• No results found

3 Methode

3.3 Onafhankelijke variabelen

In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe de verschillende onafhankelijke variabelen gemeten worden.

3.3.1 Liquiditeit

Liquiditeit is de eerste onafhankelijke variabele die getest zal gaan worden. Deze variabele wordt gemeten aan de hand van twee verschillende formules. Het onderscheid tussen de formules is dat de tweede verder gespecificeerd is dan de eerste formule. Bij de tweede formule wordt namelijk ook rekening gehouden met andere rentedragende schulden, die mogelijke kortlopend zijn. Hierdoor zal de uitkomst van de tweede formule steeds iets lager uitvallen dan de uitkomst van de eerste formule. De formules worden berekend door, en verzameld via, Bankscope26, en zien er als volgt uit:

1.   

(     )

2. (   )

(          (   ))

Door te kiezen voor formules die zijn berekend door een uniforme bron, is een zeer uniforme dataverzameling ontstaan. Zoals bij de hypothese formulering is beschreven, wordt een positieve relatie verwacht tussen liquiditeit en de kwaliteit van risico disclosures. De keuze voor twee verschillende liquiditeitsformules is genomen, om een verdere analyse te kunnen uitvoeren. Er wordt getest of een verdere specificatie van de noemer het gerapporteerde resultaat bij de eerste formule kan bevestigen.

Wanneer gekeken wordt naar de disclosure index, wordt de sterkste relatie verwacht met de liquiditeitstoelichtingen. Aangezien managers waarschijnlijk aan de hand van liquiditeitstoelichtingen zullen signaleren dat de bank voldoende liquide is op korte en lange termijn.

26

3.3.2 G-SIB classificatie

Om de betrouwbaarheid van de G-SIB lijst van de FSB (2015) te toetsen is een vergelijking gemaakt met het artikel van Banulescu en Dumitrescu (2014). Banulescu en Dumitrescu (2014) hebben een maatstaf ontwikkeld en gebruikt om financiële G-SIB instellingen te identificeren. Zij hebben echter gebruik gemaakt van enkel Amerikaanse financiële instellingen. Hierdoor is het resultaat niet volkomen vergelijkbaar met de lijst van de FSB (2015), aangezien deze lijst bestaat uit banken over de hele wereld. Wat toch duidelijk naar voren komt, is dat Banulescu en Dumitrescu (2014) (op Wells Fargo na) dezelfde (Amerikaanse) banken als G-SIB classificeren. Vandaar dat de lijst van de FSB (2015) een goede bron is voor informatie met betrekking tot een G-SIB classificatie voor Europese banken. De banken krijgen een 1 toegekend, wanneer ze geclassificeerd worden als een G-SIB en een 0 wanneer ze dit niet worden. In appendix B worden de banken dikgedrukt weergegeven, wanneer zij een G-SIB classificatie hebben ontvangen. Gezien het belang van G-SIB’s, wordt verwacht dat G-SIB’s bij alle onderdelen van de disclosure index significant betere risico disclosures leveren dan banken zonder G-SIB classificatie.

3.3.3 Eigendomsstructuur

Op de Bankscope website wordt het directe percentage aandelen in bezit van de huidige aandeelhouders getoond, en het totale percentage in bezit. Het totale percentage is echter vaak niet beschikbaar, vandaar dat gekozen is om alleen naar direct bezit te kijken. Er wordt een analyse uitgevoerd met het percentage in direct bezit van de grootste aandeelhouder en een analyse waarbij gekeken wordt naar het percentage in bezit van de twee grootste aandeelhouders. Daarnaast wordt een analyse uitgevoerd met behulp van het totaal aantal aandeelhouders. Er geldt namelijk, hoe minder aandeelhouders, hoe geconcentreerder het eigendom. Sommige banken vallen onder een holdingstructuur. Hierbij is aangenomen dat de holding op eenzelfde manier de bank controleert als een grootaandeelhouder, aangezien zij hetzelfde belang hebben, een goed presterende bank.

Voor de eigenaar van de bank, zal de algemene risico informatie en de liquiditeitsinformatie van belang zijn. Bij de algemene informatie kan bijvoorbeeld gevonden worden hoeveel risico de bank neemt. Daarnaast geeft de liquiditeitsinformatie aan hoe liquide de bank is en gezien het belang van liquiditeit met betrekking tot het veroorzaken van een faillissement, is dit

interessant voor de eigenaren. Op het moment dat de bank failliet gaat, zijn zij namelijk hun geld kwijt. Tevens zullen eigenaren die achtergesteld kapitaal inbrengen, geïnteresseerd zijn in solvabiliteit en kredietrisico informatie. Zo kunnen ze bepalen hoe groot de kans is dat verliezen hen raken. Hierdoor wordt vooral een relatie verwacht tussen de eigendomsstructuur en de complete disclosure index.

3.3.4 Dividendbeleid

In dit onderzoek zijn enkel observaties van het jaar 2015 gebruikt. Terwijl het dividendbeleid bij banken gewoonlijk onderzocht wordt op basis van observaties van meerdere jaren (Firth, Gao, Shen en Zhang, 2016; Forti en Schiozer, 2015; Magen, 1971). Hierdoor worden namelijk uitzonderlijke pay-out ratio’s verkleind, die bijvoorbeeld veroorzaakt worden door het niet kunnen uitbetalen van dividend vanwege staatssteun die eerst terugbetaald moet worden. Aangezien in dit onderzoek specifiek wordt ingegaan op de invloed van het dividendbeleid op de kwaliteit van risico disclosures onder de nieuwste geldende wet- en regelgeving, is het niet mogelijk om meerdere jaren te observeren. Daarom wordt het uitgekeerde dividend in het jaar 2015 gezien als proxy voor het dividendbeleid. Tevens zorgen de uitzonderlijke pay-out ratio’s niet voor problemen, doordat een onderscheid is gecreëerd tussen progressief dividend uitkerende banken en conservatief dividend uitkerende banken.

Ook Khang en King (2006) maakten een tweedeling tussen ondernemingen die veel dividend uitkeren en ondernemingen die weinig dividend uitkeren. Hiervoor wordt het gemiddelde percentage uitgekeerd dividend bepaald. Dit wordt gedaan door alle uitbetaalde dividendpercentages van de verschillende banken bij elkaar op te tellen en dit te delen door het totaal aantal banken uit de steekproef. De banken die dividend uitkeren boven het gemiddelde worden geclassificeerd als banken met een progressief dividendbeleid. Banken die dividend uitkeren onder het gemiddelde, worden geclassificeerd als banken met een conservatief dividendbeleid. Banken met een progressief dividendbeleid krijgen een 1 toegewezen en banken met een conservatief dividendbeleid krijgen een 0 toegewezen. Tevens zal gekeken worden of een hogere dividend pay-out ratio positief geassocieerd wordt met de kwaliteit van risico disclosures. Om te corrigeren voor een eenjarige observatie van dividenduitkeringen, zijn bij deze analyse de uitschieters verwijderd door middel van

winsorizing. Dit is gedaan op drie keer de standaarddeviatie. De ratio is berekend als het betaalde dividend gedeeld door de winst.