• No results found

3.5 MACROFYTEN

3.5.2.1 Oevervegetaties

In Blokkersdijk zijn langs 2,9 km oever 24 oeversegmenten onderscheiden (Figuur 31). De oevers worden in belangrijke mate door rietvegetaties ingenomen (Tabel 20). Daarnaast is het aandeel ruigten (2 typen) vrij belangrijk. Op de NO-oever zijn de lagere en hogere oeverdelen als 2 afzonderlijke segmenten beschouwd. Oeversegment ORG7 is, hoewel het waterniveau slechts zelden tot in dit segment reikt, toch bij het waterlichaam gerekend gezien het hoge aandeel van freatofyten.

Tabel 20. Procentuele aandeel van de oever ingenomen door verschillende oevervegetatietypen.

oevervegetatietype aandeel (%)

riet 52

riet en zeggenvegetatie 15

ruigte 17

steile oever met ruigte 15

Figuur 31. Oeversegmenten in Blokkersdijk met aanduiding van het oevertype (achtergrond Digitale versie van de Orthofoto's, middenschalig, kleur, provincie Antwerpen, VLM/ OC GIS-Vlaanderen & Provincie Antwerpen, opname 2003).

• Oevers gedomineerd door riet (Phragmites australis) (segmenten OR1-OR10)

Aan de west-, noordoost- en in mindere mate aan de zuidzijde bevinden zich langsheen de oever uitgestrekte rietvegetaties (Figuur 32). Ze worden gedomineerd door meerjarig riet waarin weinig andere soorten zich kunnen handhaven. We vinden er sporadisch Calystegia

sepium, Solanum dulcamara en in sommige segmenten verspreid Carex riparia of Typha

latifolia. Aan de randen van deze segmenten vindt men vaak Urtica dioica, Stachys palustris,

Phalaris arundinacea en Cirsium palustre terug en verspreid zijn in de rand ook struiken

(Salix alba en S. cinerea) aanwezig. Door een dikkere strooisellaag zijn op de wat drogere stukken duidelijk tekenen van verruiging merkbaar. Zo neemt Epilobium hirsutum in segment OR3 en OR9 een abundante bedekking in en is Urtica dioica in deze segmenten frequent tot codominant. Verder is in de rand van OR3 de aanwezigheid van Scrophularia umbrosa het vermelden waard.

Figuur 32. Zicht op uitgebreide

rietvelden ten westen van Blokkersdijk (segmenten OR2 en OR3; foto J. Packet).

Verpreid over de andere delen van de oever komen kleinere rietsegmenten voor. Deze zijn dikwijls soortenrijker omdat soorten ‘overwaaien’ van naburige ruigtevegetaties. In deze segmenten vinden we ondermeer Mentha aquatica, Scrophularia auriculata, Juncus inflexus en Lythrum salicaria terug, soorten die in de ruigteoevers frequent aanwezig zijn. In OR9 is

Lathyrus sylvestris een opvallende soort.

• Oevers gedomineerd door riet en zeggen- en of biezenvegetaties (segmenten ORZ1-ORZ4)

Verspreid langsheen de oever komen op een 4-tal stroken rietvegetaties voor met een belangrijk aandeel aan zeggen of biezen. De grootste van de vier bevindt zich aan de zuidelijke oever (ORZ4). Ze wordt net als ORZ1 en ORZ2 gedomineerd door Phragmites

australis en Carex riparia. In de drogere randen van dit segment valt het belangrijke aandeel

aan ruigtesoorten (Epilobium hirsutum, Scrophularia auriculata en Pulicaria dysenterica) op. Het aandeel aan Carex riparia is in ORZ1 zelfs belangrijker dan dit van Phragmites australis. Segment ORZ3 wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van Scirpus maritimus (co-dominant; figuur 33).

• Glooiende oevers gedomineerd door ruigtekruiden (segmenten ORG1-2 en ORG7) In vergelijking met de hierboven beschreven segmenten zijn de oevers die gedomineerd worden door ruigtekruiden relatief soortenrijk. Oeversegmenten ORG1 en ORG2 vormen een vrij brede zone aan de voet van een oevertalud aan de zuidwest zijde van de plas. Bepalende soorten in deze segmenten zijn Epilobium hirsutum, Lycopus europaeus, Juncus

effusus, Juncus inflexus, Mentha aquatica, Scrophularia auriculata en Solanum dulcamara.

Vanuit de hogere oever komt Calamagrostis epigeos de oevervegetatie vervoegen. Verder vallen aan de waterzijde van deze segmenten het voorkomen van Alisma plantago-aquatica en Veronica anagallis-aquatica op.

Figuur 33. Oevervegetatie met vooral Phragmites australis en Scirpus maritimus (segment ORZ3); foto J. Packet)

Het oeversegment ORG7 vormt een brede zone achter de brede rietgordel in het noordoosten van de plas (Figuur 34). Naast Phragmites australis zijn Eupatorium

cannabium, Urtica dioica, Calamagrostis epigeos en Epilobium hirsutum de dominante

soorten. Lythrum salicaria en Scrophularia auriculata komen frequent voor. Verder is het voorkomen van Scrophularia umbrosa en Sonchus palustris te vermelden.

Figuur 34. Segment ORG7 wordt gedomineerd door ruigtekruiden, zoals Epilobium hirsutum,

Eupatorium cannabium, Urtica dioica en Lythrum salicaria (foto J. Packet).

• Steile oevers met ruigtekruiden (segmenten ORG3-6 en ORG8)

Deze oevers worden gekenmerkt door een steile oeverwand (> 45° tot 90°), met aan de voet van de oever een smalle strook waarop zich vegetatie kan ontwikkelen. Oeversegmenten ORG3 tot en met ORG6 vertonen sterke gelijkenissen met elkaar. De dominerende soorten in deze segmenten zijn vooral Solanum dulcamara en Lycopus europaeus en in ORG3 ook

Urtica dioica. Verder vullen bramen (Rubus sp.), Mentha aquatica, Pulicaria dysenterica,

Oeversegment ORG8 valt op door een dominantie van Calamagrostis epigeos, evenwel met een vrij lage totale bedekking (50 %). Verder komen Lycopus europaeus en Scrophularia

auriculata abundant voor. Epilobium hirsutum, Urtica dioica, Rumex palustris, Solanum

dulcamara, Scutellaria galericulata zijn er frequent. Verder is nog de aanwezigheid van

Typha latifolia (Figuur 35) en Scirpus maritimus het vermelden waard.

Figuur 35. Segment ORG8 omvat een smalle strook met Lythrum salicaria en Typha latifolia aan de voet van een steile oever (foto J. Packet).

• Oevers gedomineerd met struiken (OS1-2)

Beide segmenten bevinden zich aan de noordwestzijde. Segment OS1 wordt gedomineerd door Salix alba, aangeplant ter versteviging van de oever waarop zich een vogelkijkhut bevindt. In de ondergroei van deze struiken komen frequent bramen (Rubus sp.), Solanum

dulcamara en Lycopus europaeus voor.

Het segment OS2 wordt gedomineerd door Robinia pseudoacacia (struiken en bomen; Figuur 36). Verder zijn in de struiklaag ook nog Sambucus nigra en Populus sp. aanwezig. Verder zijn Solanum dulcamara, Lycopus europaeus en Urtica dioica frequent in de kruidlaag.

Figuur 36. Segment OS2 wordt vooral ingenomen door Robinia pseudoacacia (foto J. Packet).