• No results found

Met slip joint kun je tien molens per

dag instal-leren. Dan

ben je in twee weken klaar met de installatie van een heel

windpark

W I N D E N E R G I E

3 4 D E I N G E N I E U R • F E B R U A R I 2 0 2 2

Nederland wil veel meer windenergie winnen op zee. In 2050 moet er zo’n 25 keer meer offshore turbinevermogen staan dan nu. Om snel zulke wind parken te plaatsen, is nieuwe technolo-gie hard nodig, zegt Jan van der Tempel, ceo van Ampelmann.

Laten Delftse onderzoekers en pioniers die nu ontwikkelen.

Offshore in versnelling

Onze energiebehoefte schreeuwt om innovaties

T E K S T: J O S W A S S I N K

‘Kijk naar de uitdaging in de energietransitie en hoe fors offshore windenergie moet opschalen. Nederland gaat uit van 11,5 gigawatt voor 2030. Daar voegde het de-missionaire kabinet vlak voor de jaarwisseling nog tien gigawatt aan toe’. Het kost Jan van der Tempel, ceo van Ampelmann, weinig moeite de uitdaging te schetsen.

‘In de afgelopen twintig jaar hebben we nog maar een

fractie van dat vermogen gerealiseerd en we hebben nog acht jaar om de rest neer te zetten. Dat gaat niet zonder nieuwe technieken.’

Van der Tempel, oprichter van TU-spinoff Delft Offshore Turbine (DOT), werkt daarom samen met onder zoekers van de TU Delft aan nieuwe technieken voor de offshore windsector. Afgelopen najaar organi-In 2050 zijn grote de­

len van de Noordzee bezaaid met wind­

turbines voor een duurzame energie­

voorziening.

foto: panagiota atzampou

t seerde de offshore-ondernemer samen met

Heerema Marine Contractors en TU Delft een demonstratie van een nieuwe plaatsings-techniek met de naam slip joint. Van der Tem-pel: ‘Hiermee kun je tien molens per dag in-stalleren. Dan ben je in twee weken klaar met de installatie van een heel windpark.’

De website windopzee.nl van de Rijksover-heid laat de Nederlandse ambities zien tot 2050: in 2030 is het de bedoeling om 11,5 giga-watt geïnstalleerd vermogen op de Noordzee te hebben staan. Dat staat gelijk aan 40 procent van het huidige elektriciteitsgebruik of 8,5 procent van het totale Nederlandse

energie-gebruik. Maar dat is pas het begin. In 2050 staat tussen de 38 en 72 gigawatt gepland voor elektriciteit en voor de productie van groene waterstof. Met een capaciteit van 72 gigawatt zou Nederland zoveel mogelijk zelfvoorzie-nend zijn en niet meer afhankelijk van import van duur-zame energie, volgens de Noordzee Energie Outlook. Nu staat er 2,5 gigawatt buitengaats. In minder dan dertig jaar moet dat dus vijftien tot dertig keer meer worden.

Hijskraan op zee

Tot nu toe fungeert de offshore windsector als een mari-tieme kopie van de windmolenindustrie op land. Maar een toren ophijsen en op z’n plaats laten zakken door er aan de zijkanten met touwen aan te trekken, gaat op zee een stuk minder goed. Alles beweegt op en neer, en

heen en weer. Ook de bevestiging van de to-ren aan de fundering met een krans vol pols-dikke bouten verloopt op zee buitengewoon omslachtig. Niet alleen omdat het veel werk is maar ook omdat er onhandig zwaar materieel voor nodig is om de bouten op spanning te krijgen. Dat is lastig werken voor iemand op een roostervloertje enkele meters boven de golven. Zeker nu er vaart moet worden ge-maakt met de installatie van windmolens op zee, betoogt Van der Tempel, wordt het tijd dat de sector nieuwe offshoretechnologie ont-wikkelt in plaats die van land te kopiëren.

De slip joint die Van der Tempel demon-streerde is zo’n nieuwe technologie. Die maakt in één keer alle bouten overbodig. De toren schuift over de monopile – de fundatiepaal in de zeebodem – als twee omgekeer-de koffiebekertjes: taps toelopend met precies omgekeer-dezelfomgekeer-de hoek. TU Delft-promovendus David Fidalgo Domingos, die erbij aanwezig was, zag hoe de toren simpelweg over de monopile gleed en erop vast bleef zitten. Waarom is dit niet de standaardmethode, vroeg hij zich af.

Van der Tempel reageert laconiek op die vraag. Hij liep zelfs als jonge promovendus zo’n twintig jaar gele-den tegen de eerste slip joint-bevestiging aan: de Wind-master-turbine bij Scheveningen stond met die techniek op zijn funderingspaal. ‘We zijn naar Scheveningen gaan en die molen ingeklommen. We hebben foto’s ge-maakt waarop je die twee stukken staal over elkaar t

Met slip joint kun je tien molens per dag instal-leren. Dan

ben je in twee weken klaar met de installatie van een heel

windpark

F E B R U A R I 2 0 2 2 • D E I N G E N I E U R 3 7 David Fidalgo

Domingos tijdens het onderzoek op de Sleipnir van Heerema Marine Contractors.

foto: panagiota atzampou

Hoe kan het dan dat niemand de slip joint nog toe-past? Van der Tempel wijst op de financiers. ‘De industrie is conservatief omdat alle offshore windparken worden gefinancierd met leningen. Geldschieters vinden iets nieuws vaak spannend en eng. Dan gaat het risicoprofiel omhoog en wordt het geld duurder. Dat is de Catch-22 van de innovatie op zee: we moeten een energietransitie door, maar uiteindelijk bouwen we het liefst wat we vorig jaar ook hebben gebouwd omdat we dat kennen.’

Industriële revolutie op zee

De slip joint is een stap op weg naar het op een industriële manier aanleggen van windparken. Niet langer vanaf hefplatforms die op de zeebodem staan, maar vanaf een groot drijvend kraanschip. De assemblage vindt op de kade plaats, de windmolens worden aan boord gehesen en met een slip joint zeevast aan dek geplaatst. Eenmaal ter plekke worden ze vanaf het drijvende schip op een monopile geplaatst. Dat is de toekomstvisie van Van der Tempel en startup DOT.

In dat kader volgde promovendus Fidalgo Domingos, werkzaam bij het Delft centre for systems and control van de faculteit Werktuigbouwkunde, maritieme techniek en technische materiaalwetenschappen (3mE), tijdens de demonstratie met twaalf sensoren de 3D-bewegin-gen van het schip, de kraanhaak en de windturbine. Dat leverde hem vijftien gigabyte aan data op. Daarmee gaat Fidalgo Domingos een wiskundig model ontwikkelen dat be rekent hoe golfbewegingen doorwerken in de po-sitie van de onderkant van de toren boven de monopile.

Ook gaat hij op zoek naar nieuwe manieren van bewe-gingsbeheersing bij de installatie van offshore windtur-bines vanaf een groot drijvend kraanschip.

De heilige graal in dit onderzoeksgebied is een motion compensation device (MCD), vertelt Fidalgo Domingos.

Zo’n MCD zou snel en sterk genoeg moeten zijn om be-wegingen in de top van de kraan te compenseren zodat de last niet gaat slingeren. Maar met een gewicht van vijfhonderd ton aan de haak is dat nauwelijks te doen.

‘De hele industrie werkt hieraan’, weet Domingos. Het beste wat er tot nu toe bestaat is een MCD die beweging in één richting compenseert: op en neer.

Voor de andere richtingen zou je de paal met stuur-touwen op z’n plek kunnen houden terwijl die zakt.

Postdoc Peter Meijers en promovendus Panagiota Atzampou van de afdeling engineering structures (fa-culteit Civiele techniek en geowetenschappen), werken aan een contact loos systeem dat deze stuurtouwen moet vervangen. Hun opstelling in de kelder van het gebouw werkt nog maar in één richting en op een schaal van 1 op 20, maar het idee is duidelijk. Een elektromagneet moet de slingerende toren afremmen en op een bepaalde afstand fixeren. Twee haaks geplaatste magneten zouden een zakkende paal dan op z’n plek kunnen houden.

Toenemende druk

Terwijl in Delftse laboratoria onderzoekers werken aan toekomstige technologie om offshore-operaties veiliger en meer gecontroleerd te maken, is de slip joint al ze-ker twintig jaar klaar voor toepassing. De demonstratie met het kraanschip Sleipnir liet dat zien. Fidalgo

Do-mingos heeft er weinig twijfels over: ‘De boodschap is: de slip joint werkt, het is betrouwbaar, je kunt ermee aan de slag.’ Waarom gebeurt dat niet? ‘Je moet aan de ene kant ongeduldig blijven en aan de andere kant een lange adem hebben,’ merkt Van der Tempel op. Hij denkt dat de industrie wel zal moeten vernieuwen om het tempo van de projecties naar 2030 en 2050 bij te houden. ‘De druk van de publieke opinie neemt toe. Dan is er op gegeven moment iemand die de vinger opsteekt en zegt: ik vind het leuk, ik wil dat doen. Dan staan wij klaar met de teke-ningen en hulp, en dan gaan we het toepassen.’ W I N D E N E R G I E

3 6 D E I N G E N I E U R • F E B R U A R I 2 0 2 2

kon zien zitten. Die molen heeft het twintig jaar goed gedaan en is inmiddels verwijderd.’ Daarna heeft hij regelmatig in verschillende gezelschappen en vanwege diverse problemen geopperd: ‘Jongens, weten jullie nog van de slip joint?’ Maar dat leverde nooit meer op dan:

‘Ja, Jan.’ En dan ging iedereen weer verder met waar die mee bezig was.

Laten zakken, klaar!

Soms werden bedenkingen geuit: of de toren in de loop van de tijd niet verder zou zakken, of dat de buizen door roest niet meer van elkaar te krijgen zouden zijn. Met een voorliefde voor eenvoudige voorbeelden verwijst Van der Tempel naar vastgekleefde Duralex-glazen.

‘Als je achter de bar staat en die glazen zitten aan elkaar geplakt dan tik je ze even op de bar en komen ze los. Zo werkt een slip joint ook. Als je daar trillingen in brengt en met een paar cilinders de boel een beetje omhoog drukt, dan komt de verbinding los en kun je met een kraanschip de hele windmolen er weer aftillen op een hele nette manier.’

Met het kraanschip Sleipnir is bij wijze van demon-stratie een windmolen herhaaldelijk geplaatst en weer verwijderd. Domingos stond erbij en keek ernaar: ‘Op-takelen, toren laten zakken, plaatsen en klaar!’

Van der Tempel schat dat het al-met-al twee uur duurt om een toren te plaatsen. Dat zijn er tien op een dag. Een heel windpark kan er dan al in een paar weken staan, in plaats van maanden. Dat zou enorm schelen in de kos-ten.

(Boven) Offshore-onderzoek aan de TU Delft verloopt in nauwe samenwerking met partners uit de praktijk.

foto: panagiotaatzampou

(Onder) Als twee omgekeerde koffie bekertjes schuift de toren over de fundatiepaal in de zeebodem. foto: dot

David Fidalgo Domingos tijdens het onderzoek op de Sleipnir van Heerema Marine Contractors.

foto: panagiota atzampou

Hoe kan het dan dat niemand de slip joint nog toe-past? Van der Tempel wijst op de financiers. ‘De industrie is conservatief omdat alle offshore windparken worden gefinancierd met leningen. Geldschieters vinden iets nieuws vaak spannend en eng. Dan gaat het risicoprofiel omhoog en wordt het geld duurder. Dat is de Catch-22 van de innovatie op zee: we moeten een energietransitie door, maar uiteindelijk bouwen we het liefst wat we vorig jaar ook hebben gebouwd omdat we dat kennen.’

Industriële revolutie op zee

De slip joint is een stap op weg naar het op een industriële manier aanleggen van windparken. Niet langer vanaf hefplatforms die op de zeebodem staan, maar vanaf een groot drijvend kraanschip. De assemblage vindt op de kade plaats, de windmolens worden aan boord gehesen en met een slip joint zeevast aan dek geplaatst. Eenmaal ter plekke worden ze vanaf het drijvende schip op een monopile geplaatst. Dat is de toekomstvisie van Van der Tempel en startup DOT.

In dat kader volgde promovendus Fidalgo Domingos, werkzaam bij het Delft centre for systems and control van de faculteit Werktuigbouwkunde, maritieme techniek en technische materiaalwetenschappen (3mE), tijdens de demonstratie met twaalf sensoren de 3D-bewegin-gen van het schip, de kraanhaak en de windturbine. Dat leverde hem vijftien gigabyte aan data op. Daarmee gaat Fidalgo Domingos een wiskundig model ontwikkelen dat be rekent hoe golfbewegingen doorwerken in de po-sitie van de onderkant van de toren boven de monopile.

Ook gaat hij op zoek naar nieuwe manieren van bewe-gingsbeheersing bij de installatie van offshore windtur-bines vanaf een groot drijvend kraanschip.

De heilige graal in dit onderzoeksgebied is een motion compensation device (MCD), vertelt Fidalgo Domingos.

Zo’n MCD zou snel en sterk genoeg moeten zijn om be-wegingen in de top van de kraan te compenseren zodat de last niet gaat slingeren. Maar met een gewicht van vijfhonderd ton aan de haak is dat nauwelijks te doen.

‘De hele industrie werkt hieraan’, weet Domingos. Het beste wat er tot nu toe bestaat is een MCD die beweging in één richting compenseert: op en neer.

Voor de andere richtingen zou je de paal met stuur-touwen op z’n plek kunnen houden terwijl die zakt.

Postdoc Peter Meijers en promovendus Panagiota Atzampou van de afdeling engineering structures (fa-culteit Civiele techniek en geowetenschappen), werken aan een contact loos systeem dat deze stuurtouwen moet vervangen. Hun opstelling in de kelder van het gebouw werkt nog maar in één richting en op een schaal van 1 op 20, maar het idee is duidelijk. Een elektromagneet moet de slingerende toren afremmen en op een bepaalde afstand fixeren. Twee haaks geplaatste magneten zouden een zakkende paal dan op z’n plek kunnen houden.

Toenemende druk

Terwijl in Delftse laboratoria onderzoekers werken aan toekomstige technologie om offshore-operaties veiliger en meer gecontroleerd te maken, is de slip joint al ze-ker twintig jaar klaar voor toepassing. De demonstratie met het kraanschip Sleipnir liet dat zien. Fidalgo

Do-mingos heeft er weinig twijfels over: ‘De boodschap is:

de slip joint werkt, het is betrouwbaar, je kunt ermee aan de slag.’ Waarom gebeurt dat niet? ‘Je moet aan de ene kant ongeduldig blijven en aan de andere kant een lange adem hebben,’ merkt Van der Tempel op. Hij denkt dat de industrie wel zal moeten vernieuwen om het tempo van de projecties naar 2030 en 2050 bij te houden. ‘De druk van de publieke opinie neemt toe. Dan is er op gegeven moment iemand die de vinger opsteekt en zegt: ik vind het leuk, ik wil dat doen. Dan staan wij klaar met de teke-ningen en hulp, en dan gaan we het toepassen.’

F E B R U A R I 2 0 2 2 • D E I N G E N I E U R 3 9

Jims

Verwondering

‘Voorsprong door techniek.’ Echt waar?, vraagt redacteur Jim Heirbaut zich af.

Een paar jaar terug mocht ik een operatie bijwonen, ín de ok, met mijn neus erbovenop. De patiënt had prostaat kanker en zijn prostaat werd weggehaald.

Het was niet zomaar een operatie. De uroloog zat achter een beeldscherm in een hoekje van de ruimte, waar hij met twee handen de hendels van een apparaat bediende. Deze bewegingen werden heel precies vertaald naar een ander deel van de machine, een paar meter verderop. Hier staken smalle buizen met instrumenten erin, in de met kooldioxide opgepompte buikholte van de patiënt.

Het leek alsof de robot helemaal zelf zijn gang ging, maar het waren dus de bewegingen van de chirurg die werden overgedragen op de scalpels die weefsel doorsnijden, en op de klemmen die bloedvaatjes dichtschroeien. Alle bloederige details waren in high defi nition te volgen op verschillende beeldschermen. De geur moet u er even bij denken.

In de Verenigde Staten heeft men nu een volgende stap gezet. Daar heeft voor het eerst een robot volledig autonoom een operatie uitgevoerd. Robot STAR hechtte twee stukken darm aan elkaar, bij een varken weliswaar, maar niet minder knap. Hechten is een lastige klus. Er zijn veel hechtingen nodig om naderhand lekken te voorkomen, darmweefsel is slap en klapt nog wel eens onverwacht om.

Zien we die zelfstandig opererende robot over een paar jaar in het ziekenhuis? Dat voelt toch best ongemakkelijk,

een machine die helemaal zelf begint te snijden in je kost-baarste bezit: je lichaam. Machines hebben wel eens storin-gen, blijven hangen of vertonen slijtage bij slecht onderhoud.

Anderzijds is een machine beter dan een mens in bepaalde fi jnzinnige, repeterende handelingen. De Amerikaanse proef ging niet voor niets over het hechten van lastig weefsel, een subtiel werkje dat het uiterste van iemands concentratie en uithoudingsvermogen vergt. Sommige chirurgen-in-oplei-ding leren het nooit, darmen aan elkaar hechten, vertrouwde een arts mij eens toe. Dan maar liever een machine!

Laatst maakte ik een vliegreis. Bij een tussenstop in München was het zó mistig dat ik niet in de gaten had dat we al bijna waren geland. Toen de wielen de grond raakten, schrok ik, want ik dacht nog op zevenhonderd meter hoogte te zitten.

Ik was dan wel gedesoriënteerd, het vliegtuig was dat niet. Dat wist precies waar het zich bevond. Moderne vliegtuigen landen tegenwoordig volledig op de automatische piloot. Ik dacht altijd dat juist bij lastige omstandigheden de hand van de piloot nog aan de stuurknuppel nodig was. Maar juist bij dichte mist of sneeuwbuien, zoals in München, doet een modern vliegtuig het liever helemaal zelf. Human-out-of-the-loop heet dat.

In een metalen sigaar in de lucht vinden we het al prima, dus waarom niet in het ziekenhuis?

GERELATEERDE DOCUMENTEN