p.115

(27)

HOOFDSTUK 2:

De Amerikaanse Seniorenstad

Uit het voorgaande blijkt dat ouderenhuisvesting sinds het midden van de twintigste eeuw een speerpunt is geweest voor de Nederlandse overheid; in eerste instantie als antwoord op de hoge woningnood na een verwoestende oorlog en vervolgens om het vraagstuk van de vergrijzende samenleving het hoofd te bieden. Aangezien voor de toekomst nog een veel groter deel van onze samenleving uit ouderen zal bestaan zal de aandacht voor

ouderenhuisvesting niet afnemen. Het is niet meer dan logisch dat nieuwe vormen, idealen en beleid moeten worden ontwikkeld. De seniorenstad zou in dit kader een interessante woonvorm voor Nederland kunnen zijn, omdat de afgelopen 15 jaar in het huidige debat over de ouderenhuisvesting veel gesproken wordt over een speciale seniorenstad.99 Dit blijkt onder meer uit

de verschillende debatten die hierover zijn gevoerd op Architectenweb100, het

debat Sun City in Eindhoven eind 2007 en de teleconferentie Future Cities bij Sociëteit De Waag in maart 2011 in Amsterdam.

Aangezien wij in Nederland nog geen ervaring hebben met ouderensteden zal er gekeken worden naar voorbeelden uit de Verenigde Staten, waar al meer dan 60 jaar ervaring is met dit soort woonvormen101. In dit onderzoek worden

twee van deze Amerikaanse seniorensteden besproken: Sun City bij Phoenix, Arizona en BOOM City bij Palm Springs, California.

Sun City is een van de eerste seniorensteden die ooit zijn ontwikkeld en heeft model gestaan voor de meeste seniorensteden in de Verenigde Staten en daarom een goed voorbeeld om naar te kijken voor een eventuele

seniorenstad in Nederland. Deze stad is ontwikkeld met het idee dat ouderen kunnen genieten van een actieve oude dag in een omgeving waar de

bewoners zelfstandig kunnen wonen in een aangenaam klimaat. Het tweede voorbeeld dat hier ter sprake komt is het ontwerp voor de new town BOOM City in Californië, waarbij een seniorenstad in een suburbane omgeving gecombineerd wordt met moderne ideeën over stedelijke ontwikkeling en niet alleen ontwikkeld wordt voor een nieuwe generatie ouderen, maar ook beschikbaar moet zijn voor jongere generaties.102 BOOM City is gekozen voor

dit onderzoek, omdat het specifiek ontwerpt voor verschillende leefstijlen binnen de groep toekomstige ouderen. Ook dit fenomeen speelt op dit moment in Nederland.

Amerikaanse context

De geschiedenis van de ouderenhuisvesting in de Verenigde Staten is net anders dan die in Europa en Nederland. Zo hebben de ouderen in de

99 Smets 2011, p.226

100 http://www.architectenweb.nl/aweb/redactie/redactie_detail.asp?iNID=16318 101 Smets 2011, p.232

(28)

Verenigde Staten al vroeger een betere economische positie bereikt en is er al vanaf de jaren zestig geëxperimenteerd met specifiek speciale

woonomgevingen voor ouderen, zoals de seniorenstad.

Glenda Laws beschrijft in haar historisch overzicht de relatie tussen de

ruimtelijke en sociale segregatie van ouderen in de Amerikaanse steden. Drie verschillende momenten zijn in de evolutie van de Amerikaanse stad van belang, waarin veranderingen plaatsvinden met betrekking tot ouderen en hun positie in de stad en samenleving.103 Dit zijn ten eerste de opkomst aan

het einde van de negentiende eeuw van de industriële stad, ten tweede de naoorlogse suburbanisatie van de stedelijke bevolking en de daarbij

behorende herontwikkeling van de binnensteden en tot slot de opkomst van nieuwe steden, specifiek ontworpen voor ouderen, aan het einde van de twintigste eeuw.104

Voor een compleet beeld van de hedendaagse ouderenhuisvesting in de Verenigen Staten en hoe die tot stand is gekomen moeten we teruggaan naar de Amerikaanse burgeroorlog van 1861-1865105. Voor de Amerikaanse

Burgeroorlog genoten ouderen veel aanzien in de Verenigde Staten, omdat zij een belangrijk aandeel hadden in de economie die zich nog vooral in de directe omgeving van het huis afspeelde.106 In deze periode werd er

nauwelijks een verschil gemaakt tussen de oudere en jongere generatie met betrekking tot arbeidsproductiviteit. Na de Amerikaanse Burgeroorlog en de opkomst van de industriële stad in de Verenigde Staten veranderde de sociale context snel en ontstond er een verwijdering tussen oudere en jongere deelnemers aan het arbeidsproces. De industrialisatie van de

productie was gebaseerd op efficiency. Personen die niet meer in staat waren op een zelfde manier en met dezelfde snelheid te produceren als anderen werden uit het arbeidsproces gehaald. Door de fysieke beperkingen die bij ouderdom komen kijken, daalde de arbeidsproductiviteit van de oudere werknemer en werd deze steeds meer uit het arbeidsproces verstoten. Er ontstond een nieuwe categorie burger: de gepensioneerde. 107 Voor het eerst

werden ouderen een herkenbare groep in de maatschappij. Rond deze

nieuwe groep ontstond een negatief imago, doordat zij geassocieerd werden met fysieke beperkingen en weinig of geen inkomsten. Zij werden gezien als een last voor de samenleving.

103 Laws1993, p.673 104 Laws1993, p.673 105 Laws1993, p.675 106 Laws1993, p.675 107 Laws1993, p.673

(29)

Afb. 13. : Titel:”Another bull on the Job!”. Deze tekening protesteert tegen het idee dat ouderen en arbeidsproductiviteit niet samen zouden gaan. 108

Dat had ook ruimtelijke consequenties. Steden begonnen hard te groeien rondom industriële complexen en er kwam een grote stroom arbeiders naar deze gebieden. Deze industriële complexen werden gecombineerd met huisvesting voor de arbeiders. Deze huisvesting was echter erg beperkt en van slechte kwaliteit. Dit leidde ertoe dat er steeds minder plek was voor diegenen die niet deelnamen aan deze nieuwe economie: de ouderen. Zij werden nu gezien als een hinder voor de economische groei en een belasting voor de maatschappij. Ondanks dat verreweg het grootste deel van deze nieuwe sociale groep gehuisvest was binnen de familie, is er een groei te zien van het aantal ouderen dat deel uitmaakte van de armenhuizen.109 Deze

armenhuizen waren opgericht om de allerarmsten van de eerste

levensbehoeften te voorzien en werden door zowel publiek als privaat geld ontwikkeld en onderhouden. Nu deze steeds meer bevolkt werden door ouderen, werden deze huizen steeds meer gezien als specifieke

ouderenhuizen. Glenda Laws stelt dan ook dat dit het eerste moment is dat ouderen ruimtelijk apart werden gezet ten opzichte van de andere

generaties.110 Aan het begin van de twintigste eeuw werden er veel van deze

ouderenhuizen bij gebouwd als fysieke vorm van de segregatie van de arme ouderen van de rest van de samenleving. De gebouwen waren over het algemeen hele goedkope dozen, gemaakt van ruw hout, en uitgerust met

108 American Labor Legislation Review 1929,, p.350 109 Laws 1993, p. 676

(30)

heel weinig voorzieningen.111 Het is voorstelbaar dat dit geen ideale

omstandigheden waren voor de ouderen om te wonen en te leven.

Afb. 14: (A) Religieuze organisaties waren erg actief op het gebied van ouderenhuisvesting als vorm van ouderenzorg. Deze bungalow was een onderdeel van de Pacific Old People's Homes in Los Angeles, welke werd uitgebaat door de Methodisten. (B) Broederschappen waren ook een grote speller op het gebied van het verzorgen van diensten zoals pensioenen, verzekeringen en huisvesting. Dit tehuis in Iowa was een van de 47 huizen die door de Odd Fellows werd uitgebaat van een totaal van 112 broederschapshuizen en koste $177.000. Het ontwerp staat in contrast met (C) het Ben-Hur huis in Indiana, het enige huis dat werd uitgebaat door de Supreme Tribe of Ben-Hur. Dit huis dat veel kleiner is had een capaciteit van maximaal 21 bewoners. (D) Deze kleine bungalow in Moosehaven in de staat Florida anticipeerde op de latere campusstijl ontwerp van de ouderenbuurten.

Het tweede moment dat Glenda Laws van belang acht voor de positie van ouderen in de stedelijke omgeving is rond de Tweede Wereldoorlog waarin de welvaart in de Verenigde Staten heel hard groeide. De situatie van de

ouderen was in de eerste helft van de twintigste eeuw steeds meer

verslechterd en de roep om een oplossing was steeds groter geworden. Net zoals bij de twee andere grote geïndustrialiseerde grootmachten van die tijd, Duitsland en Engeland, werd er een pensioenstelsel ingericht voor ouderen die niet meer deelnamen aan het arbeidsproces om zo de armoede te bestrijden. In 1935 werd in de Verenigde Staten de Social Security Act112 ingevoerd en was de pensioenregeling een feit.113 Aangezien de

gepensioneerde geen mogelijkheid meer had om deel te nemen aan de economie zorgde de staat ervoor, door middel van een minimaal pensioen, dat deze groep zich kon voorzien van de minimale levensbehoeften. Een bijkomstigheid hiervan was dat de armenhuizen steeds minder de functie hoefden te vervullen van ouderenhuisvesting en dat de levensstandaard van

111 Laws 1993, p. 677

112 Zie: http://www.ssa.gov/history/35act.html 113 Adams en Rau 2011, p.180

(31)

de ouderen verbeterde.114 Als vervanger van de armenhuizen ontstonden

vanaf de jaren 1930 de eerste complexen speciaal voor ouderen opgericht, waar wonen en zorg werden gecombineerd: de bejaardentehuizen.115

Door de snelle economische groei na de Tweede Wereldoorlog werden ook de ouderen meer vermogend dan daarvoor. De manier waarop gekeken werd naar het leven van de gepensioneerde veranderde. In plaats van dat het een financieel onzekere periode was waarin de gepensioneerden hulp nodig hadden om te overleven waren zij nu in staat om na het werkende leven zichzelf te onderhouden. Dit leidde ertoe dat hun leefpatroon ook

veranderde. Zij waren in nu in staat om te reizen en andere hobby’s te beoefenen waar tijdens het werkende leven geen tijd voor was geweest. Op deze manier ontstond er een nieuwe consumentengroep die op een andere manier gebruik gingen maken van de fysieke ruimte. Hoewel op dat moment de gemiddelde levensverwachting nog maar 65 jaar was begonnen

beleidsmakers en academici na te denken over welke ruimtelijke invulling het best zou passen bij de nieuwe levensstijl van de gepensioneerden.116

114 Laws 1993, p.679 115 Laws 1993, p.679

(32)

Afb. 15: Een voorbeeld van een bejaardentehuis in aanbouw in 1932 in Bay Pines, VA zoals die in de eerste helft van de twintigste eeuw ontstonden.

Na de Tweede Wereldoorlog kwam er meer aandacht voor de manier waarop ouderen gehuisvest moesten worden, mede omdat ouderen een steeds groter deel van de populatie werden.117 Specifieke wetenschappen rond

ouderen ontstonden en bouwers en corporaties begonnen de potentie van de nieuwe oudere consument te erkennen.118

Twee specifieke ontwikkelingen in die tijd spelen een belangrijke rol bij de huisvesting van ouderen. Ten eerste de ontwikkeling van de suburbs en ten tweede de herontwikkeling van de oude binnensteden.119 De eerste

suburbane gebiedsontwikkeling ontstond rond de Tweede Wereldoorlog in de Verenigde Staten.120 De traditionele stedelijke ontwikkeling ging uit van een

concentratie van de verschillende functies van de stad, maar deze nieuwe vorm van stedelijke inrichting scheidde de verschillende functies van wonen werken en recreëren in nieuwe wijken waar het zwaartepunt kwam te liggen

117 Kaufman 1961, p.19 118 Kaufman 1961, p.3 119 Laws 1993, p.679 120Kaufman 1961 p. 18

(33)

op wonen in een rustige omgeving met huizen voor voornamelijk jonge gezinnen uit de middenklasse.121 De nieuwe wijken werden getransformeerd

van ‘volwassen speelplekken’ naar een omgeving waarin het kind centraal staat.122 De focus bij de ontwikkeling van deze nieuwe wijken kwam te liggen

op de middenklassengezinnen van niet te grote omvang. Het lijkt dan ook logisch dat de toename van het aantal ouderen zich vooral liet zien in de stad en op het platteland. De rol van de ouderen in de suburbs was slechts

beperkt.123 De suburbs waren vooral een plek voor jonge gezinnen en het

nieuw gecreëerde landschap van de suburbanisatie leidde ertoe dat de verschillende generaties nog meer werden gescheiden. Volgens sommigen was de suburbanisatieontwikkeling zelfs discriminerend in zijn opzet.124 De

ouderen bleven achter in de traditionele wijken in de binnenstad of op het platteland.

Naast de subsidies die de overheid verstrekte voor het ontwikkelen van suburbs voor jonge gezinnen, werden er tegelijkertijd subsidies uitgegeven voor de herontwikkeling van de oude Amerikaanse binnensteden.125 Een

specifiek speerpunt in deze subsidieverstrekking was het ontwikkelen van wooneenheden voor ouderen met een laag inkomen die tot op dat moment niet in aanmerking waren gekomen voor sociale huisvesting.126

121Laws 1993, p.679-680 122 Marsh 1990 123 Kaufman 1961, p.3 124 Kaufman 1961 125 Laws 1993, p.681 126Laws, 1993, p.681

(34)

Afb. 16: Meerlaagse appartementencomplexen in de binnenstad, zoals op dit plaatje zichtbaar is in de linker achtergrond, zijn een goed voorbeeld van de gesubsidieerde huisvesting voor ouderen die toegang hadden tot middelen van de overheid. Bron: Courtesy of Deryck Holdsworth.

De constructie waarbij de overheid subsidies verstrekte voor de bouw van woningen specifiek voor ouderen leidde niet altijd tot het gewenste resultaat. Doordat veel commerciële ontwikkelaars de subsidies gebruikten voor

duurdere appartementen restten voor de armere ouderen slechts de

flatappartementen die door non-profit organisaties werden ontwikkeld in de binnenstad.127 Dit werd als nadelig gezien door velen, omdat de oudere

bevolking leidde tot een minder levendige binnenstad. Revitalisering van binnensteden werd toegeschreven aan jongeren, die de stad intensiever gebruiken dan ouderen. Er kwam zelfs kritiek op het fenomeen hanggroep

ouderen die het straatbeeld negatief zouden beïnvloeden.128 Tussen 1949 en

1988 zijn veel van deze wooneenheden voor ouderen gebouwd, maar de focus in de binnenstad is dus ook hier steeds meer komen te liggen op de jongere generaties.

De derde periode die Laws beschrijft is die van de laatste 50 jaar, waarin specifieke ruimtelijke invulling werd gemaakt voor ouderen en dan speciaal

127 Laws 1993 p.681 128 Vesperi 1985

(35)

voor de vermogende ouderen. Vanaf 1960 werd duidelijk dat er een potentieel sterk groeiende groep consumenten van 65 jaar en ouder zou komen. Een groep met specifieke behoeftes. Deze ouderen werden niet gezien als een last voor de samenleving, maar een potentiële groep consumenten, waar veel geld aan te verdienen was.129 Onder leiding van

marketingexperts die onderzoek deden naar deze groep, begonnen bedrijven en organisaties deze nieuwe groep consumenten aan te boren. Deze

marketingexperts ontwikkelden een bepaalde leefstijl voor ouderen aan de hand van onderzoeken die in de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw waren gedaan naar de wensen van de ouderen met een middeninkomen. De leefstijl die ontwikkeld werd voor deze groep was die van een woonomgeving voor een ouder echtpaar, dat zelfstandig woonde in een rustige omgeving van gelijkgestemden, waar volop genoten kon worden van sport en spel en waar het ook de bedoeling was dat de bewoners actief deelnemen aan sociale, buurtgeoriënteerde activiteiten.

De ruimtelijke vormgeving die volgens deze marketingexperts het beste paste bij deze levensstijl was die van small town America.130 De verkoop van

het empty nest in combinatie met een nieuw verworven pensioen, zorgde ervoor dat ouderen geld vrij konden maken om te investeren in onroerend goed, aandelen, reizen, recreatie en andere goederen en diensten.131 Voor

deze nieuwe groep consumenten met hun nieuw bedachte leefstijl werd dus ook een eigen stedelijk paradijs gecreëerd. Deze suburbane ouderensteden bleken al snel populair te zijn en tevens een interessant marktmodel voor investeerders. Toch duurde het tot 1990 voordat deze ouderensteden in grote getalen werden ontwikkeld. Dit lag niet zozeer aan het marktmodel, als wel aan de markt zelf, die vanaf 1990 sterk groeide door de vergrijzing. Deze ouderensteden luidden ook de laatste beweging in van de scheiding der generaties. Waar echter de eerdere scheidingen vooral ingegeven waren door de jongere generaties die de ouderen als hinderlijk ervoeren, is deze laatste scheiding gebaseerd op andere motieven. Namelijk van ouderen die graag bij elkaar willen wonen en juist geen last willen hebben van jongere

generaties.132

Op dit moment is het zo dat in de Verenigde Staten het percentage van 65+ers dat leeft in een seniorenstad geschat wordt tussen de 7 en 17%.133

Hierbij moet worden aangetekend dat de groei in dit soort steden van de laatste jaren is, nog voordat de eerste babyboomers tot deze groep behoren. Deze nieuwe groep zal zich snel gaan melden op deze markt.134

129 Kaufman 1961, p.5 130 Smets 2011 131 Laws 1993, p.683 132 Laws 1993, p.687 133 Laws 1993, p.687 134 Kennedy en Coates 2008, p. 4

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

What followed was an ambitious collaboration project between local traders, property owners and the municipality, with two important interventions: (1) an innovative financial

The Labyrinth – a design / theoretical research into perception and use of urban structure Delft, ukaże się w 2005 r.].. [Graduation Project::

Revised and enlarged version of a seminal 1955 general history of American music that was the first to deal seriously and sympathetically with folk and popular music, jazz, and

Mag ik de minister vragen naar de betrokkenheid, de steun en de concrete engagementen van de Vlaamse overheid ter voorbereiding van de inter- nationale Vrouwenmars tien jaar

The housing officials confirmed during the interviews that areas are identified for in-situ upgrade according to the City of Cape Town Municipality's Strategic

Dit blijkt onder meer uit het feit dat beide steden expliciet drie kernwaarden benoemd hebben die de basis vormen van het stadsmerk en uit de aanstelling van een orgaan

Key activities and main motivations Among the projects carried out by the City Circle, the educational New Muslim elites ones—career guidance for students; Saturday school

In this section, the characteristic of behavioural usage is explored as it is an essential part of this research in evaluating the quality of the newly designed public spaces