• No results found

4. Vergelijking zorgvrijstelling en vrijstelling academische ziekenhuizen

4.3 Verschillen vrijstelling academische ziekenhuizen en de zorgvrijstelling

4.3.1 Objectieve vrijstelling

Er is bewust voor gekozen om reguliere ziekenhuizen niet te betrekken in de objectieve vrijstelling voor academische ziekenhuizen. Vanwege het feit dat sommige academische ziekenhuizen een publiekrechtelijke rechtsvorm hebben, vallen zij binnen het

toepassingbereik van deze wet. Academische ziekenhuizen hebben een veelheid aan activiteiten en gelet op de juridische organisatie van academische ziekenhuizen kunnen zij niet allemaal voldoen aan de eisen gesteld in artikel 6b Wet Vpb. Daarom is er gekozen om voor deze ziekenhuizen een objectvrijstelling te introduceren zodat niet het academisch ziekenhuis, maar wel het resultaat dat wordt behaald met het verrichten van activiteiten als academisch ziekenhuis (het object) is vrijgesteld. Zelfs wanneer academische ziekenhuizen concurreren met reguliere ziekenhuizen is er bewust voor gekozen om bij de

objectvrijstelling alleen academische ziekenhuizen te betrekken. Dit ondanks duidelijk is dat academische ziekenhuizen hierdoor bevoordeeld worden in vergelijking met de reguliere

ziekenhuizen en privaatrechtelijke academische ziekenhuizen.70

4.3.2 Winstklem

In de zorgvrijstelling is er een winstklem opgenomen die ervoor zorgt dat het lichaam wanneer het winst behaalt, deze winst uitsluitend kan aanwenden ten bate van een vrijgesteld lichaam die aan bepaalde voorwaarden voldoet of ten bate van een algemeen maatschappelijk belang.

De vrijstelling voor academische ziekenhuizen kan worden aangewend voor andere activiteiten dan vrij te stellen activiteiten. Er is net als bij de zorgvrijstelling voor gekozen om de delegatiebevoegdheid in de onderhavige wet niet te beperken tot alleen een winstklem omdat wellicht andere maatregelen of voorwaarden doeltreffender en misschien minder ingrijpend kunnen zijn dan het invoeren van de winstklem. De winstklem is nog niet ingevoerd omdat het AMvB graag eerst de oorzaken en verschijningsvormen van de

mogelijke onbedoelde gevolgen wil inventariseren en analyseren. 71

70

Stevens, S.A. (2015) TFO 2015/138, VPB-plicht overheidsbedrijven p. 59-86. 71

41 Hier ontstaat net als in de vorige paragraaf een voordeel voor academische

ziekenhuizen wat een gelijk speelveld in de weg staat.

4.4 Samenvatting / Conclusie

Met een gelijk speelveld wordt een gelijke concurrentieverhouding bedoelt. Academische en reguliere ziekenhuizen zijn in zekere zin concurrenten van elkaar, hoewel ze zich ook kunnen onderscheiden door diverse specialisaties. Daarom is het belangrijk dat er een gelijk

speelveld ontstaat. De vrijstelling voor academische ziekenhuizen is ingevoerd om een gelijk speelveld te creëren tussen reguliere en academische ziekenhuizen. Toch is er bewust voor gekozen om academische ziekenhuizen te bevoordelen door de invoer van de

42

5. Conclusie

5.1 Probleemstelling en aanpak

In deze scriptie heb ik onderzocht wat de invloed is van de invoering van het wetsvoorstel 'Modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen' op academische en reguliere

ziekenhuizen.

Op basis van de ‘Wet modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen’, die op 26 mei 2015 is aangenomen, zijn ondernemingen van academische ziekenhuizen in beginsel belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. In het wetsvoorstel is vervolgens een specifieke vrijstelling opgenomen voor alle belastingplichtigen die werkzaamheden verrichten als academisch ziekenhuis.

In de inleiding is de volgende probleemstelling geformuleerd:

In hoeverre zorgt de invoering van de vrijstelling voor academische ziekenhuizen in artikel 6b lid 1 onderdeel a Wet Vpb 1969 voor een gelijk speelveld met reguliere ziekenhuizen die voldoen aan de zorgvrijstelling van het huidige artikel 5 lid 1 onderdeel c Wet Vpb 1969? In hoofdstuk 2 is allereerst de huidige situatie besproken en uiteen gezet waarom er vrijstellingen in de Wet Vpb zijn opgenomen. In dit hoofdstuk werd ook verteld hoe de zorgvrijstelling werkt en wat de knelpunten zijn. Vervolgens is in hoofdstuk 3 uitgelegd wat de veranderingen zijn naar aanleiding van de aangenomen ‘Wet modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen’ en met name de vrijstelling voor academische ziekenhuizen. In hoofdstuk 4 is uitgelegd wat er wordt bedoeld met de term "gelijk speelveld" en onderzocht of die er door de vrijstelling van academische ziekenhuizen wel ontstaat. In hoofdstuk 4 is er nog kort in gegaan op de gevolgen voor de administratieve lasten, hoewel dit moeilijk meetbaar is heb ik wel geprobeerd inzicht te geven in de gevolgen van de invoering van de wet.

43

5.2 Conclusie

Mijn probleemstelling heb ik beantwoord met de volgende deelvragen:

1) Wat is de huidige situatie met betrekking tot de regelgeving voor vrijstellingen van vennootschapsbelasting voor reguliere en academische ziekenhuizen?

2) Wat is de toekomstige situatie met betrekking tot de regelgeving rondom vrijstellingen van vennootschapsbelasting reguliere en academische ziekenhuizen?

3) In hoeverre is er bij de toekomstige situatie sprake van een gelijk speelveld tussen reguliere en academische ziekenhuizen?

In hoofdstuk 2 is geconcludeerd dat de huidige situatie van de belastingplicht voor academische en reguliere ziekenhuizen naar mijn mening al niet leidt tot een gelijk speelveld. Dit uit zich alleen op dit moment niet omdat de meeste academische ziekenhuizen zijn ondergebracht in een publiekrechtelijke rechtsvorm, zodat ook zij vrijgesteld zijn. Privaatrechtelijke academische ziekenhuizen zijn, afhankelijk van hun rechtsvorm, op dit moment namelijk al belastingplichtig. Dit terwijl reguliere ziekenhuizen vrijgesteld zijn.

Verder bevat de huidige zorgvrijstelling een hoop knelpunten. Zo is het onduidelijk op welke wijze de omvang van de activiteiten moet worden bepaald en of voor de beoordeling van de 90%-grens alle activiteiten of alleen de ondernemingsactiviteiten moeten worden

meegenomen. Het gevolg hiervan is onzekerheid bij maatschappelijke organisaties over hun fiscale positie. Een minder nauwe omschrijving van de zorgvrijstelling hoort bij de

ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden in deze sector. De zorgvrijstelling is sinds de wijzigingen in 2012 iets moderner geworden maar dient eigenlijk continu te worden aangepast, doordat de activiteiten binnen de zorginstelling steeds veranderen.

De wetgever beoogt met de specifieke vrijstelling voor academische ziekenhuizen te

waarborgen dat een gelijk speelveld ontstaat tussen reguliere ziekenhuizen en academische ziekenhuizen. Dat past goed binnen het bredere doel van de wet om de

vennootschapsbelasting op meer gelijke voet te heffen. Voor reguliere ziekenhuizen blijft de bestaande zorgvrijstelling gelden.. Door de toezegging van de staatsecretaris kunnen

44 tegenstelling van publiekrechtelijke academische ziekenhuizen die zullen "terugvallen" op de objectieve vrijstelling.

Het antwoord op de vraag In hoeverre zorgt de invoering van de vrijstelling voor academische ziekenhuizen in artikel 6b lid 1 onderdeel a Wet Vpb 1969 voor een gelijk speelveld met reguliere ziekenhuizen die voldoen aan de zorgvrijstelling van het huidige artikel 5 lid 1 onderdeel c Wet Vpb 1969? luidt dan ook als volgt:

Naar de letter van de tekst ontstaat er geen gelijk speelveld tussen reguliere en academische ziekenhuizen, terwijl dit wel het doel was van de vrijstelling. In de praktijk zal dit verschil echter niet heel groot zijn. Dit omdat academische ziekenhuizen niet graag zullen willen terugvallen op het 'voordeel' van de objectieve vrijstelling omdat er dan veel administratieve lasten bijkomen. Het alternatief zal dan dus worden het afsplitsen van belaste activiteiten naar afzonderlijke entiteiten (BV's e.d.). die weliswaar belastingplichtig zullen zijn, maar geen gevaar meer opleveren voor subjectvrijstelling. Deze handelwijze is op dit moment ook al een beproefd recept voor reguliere ziekenhuizen.

Ook heb ik mijzelf in de inleiding de vraag gesteld of er voor academische ziekenhuizen wel een aparte vrijstelling moet komen dan wel of zij voor hun 'ziekenhuis’-activiteiten gebruik kunnen maken van de algemene zorgvrijstelling van artikel 5 lid 1 onderdeel c Wet Vpb en voor hun onderwijsactiviteiten met de nieuwe vrijstelling voor onderwijsinstellingen van het voorgestelde artikel 6b lid 1 onderdeel b Wet Vpb. Naar mijn mening is dit te omslachtig omdat de zorg en onderwijsactiviteiten dan gesplitst moeten worden. Het wordt dan lastig om de gemengde kosten en de gemengde activiteiten te splitsen. De administratieve lastenverzwaring zal hierdoor teveel toenemen.

5.3 Discussie en aanbevelingen

Academische ziekenhuizen die op dit moment veelal directe- of indirecte overheidslichamen zijn, komen ongeacht de ondernemingsactiviteiten niet toe aan vennootschapsbelasting. Dit

door het missen van het winststreven.72 Hierdoor zal een ongelijke behandeling kunnen

ontstaan (of bestaan) tussen academische en reguliere ziekenhuizen.

72

Weekers F.H.H. (2012), Brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer, Kamerstukken 2011/12: Kamerbrief van 11 mei 2012, inzake de notitie belastingplicht overheidsbedrijven, nr. DB/ 2012/205M.

45 Academische ziekenhuizen en reguliere ziekenhuizen bevinden zich ongeveer in een gelijke positie, afgezien van het doen van onderzoek en de opleiding van artsen en zijn daarom concurrenten van elkaar. De ongelijke behandeling zal minder groot zijn dan dit het geval zou zijn bij een " voor zover " vrijstelling. De zuivere zorgactiviteiten zijn dan voor iedere non-profit zorginstelling vrijgesteld. Ook dit zal knelpunten geven omdat lastig meetbaar is wat precies de zuivere zorgactiviteiten zijn. Wel moet deze scheiding tussen de verschillende activiteiten in de huidige situatie ook worden gemaakt. Op deze manier worden

ziekenhuizen (en andere zorginstellingen) minder belemmerd in de keuzes die zij maken zonder dat de zuivere zorgactiviteiten hierdoor worden geraakt.

Wat betreft de zorgvrijstelling zou ik de in paragraaf 2.5.4.1 besproken concernbenadering aanbevelen. De meeste zorginstellingen bestaan immers uit meerdere rechtspersonen die samen de gehele instelling vormen. De belastingplichtige zou benadeeld kunnen worden indien bepaalde activiteiten om niet fiscale redenen in een ander lichaam zijn

ondergebracht. De concernbenadering biedt daarin meer neutraliteit.

Een andere voor de hand liggende aanbeveling is om voor de zorgvrijstelling analoog aan artikel 8g Wet Vpb ook een objectvrijstelling toe te voegen voor gevallen waarin de 10%- grens wordt overschreden.

46

Literatuurlijst

Jurisprudentie

Besluit Staatssecretaris van Financiën van 8 december 2009, nr. CPP2009/1368M, V-N 2010/3.15.

Hof Amsterdam 5 sept. 1997, nr. 3379/1996.

Hof 's-Gravenhage 4 maart 1965, TVVS 1965, p. 295. HR 28 maart 2014, nr. 13/00923, nr. V-N 2014/16.18 . HR 4 april 2014, nr. 13/03547, nr. V-N 2014/17.11

Hof Amsterdam 29 oktober 1986, nr. 4950/84, V-N 1988.

HR 6 november 1957, BNB 1958/50 BNB 1958/50, kostendekkende prijs.

Boeken

Van Soest A.J. (2007) Belastingen, 23e druk, Kluwer 2007, ISBN: 9789013043907, p. 496. Stevens, S.A. (2009), Belastingplicht in de Vennootschapsbelasting, 1e druk Kluwer. ISBN: 9789013060584, p. 183.

van den Dool R.P., Heithuis E.J.W, Kampschöer G.W.J.M., de Smit R.C. (2014) compendium

Vennootschapsbelasting, 13e druk Kluwer. ISBN: 9789013121353, p. 13/41.

Artikelen

Jager, J.C. (2009) Reactie op het onderzoekrapport "Belastingwet als stimulans voor maatschappelijk ondernemerschap. (Te vinden bij documenten en publicaties op www.rijksoverheid.nl)

Dijl, van M. , Stevens, S.A. (2008) Rapport Belastingwet als stimulans voor maatschappelijk ondernemerschap. De toekomstige fiscale behandeling van maatschappelijke

ondernemingen in de vennootschapsbelasting. Opvraagbaar bij PWC. p. 7-9.

Otterspeer Haasnoot & Partners, Bulletin, Tax News (2 september 2014), OHP.nl. Europese Commissie start

Weekers, F.H.H. Notitie belastingplicht overheidsbedrijven (2012), p. 3. (Te vinden bij documenten en publicaties op www.rijksoverheid.nl)

MO Groep (2014), Notitie vennootschapsbelastingpositie maatschappelijke organisaties. http://www.mogroep.nl/?file=3837&m=1317382708&action=file.download p. 16-17.

Stevens, S.A. (2011), De winst van de maatschappelijke onderneming. ISBN: 978-94-6167-020-

5.

Piersma, J. en Henzen, R.C. (2015); De zorgvrijstelling in de Vpb: nieuwe visie(s), Maandblad Belasting Beschouwingen 2015/04.

47 Plomp, E. (2014) Ondernemingsrecht 2014/146, Kanttekeningen bij het wetsvoorstel

vergroten investeringsmogelijkheden in medisch-specialistische zorg.

Loyens & Loeff en BMC advies management (2014), Vennootschapsbelastingplicht overheidsbedrijven: extra lasten in aantocht!

https://belastingplichtoverheidsbedrijven.nl/2014/10/09/vennootschapsbelastingplicht- voor-overheidsbedrijven-extra-lasten-aantocht/

Stevens, S.A. (2015) TFO 2015/138, VPB-plicht overheidsbedrijven p. 59-86.

Commentaar NDFR bij artikel Vpb plicht overheidsondernemingen: Hoe zit het Artikel 2 Wet VPB 1969 Binnenlandse belastingplichtigen. Geraadpleegd op 14-6-2015.

Olde Bijvank, S.M. (2015), Modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen, Fiscaal tijdschrift vermogen 2015/02.

Eck, J.P. Belastingplan 2012: De zorgvrijstelling in de vennootschapsbelasting.

Geveke R.P., “De noodzakelijke modernisering van de vennootschapsbelasting voor de zorgsector”, TFO 2011/117.3, p. 2.

Hoebergen, C.P. Kooy en K.D.W. Marktwerking in de gezondheidszorg. WFR (2005) p. 893- 899.

HEAD, Nieuwe ontwikkelingen zorgvrijstelling vennootschapsbelasting (2011). HEADline nr. 121, fiscaal nieuws.

Europa decentraal (2008), Handreiking diensten van algemeen economisch belang en staatssteun. Handreiking opgesteld door het Kenniscentrum Europa decentraal, p. 10-11. Aalbers, M., Hessel, B. (2012) De nieuwe regels voor DAEB en staatssteun en hun betekenis voor decentrale overheden. Gepubliceerd in de Gemeentestem, september 2012, nr. 89. p. 438-448.

NMa (2003), Concurrentie in de ziekenhuissector, consultatiedocument 3128/16. Den Haag, juni 2003.

F.H.H. Weekers, Brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer, Kamerstukken 2011/12: Kamerbrief van 11 mei 2012, inzake de notitie belastingplicht overheidsbedrijven, nr. DB/ 2012/205M.

Commentaar van 13-10-14 van de Commissie Wetsvoorstellen van de Nederlandse Orde van belastingadviseurs aan de griffier van de Vaste Commissie voor Financiën van de Tweede Kamer der Staten Generaal met betrekking tot het wetsvoorstel Wet modernisering Vpb-plicht van overheidsondernemingen. p. 7.

Kamerstukken

Memorie van toelichting (2014) Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met de modernisering van de vennootschapsbelastingplicht voor overheidsondernemingen (Wet modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen) p. 17, 19-20, 24, 27-29,33.

48 Kamerstukken II 2014/15, 34003, nr.3, p. 38-39. MvT, kamerstukken II 2014/15, 34 003, nr. 3, pg 41. MvT, kamerstukken II 2014/15, 34 003, nr. ,6 pg 42. NV, Kamerstukken II 2014/15, 34 003, nr. 6, p. 41. Kamerstukken I 2014/15, 34 003, nr. D, p. 28-29

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, (2015), nr. 207

Nadere memorie van antwoord (2015) Eerste Kamer, 15 mei 2015, 34003 F. Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met de

modernisering van de vennootschapsbelastingplicht voor overheidsondernemingen (Wet modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen)

Besluit van 8 december 2009, nr. CPP2009/1368M, Staatscourant 2009, 19194.

Zitting 1959-1960 – 6000, Memorie van Toelichting; Wet op de vennootschapsbelasting 1960, nr. 3

Consultatieversie MvT "Vpb-plicht overheidsbedrijven. p. 2-3

Besluit Staatssecretaris van Financiën van 8 december 2009, nr. CPP2009/1368M, V-N 2010/3.15.

Internet

Wikipedia (2015), academisch ziekenhuis, geraadpleegd op 12-03-2015: https://nl.wikipedia.org/wiki/Academisch_ziekenhuis

49

Bijlagen

Gesprekken met reguliere ziekenhuizen

Errol Landburg

Controller BovenIJ Ziekenhuis te Amsterdam Telefonische afspraak: 1 juni 2015 15:30

Meneer Landburg vertelde dat er geen aparte fiscale afdeling aanwezig is bij het Bovenij ziekenhuis, dit omdat het ziekenhuis hier te klein voor is. Voor de meeste fiscale zaken zal er bij een extern bureau om advies worden gevraagd. Toch heeft meneer Landburg zich

ingelezen over dit onderwerp en kon daardoor zijn mening geven. Hij heeft aangegeven dat het Bovenij zich (nog) niet bezighoudt met de gevolgen die kunnen ontstaan door een eventueel voordeel die academische ziekenhuizen hebben door de invoering van de vrijstelling voor Academische ziekenhuizen. Wel heeft meneer Landburg aangegeven dat zoals hij het begrepen heeft er geen gelijk speelveld ontstaat, wel verwacht hij dat er bij de invoering hier goed over nagedacht is en daardoor de verschillen in de praktijk niet groot zullen zijn.

Verder heb ik het met meneer Landburg kort gehad over de zorgvrijstelling. Hij zei hierover dat dit achterhaald is en dat hij verwacht dat dit gemoderniseerd zal worden.

Monique Amsing

Interim Business Controller bij het Waterland ziekenhuis in Purmerend. Telefonische afspraak: 26 juni 2015 11:00

Mevrouw Amsing geeft aan dat het Waterland ziekenhuis in Purmerend er voor fiscale zaken uitgeweken wordt naar een externe adviseur. Toch is mevrouw Amsing goed op de hoogte van de fiscale ontwikkelingen in de zorg. Zij is van mening dat reguliere en academische ziekenhuizen concurrenten van elkaar zijn en dat zij daarom van mening is dat de

vrijstellingen gelijk aan elkaar moeten zijn. Sowieso kan het volgens mevrouw Amsing niet de bedoeling zijn dat zowel reguliere ziekenhuizen danwel academische ziekenhuizen in de heffing vennootschapsbelasting worden betrokken. Zij is van mening dat indien reguliere ziekenhuizen niet kunnen voldoen aan de vrijstelling door het teveel hebben van belaste activiteiten dat dan evengoed de ziekenhuisactiviteiten vrijgesteld moeten blijven.

50

Gesprekken met academische ziekenhuizen

Debby Koopman

Hoofd interne audit services bij Academisch medisch centrum Afspraak: vrijdag 13 maart 2015, van 13:30 tot 14:30

Locatie: ES-114 AMC

Met mevrouw Koopman heb ik het gehad over de gevolgen voor het AMC door de invoering van deze wet. (Op moment van het gesprek was er nog sprake van een voorstel en was de wet nog niet aangenomen.) Het AMC was druk bezig met het inventariseren welke van de activiteiten zouden behoren tot de belaste en onbelaste activiteiten. Als gevolg hiervan zou er gekeken worden of er bepaalde belaste activiteiten afgestoten diende te worden. Wel was ze bang voor de toename van de administratieve werkzaamheden als gevolg van het wetsvoorstel modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen. Verder was ze het niet eens met dat er een gelijk speelveld ontstaat door de invoering van de vrijstelling. Zij was van mening dat Academische ziekenhuizen zich met veel meer activiteiten bezig houden als reguliere ziekenhuizen en daardoor ook niet op dezelfde manier behandelt hoeven te worden.

Erik Rademaker

Afdeling belastingen bij Academisch medisch centrum en tevens lid van de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra.

Afspraak: vrijdag 13 maart 2015, van 14:30 tot 15:00

Locatie: ES-114 AMC

Debby Koopman heeft mij na het gesprek voorgesteld aan Erik Rademaker. Erik Rademaker is als belastingadviseur werkzaam voor het AMC en tevens lid van De Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) wat de acht samenwerkende UMC’s in Nederland vertegenwoordigd. Hierdoor is hij veel bezig geweest met het inventariseren van de knelpunten van het wetsvoorstel voor academische ziekenhuizen. Hij zou graag wat begrippen van het (toen nog) wetsvoorstel beter uitgelegd willen hebben. Ook wilde hij graag meer duidelijkheid over de manier waarop de 90%-eis gemeten dient te worden (bijvoorbeeld: oppervlakte, medewerkers, omzet of kosten). Voor het AMC is het lastig om dit op basis van de kosten te doen, dit doordat veel kosten verweven zitten voor zowel belaste als onbelaste activiteiten. Indien het wetsvoorstel definitief is gaat het AMC in gesprek met de Belastingdienst om van het te voren te kunnen afspraken op basis waarvan de 90% eis vastgesteld zal worden.

51

Gesprekken met belastingadviseurs

Lonneke Coppens

Senior consultant tax bij Ernst & Young.

Afspraak kantoor Ernst and Young: 11 maart 2015

Mevrouw Coppens is 5 jaar werkzaam bij EY. VPB aangifte internationale en nationale bedrijven en nu voornamelijk bezig met het wetsvoorstel en specifiek de subjectieve vrijstelling.

Ik ben begonnen met de zorgvrijstelling en de knelpunten hiervan. Zij vindt de

zorgvrijstelling erg nauw omschreven en dat het modernisering behoeft. "Daarom is het jammer dat ze dit niet gelijk hebben meegenomen. Ze kunnen de definitie bijvoorbeeld wat breder maken dan handen aan bed".

Verder verteld ze dat het goed is dat er een vrijstelling voor academische ziekenhuizen komt, dit omdat het voor algemeen belang is. Het splitsen in zorgactiviteiten voor zorgvrijstelling en onderwijsactiviteiten bij de onderwijsvrijstelling is volgens haar te omslachtig, ook omdat de administratie lastenverzwaring hierdoor zal verhogen. Knelpunten zijn volgens haar de definities, en of er per activiteit gekeken moet worden of alle activiteiten. Het doel is om alle commerciële onderzoeken te laten vallen onder belasting. Dus dan zou er per activiteit gekeken moeten worden. De stappen die bedrijven volgens mevrouw Coppens moeten nemen is het in kaart brengen wat voor activiteiten ze hebben en hoe hun belastingplicht ervoor staat. Vervolgens wat de gevolgen hiervoor zijn, moeten ze activiteiten gaan afstoten, of het voor lief nemen, en gebruik maken van de objectvrijstelling.

Rein Baarsma

Belastingadviseur in de zorg bij Deloitte Contact via e-mail op 22-6-2015

Antwoord van meneer Baarsma op de vraag of er een gelijk speelveld ontstaat.

Naar de letter van de tekst uiteraard niet: reguliere ZH’s hebben alleen een

subjectvrijstelling, en UMC’s ook nog een objectvrijstelling. In de praktijk zal het verschil echter minder groot zijn naar verwachting.

Een UMC die niet onder de subjectvrijstelling kan vallen, zal niet graag ‘terugvallen’ op de objectvrijstelling: administratieve rompslomp, lastige compliance en te verwachten discussies met fiscus over goede afbakening. Alternatief zal dan dus worden het afsplitsen van belaste activiteiten naar afzonderlijke entiteiten (BV’s e.d.), die weliswaar

belastingplichtig zullen zijn, maar geen gevaar meer opleveren voor de subjectvrijstelling.

52 Dus in zoverre zullen naar mijn inschatting de verschillen in de praktijk minder groot zijn

Stan Stevens

Partner at HVK Stevens Belastingadvies en Bijzonder Hoogleraar Fiscale aspecten van maatschappelijke ondernemingen (TiasNimbas)

Contact via e-mail op 1-6-2015

Antwoord van meneer Stevens op de vraag of er een gelijk speelveld ontstaat.

Naar mijn mening is er geen gelijk speelveld omdat academische ziekenhuizen als zij meer dan 90% nevenactiviteiten hebben een beroep kunnen doen op een objectieve vrijstelling en alleen de nevenactiviteiten belast worden. Voor reguliere ziekenhuizen geldt dat dan de vrijstelling in het geheel vervalt.

Een probleem is dat de zorgvrijstelling beperkt wordt uitgelegd waardoor concernvorming moeilijk is.

Ook hebben ziekenhuizen geen recht op de objectieve vrijstellingen van artikel 8e en 8f

GERELATEERDE DOCUMENTEN