• No results found

Probleem – maximaal 400 woorden Voor welk probleem of (mogelijk) risico is de interventie ontwikkeld?

Omschrijf aard, ernst, spreiding en gevolgen.

Het gebruik van alcohol, cannabis en andere drugs kan bij sommige jongeren uitmonden in een middelenstoornis (Wiers et al., 2007). Van de 18- tot 24-jarigen in Nederland voldeed ongeveer 24.5% ooit aan de criteria voor een middelenstoornis (de Graaf, ten Have, & van Dorsselaer, 2010). Ook jongeren onder de 18 jaar kunnen een middelenstoornis ontwikkelen, blijkend uit aanmeldingen bij instellingen voor de jeugdverslavingszorg (Rigter & Blanken, 2017). Over deze jongere groep zijn echter geen landelijke cijfers beschikbaar over de prevalentie van verslaving.

Problematisch middelengebruik heeft vaak nadelige gevolgen, zoals problemen op school, schulden, psychische klachten, agressie en conflicten thuis (Hall et al., 2016).

Het opvoeden van een kind met problematisch middelengebruik stelt ouders voor uitdagingen.

Door de drang om middelen te gebruiken en de effecten daarvan op de stemming van het kind is het voor ouders lastig om met hun kind te communiceren. Ook eigen oordelen, normen en waarden kunnen ouders hierin belemmeren (Elkins, Fite, Moore, Lochman, & Wells, 2014; Huh, Tristan, Wade, & Stice, 2006). Om de gevolgen van middelengebruik voor hun kind te beperken of conflicten te vermijden, zijn ouders geneigd verantwoordelijkheden over te nemen en/of spelen er onrealistische verwachtingen. Vaak leidt dit tot teleurstellingen, conflicten en frustratie bij zowel jongeren als ouders.

Niet zelden ontstaat bij ouders opvoedstress, wat wordt omschreven als een negatieve of

afwijzende reactie van ouders op ouderlijke verantwoordelijkheden, vooral als de eisen die aan het ouderschap gesteld worden de mogelijkheden van ouders te boven gaan (Crnic & Low, 2002; Holly et al., 2019; J. M. Smith & Estefan, 2014). Een gerelateerd begrip is het gevoel van

opvoedcompetentie (Preyde et al., 2015). De aanwezigheid van gedragsproblemen, waaronder problematisch middelengebruik, kan een barrière vormen voor ouders voor tevredenheid of

zelfvertrouwen over hun opvoedcompetenties. Dit kan escaleren tot een negatief interactiepatroon tussen ouders en kinderen, waarbij het opvoedgedrag van ouders minder adequaat wordt en het problematisch middelengebruik van de jongere aanhoudt of verergert (Dishion & Snyder, 2016;

Prins et al., 2021). Er is dan sprake van een vicieuze cirkel, waarbij ouders –zoals ze het in de cursus zelf verwoorden– ‘het maar opgeven’. De negatieve gevoelens en interacties houden echter aan, evenals het problematisch middelengebruik van het kind, waardoor er meer opvoedstress bij de ouders ontstaat. Dit is een ongewenste situatie: ouders vormen volgens het bio-psychosociale model immers één van de sociale factoren bij problematisch middelengebruik (Stone, Becker, Huber, & Catalano, 2012).

Deze cursus beoogt bij ouders de opvoedstress te verminderen, waarmee een risicofactor op verdere escalatie in de thuissituatie wordt weggenomen.

Oorzaken – max 400 woorden

Welke factoren veroorzaken het probleem of (mogelijk) risico?

Welke factoren spelen nu een rol bij het ontstaan van opvoedstress bij ouders van problematisch gebruikende jongeren?

Als eerste is dat de situatie zelf, waarin de eisen die aan het ouderschap gesteld worden de mogelijkheden van ouders te boven gaan. Het problematisch middelengebruik van de jongere stelt de ouders voor een moeilijke taak en de opvoedvaardigheden worden op de proef gesteld.

Daardoor kan er onzekerheid ontstaan bij ouders over hun aanpak, en deze onzekerheid kan versterkt worden door het problematische gedrag van het kind (Preyde et al., 2015; Putnick et al., 2008).

Een andere belangrijke factor is het feitelijke opvoedgedrag. Bij jongeren die problematisch middelen gebruiken, blijken ouders minder goed in staat te zijn om positief opvoedgedrag toe te passen (Fosco & LoBraico, 2019). Ze zijn onvoldoende toegerust om te reageren op de

opvoeduitdagingen, en kunnen bijvoorbeeld vervallen in coercive parenting, wat contra-productief werkt. Zo stelt Patterson (1982) dat ongewenst gedrag ontwikkeld wordt in families als ouders dwang gebruiken om hun kinderen te controleren (Eddy, Leve, & Fagot, 2001). Hierdoor blijven negatieve interacties tussen ouder en kind in stand (Putnick et al., 2008). Beter zou zijn om positieve opvoedvaardigheden in te zetten, die bestaan uit het hanteren van heldere regels en grenzen, open communicatie, passende taken en verantwoordelijkheden en positieve interacties.

Het wordt gezien als de aanpak die competentie van opvoeders vergroot, stress kan verminderen en het wordt toegepast bij het verminderen van gedragsproblemen (Sanders, Markie-Dadds, &

Turner, 2003; Sanders & Woolley, 2005).

Bij het onvoldoende toepassen van positieve opvoedvaardigheden spelen volgens het I-change model (de Vries, 2017, 2019; de Vries & Vluggen, 2020) bewustzijn over, motivatie voor en intentie tot het toepassen van deze vaardigheden een rol (zie figuur 1). Vertaald naar deze context, kan een gebrek aan bewustzijn over algemene positieve opvoedvaardigheden een rol spelen, alsmede specifieke opvoedvaardigheden voor deze situatie. Dit omvat een gebrek aan kennis over

opvoedvaardigheden, aan inzicht in de risico’s van inadequate opvoedvaardigheden en

onvoldoende bewustzijn over de risico’s daarvan voor hun situatie. Tevens kan de motivatie van ouders om positieve opvoedvaardigheden in te zetten onvoldoende zijn: ze hebben niet de overtuiging dat ze een rol spelen in het middelengebruik van hun kind, hebben geen steun of rolmodellen in hun omgeving wat dit betreft, of hebben negatieve verwachtingen over het

volhouden van positief opvoeden in lastige situaties. Als laatste kan het de ouders ontbreken aan voldoende intentie om positieve opvoedvaardigheden in te zetten: het ontbreken van een concreet actieplan over hoe dat moet en het ontbreken van mogelijkheden om te oefenen.

Oudercursus Help, mijn kind kan niet zonder! 18

figuur 1: I-change model

Aan te pakken factoren – max 200 woorden

Welke factoren pakt de interventie aan en welke onder 1.2 benoemde (sub)doelen horen daarbij?

De factoren die deze cursus aanpakt zijn bewustzijn, motivatie en intentie met betrekking tot het toepassen van positieve opvoedvaardigheden. Deze factoren zijn vertaald naar onderstaande subdoelen van de interventie, te weten dat ouders na het volgen van de cursus:

1. Ouders krijgen toegenomen kennis en inzicht over:

f. problematisch middelengebruik bij jongeren,

g. aspecten van positieve opvoedvaardigheden bij problematisch middelengebruik h. gevolgen van gebrekkige/positieve opvoedvaardigheden

i. de eigen opvoedvaardigheden.

2. Ouders voelen zich gesterkt om positieve opvoedvaardigheden in te zetten waarbij ze:

a. hun eigen opvoedersrol bij middelengebruik erkennen b. toegenomen sociale steun ervaren

c. toegenomen eigen effectiviteit ervaren.

3. Ouders hebben positieve opvoedvaardigheden kunnen toepassen en ervaren doordat ze:

a. positieve interacties met hun kind hebben opgezocht

b. niet-oordelende, open communicatie met hun kind hebben ervaren c. passende taken en verantwoordelijkheden aan hun kind hebben gegeven d. heldere regels en grenzen aan het gedrag van hun kind hebben gesteld e. hiervoor een plan van aanpak hebben op- en bijgesteld.

Verantwoording – max 1000 woorden

Maak aannemelijk dat met deze aanpak ook daadwerkelijk de doelen bij deze doelgroep bereikt kunnen worden.

Deze cursus beoogt bij ouders van jongeren met problematisch middelengebruik opvoedstress te verminderen, door hun positieve opvoedvaardigheden te verbeteren. Hiermee wordt een van de belangrijke factoren die bijdragen aan opvoedstress weggenomen (Abidin, 1995; Putnick et al., 2008). Er zijn aanwijzingen dat opvoedstress (of het gevoel van incompetentie over de

opvoedvaardigheden) samenhangt met probleemgedrag van kinderen (Golfenshtein, Srulovici, &

Deatrick, 2016; Prins et al., 2021). Dit gevoel van incompetentie wordt gezien als een ‘voorwaarde, consequentie, mediator en transactionele variabele’ voor opvoedvaardigheden en probleemgedrag van het kind (Jones & Prinz, 2005). Ingrijpen op de vaardigheden en gevoelens van stress en incompetentie is daarom een veelbelovende strategie om de vicieuze cirkel van negatieve interacties, inadequaat opvoedgedrag en problematisch middelengebruik van jongeren te doorbreken.

De cursus is laagdrempelig en gevarieerd opgezet waarmee aan persoonlijke leerstijlen ‘doen, dromen, denken en beslissen’ (Kolb, Boyatzis, & Mainemelis, 2014) van ouders tegemoet wordt gekomen. De belangrijkste elementen zijn: psycho-educatie, inzichtgevende/

bewustwordingsoefeningen, CGT, training van opvoedvaardigheden, en

praktijk/huiswerkopdrachten. Daarnaast is het lotgenotencontact een belangrijk. In

lotgenotencontact speelt het ‘helper therapy principe’ een rol: door in een informele setting elkaar te helpen, helpen mensen ook zichzelf (Aarten, Ven, & Ceulen, 2020).

Positieve opvoedvaardigheden bestaan uit het hanteren van heldere regels en grenzen, open communicatie, passende taken en verantwoordelijkheden en positieve interacties (Sanders et al., 2003). Deze komen dan ook aan de orde in de cursus via werkvormen die de aspecten bewustzijn (met kennis, inzicht, risicoperceptie en signalen), motivatie (via attitude, sociale invloed en eigen effectiviteit) en intentie (met eigen effectiviteit, actieplannen, vaardigheden en het wegnemen van barrières) uit het I-change model aanpakken (de Vries & Vluggen, 2020). Eerder onderzoek wijst uit dat dit type interventies de opvoedvaardigheden en opvoedcompetentie bij ouders vergroot en opvoedstress verkleint (Blyth, Bamberg, & Toumbourou, 2000; Costa, Thornton, Guest, Meyrick, &

Williamson, 2021; Golfenshtein et al., 2016; Winchester, 2015). Tevens kunnen ze invloed hebben op het verminderen van middelengebruik van de kinderen (McGillicuddy, Rychtarik, &

Papandonatos, 2015; T. E. Smith, Sells, Rodman, & Reynolds, 2006).

De aanpak en invulling van de cursus kent een aantal gunstige informatiefactoren uit het I-change model, te weten een betrouwbare en deskundige bron (preventiewerkers) met een hoopgevende en niet-beschuldigende boodschap. Als laatste zorgt het kanaal ervoor (bijeenkomsten zowel face-to-face als online) dat mensen makkelijk kunnen deelnemen, wat de laagdrempeligheid bevordert.

Hieronder wordt figuur 2 toegelicht, waarin schematisch staat uitgewerkt hoe de aanpak bijdraagt aan het behalen van de doelen.

Oudercursus Help, mijn kind kan niet zonder! 20

Groepsformat en lotgenotencontact

De cursus wordt gegeven in groepsformat zodat ouders hun ervaringen kunne uitwisselen met lotgenoten. Dit geeft steun en het gevoel voor ouders dat ze er niet alleen voor staan (Hoeck &

Van Hal, 2012), waardoor gevoelens als schaamte en schuld afnemen (Cook, Heller, & Pickett-Schenk, 1999; Hartman, Radin, & McConnell, 1992) en hun zelfvertrouwen wordt versterkt (Distelbrink, de Gruijter, & Oudenampsen, 2008; Helgeson & Gottlieb, 2000). Lotgenotencontact draagt daarmee bij aan de sociale steun (sociale invloed in het I-change model genoemd) en de eigen effectiviteit, en dus het subdoel ‘zich versterkt voelen om positieve opvoedvaardigheden in te zetten’. Het lotgenotencontact pakt ook een omgevingsfactor aan: doordat ouders in contact

komen met anderen in vergelijkbare situaties kan er observationeel leren plaatsvinden en daarmee wordt gedragsverandering bevordert.

Psycho-educatie

De psycho-educatie bestaat uit informatie over middelengebruik en verslaving bij jongeren en de effecten daarvan op hun gedrag en omgeving. Ook betreft het kenmerken van de adolescentiefase met de daarbij behorende ontwikkelingstaken en het overnemen van verantwoordelijkheden als reactie op het verslavingsgedrag. Tevens wordt er informatie gegeven over ouder-kind interactie, het stellen van grenzen, ouder-kind communicatie en gesprekstechnieken. Psycho-educatie vergroot de kennis van de ouders over (opvoeden bij) problematisch middelengebruik, opvoedvaardigheden en over de gevolgen van gebrekkige opvoedvaardigheden, alle drie behorend bij het subdoel ‘toegenomen kennis over en inzicht hebben in positieve

opvoedvaardigheden’. Hierdoor erkennen ouders ook meer hun rol als opvoeder bij

middelengebruik van hun kind. Psycho-educatie beoogt ook schaamte of gevoelens van falen bij de ouders te laten afnemen, wat gunstig is voor de eigen effectiviteit. Beide aspecten horen bij het subdoel ‘zich versterkt voelen om positieve opvoedvaardigheden in te zetten’ (Lucksted,

McFarlane, Downing, & Dixon, 2012; Lukens et al., 2004).

Observatieoefeningen

Via observatieoefeningen (bijvoorbeeld het observeren van de eigen gevoelens ten opzichte van het kind) en oefeningen gebaseerd op cognitieve gedragstherapie (CGT; de vicieuze opvoedcirkel) wordt ouders geleerd om anders tegen problematische situaties aan te kijken en er anders mee om te gaan (De Mey & Merlevede, 2008; Gaviţa, Joyce, & David, 2011). Hiermee krijgen ouders inzicht in de eigen opvoedvaardigheden en worden ze versterkt in hun eigen effectiviteit (beide horend bij subdoel ‘zich versterkt voelen om positieve opvoedvaardigheden in te zetten’).

Reflectie en zelfonderzoek

In de oefeningen gericht op zelfonderzoek bekijken ouders hun eigen jeugdervaringen, oordelen, normen en waarden. Deze kunnen ouders belemmeren bij de communicatie met hun kind (Elkins et al., 2014; Huh et al., 2006). Ook onderzoeken ze de rolverdelingen tussen de ouders, door het laten benoemen van kwaliteiten van elkaar en te bespreken op welke manier ze elkaar aanvullen in de opvoeding. Deze oefeningen geven inzicht in de onderliggende factoren voor het eigen gedrag, wat bijdraagt aan inzicht in eigen opvoedvaardigheden en de gevolgen van gebrekkige opvoedvaardigheden. Dit hoort bij het subdoel ‘toegenomen kennis over en inzicht hebben in positieve opvoedvaardigheden’. Tevens kan het inzicht in het eigen gedrag ontschuldigend werken, gunstig voor het subdoel ‘zich versterkt voelen om positieve opvoedvaardigheden in te zetten’.

Praktische oefeningen

De praktische oefeningen bestaan uit vragen stellen en zonder oordeel luisteren, het benoemen van de positieve eigenschappen van het kind, oefeningen in grenzen stellen, het geven van passende taken/verantwoordelijkheden aan hun kind en gespreksvaardigheden. Ook is er een opdracht voor ouders om iets leuks te ondernemen met hun kind en om een week niet te praten over het middelengebruik. Bovenstaande bevordert de ouder-kind relatie en biedt ruimte om meer autonomie te geven aan hun kind (Barlow, Smailagic, Huband, Roloff, & Bennett, 2012; De Mey &

Merlevede, 2008).

Een afsluitende praktische oefening is het maken van een plan van aanpak: het concreet

benoemen van wat er in de toekomst gaat veranderen. Dit draagt bij aan het subdoel ‘ervaringen hebben met toepassen van positieve opvoedvaardigheden’.

Deze oefeningen geven de ouders zicht op hun eigen opvoedvaardigheden (subdoel ‘kennis over en inzicht hebben in positieve opvoedvaardigheden’), vergroten de eigen effectiviteit (subdoel

‘versterkt voelen om positieve opvoedvaardigheden in te zetten’) en geven de ouders direct ervaringen met het inzetten van de opvoedvaardigheden (‘intentie’). Het concreet maken van plannen en deze formuleren in ‘verandertaal’ (uitspraken die gaan over verandering) versterkt de intentie. Het uitspreken van verandertaal, een term afkomstig uit de motiverende gespreksvoering, blijkt een voorspeller te zijn van verandering (Baron, De Jonge, & Schippers, 2015).

figuur 2

Oudercursus Help, mijn kind kan niet zonder! 22

1. Onderzoek naar de uitvoering

4.1 Onderzoek naar de uitvoering

Evaluatie ouders

Na elke oudercursus vullen de deelnemende ouders of verzorgers anoniem een evaluatieformulier in. Naar aanleiding van de jaarlijkse opfrisbijeenkomsten is er een update gemaakt van de diverse materialen.

• De PowerPointpresentatie is gecomprimeerd, onderdelen zijn concreter verwoord en beter uitgelegd. Het draaiboek is geheel vernieuwd met het nieuwe logo, de dia’s zijn ingevoegd met uitleg en er is meer toelichting over mogelijke werkvormen.

• Er zijn kleine onderwerpen verbeterd (speelveld), verwijderd (werken met casus van iemand anders) of toegevoegd (hoe waren ouders zelf als jongere).

Over de periode 2018-2020 is de cursus door 200 ouders geëvalueerd (49.5% van alle deelnemers) en beoordeeld met een 8 (mediaan = 8, SD = 0.74). Dit is verwerkt in een procesevaluatie die als apart document wordt geleverd naast dit werkblad.

De feedback van ouders is lovend over de cursusleiders en zeer positief over de behaalde

resultaten die de ouders zich vooraf hadden gesteld. Tijdens de vijfde bijeenkomst komen we terug op de leerwens die ouders zichzelf stelden in de eerste bijeenkomst. Deze wordt altijd

(grotendeels) behaald. Na doorvragen van de cursusleiders, vertellen de ouders iets meer over onderdelen die ze niet direct begrepen of ingewikkeld waren uitgelegd in de map. Naar aanleiding van de feedback van ouders is een aantal veranderingen doorgevoerd:

• De uitleg en beschrijving van het speelveld is vereenvoudigd.

• De tekst in de deelnemersmap is vereenvoudigd.

• De PowerPointpresentatie wordt gedeeld in de deelnemersmap.

Vaak terugkerende opmerkingen van ouders/verzorgers:

Tips

❖ Ik weet nu hoe om te gaan met bepaalde situaties

❖ Eigen verantwoordelijkheid, wat een eye opener…

❖ Ik heb geleerd grenzen te stellen

Bewustwording eigen gedrag en patronen:

❖ Ik weet nu dat ik het als ouder goed doe, maar dat het nog beter kan na de cursus

❖ Er werd ons een spiegel voorgehouden waardoor ik geleerd heb dingen anders aan te pakken

❖ Je leert hiermee over jezelf

❖ Leerzaam: kijken naar mezelf en onze mechanismen

❖ Ik heb ons patroon kunnen doorbereken

❖ Er worden goede vragen gesteld waardoor ik dingen nu beter snap

❖ Ik voelde me schuldig, nu niet meer

Bevestigen en versterken

❖ De cursus heeft me sterker gemaakt

❖ Erkenning

❖ Ik heb er meer energie door gekregen

❖ Ik ben hierdoor meer echt betrokken geraakt.

❖ Klankbord

❖ Versterkt mijn eigenwaarde

❖ Jullie hebben me laten zien dat ik ook belangrijk ben

❖ Ik heb het idee dat we de regie terug hebben gepakt Opmerkingen uitvoering

Tips

❖ Concreet oplossend

❖ Duidelijk ergens naar toe werkend

❖ Samen oplossingen zoeken

❖ Praktisch

❖ De gebruikte theorie werd heel goed door praktijkvoorbeelden uitgelegd

Sfeer

❖ Persoonlijke aandacht

❖ Geen veroordelingen, iedereen kan zijn of haar verhaal vertellen

❖ Ik voelde me zeer op mijn gemak

Vorm

❖ Samen er over praten werkt goed

❖ Veel ruimte voor vragen en eigen inbreng

Herkenning

❖ Ik sta niet alleen: de andere verhalen zijn belangrijk geweest voor me

❖ We zijn niet de enige…

Evaluatie cursusleiders

Er wordt jaarlijks een bijeenkomst gepland, waar alle cursusleiders voor worden uitgenodigd.

Tijdens deze bijeenkomsten worden onderdelen uit de cursus inhoudelijk besproken en geëvalueerd.

Wat de cursusleiders als lastig ervaren

• Het blijft een uitdaging om cursus binnen twee uur af te ronden.

• Ouders met volwassen kinderen grenzen te laten stellen

• De cursus bevat geen filmpje.

• Het speelveld is lastig uit te leggen

• Rollenspellen doen met ouders voegt niet veel toe

• Behandelaren vragen zich af hoe ze omgaan met eigen cliënten, omdat ze niet alle informatie van hun cliënten kunnen delen met de ouders

• Tijdsbewaking.

Onderdelen die de cursusleiders als succesvol ervaren

• Diverse onderdelen verbinden is leerzaam voor ouders.

• Er zijn kleine elementen die aanslaan, zoals geen oogcontact eisen, ‘stoffer en blik’ als metafoor.

• Ouders krijgen gaandeweg meer inzicht in de problematiek en kunnen dit prioriteren.

• Inzicht geven dat ouders vooral naar het gedrag van het kind moeten kijken in plaats van naar het gebruik en de verslaving.

Oudercursus Help, mijn kind kan niet zonder! 24

4.2 Onderzoek naar de behaalde effecten – max 600 woorden per onderzoek

Wat is op basis van het beschikbare onderzoek bekend over de behaalde effecten met de interventie?

In de periode 2018-2020 hebben we een eerste pilotstudie verricht bij deelnemers aan Help-cursussen die bij Brijder Jeugd Noord-Holland werden gegeven. De resultaten zijn beschreven in de procesevaluatie (Spijkerman & Katoen, 2020). Deelnemers werd gevraagd om bij de start van de eerste bijeenkomst en aan het eind van de vierde bijeenkomst een korte vragenlijst (13 vragen) in te vullen met vragen over opvoedstress en opvoedvaardigheden. Van 139 ouders hebben we een ingevulde voor- en nameting ontvangen. Op basis van een mixed model analyse bleek het niet nodig rekening te houden met groepsverschillen. Vervolgens is op basis van twee gepaarde T-toetsen onderzocht in hoeverre de scores voor opvoedstress en positieve opvoedvaardigheden op de eindmeting waren verbeterd ten opzichte van de scores op de voormeting. Zowel voor

opvoedstress (t= 9.9, p <.000) als opvoedvaardigheden (t=-8.8, p<.000) werd een significant verschil gevonden tussen de voor- en nameting. Deze resultaten bieden een eerste, voorzichtige indicatie dat er na deelname aan de oudercursus Help mijn kind kan niet zonder bij ouders een kleine verbetering in opvoedstress en opvoedvaardigheden optreedt. Het gaat om een eerste indicatie die gebaseerd is op gegevens van een selectie van139 deelnemers aan een oudercursus in Noord-Holland. Het voornemen is om de procedures en instrumenten voor dataverzameling verder te verbeteren en een vervolgonderzoek op te zetten om verder inzicht te krijgen in beoogde effecten van de oudercursus.

Vanaf 2021 is er een nieuw systeem ontwikkeld voor de effectmeting van de opvoedstress en opvoedvaardigheden bij de deelnemende ouders. In plaats van handmatig een formulier in te vullen, krijgen de ouders nu een digitale link of QR code.

Ouders vullen de volgende formulieren in:

• voor de eerste bijeenkomst een nulmeting (bijlage 3)

• na de laatste bijeenkomst een nameting (bijlage 4)

• na de laatste bijeenkomst een evaluatieformulier (bijlage 5)

Ook is een digitaal evaluatieformulier voor de cursusleiders ontwikkeld.

Met deze wijzigingen beogen we de respons op de metingen te verhogen en beter inzicht te krijgen in het beoogde effect van de cursus.

2. Samenvatting Werkzame elementen

Wat zijn de werkzame elementen van deze interventie waardoor de gestelde doelen bij de doelgroep gerealiseerd worden? Geef een puntsgewijs overzicht van de belangrijkste werkzame

Wat zijn de werkzame elementen van deze interventie waardoor de gestelde doelen bij de doelgroep gerealiseerd worden? Geef een puntsgewijs overzicht van de belangrijkste werkzame