• No results found

NUTRIËNTENBALANSEN IN MELKVEEHOUDERIJSYSTEMEN

In document Hoe ecologisch kan de landbouw worden (pagina 141-147)

Nutriëntenbalansen vormen een belangrijk hulpmiddel bij het bepalen van de mate van duurzaamheid van

veehouderijsystemen. Om aan te geven wat de mogelijkheden en de vooruitzichten voor de toekomst zijn, zijn in Tabellen 2 en 3 de cijfers weergegeven voor de stikstof- en fosforbalansen voor gangbare bedrijven op zandgrond, vergeleken met de resultaten van het proefbedrijf voor Melkveehouderij en Milieu 'De Marke', dat erop gericht is een melkveehouderijsysteem te ontwikkelen dat voldoet aan de milieunormen zoals verwacht op grond van huidige beleidsdocumenten (Aarts et al., 1988) en met het gemiddelde van 14 biologische bedrijven (Souwerbren, 1991).

______________________________________________________________________________

Tabel 2. Stikstofbalansen (kg ha-1) van gemiddelde gangbare

melkveehouderijbedrijven op zandgrond (extensief en intensief), voor 'De Marke' als gemiddelde van twee seizoenen en voor

14 biologische melkveebedrijven

______________________________________________________________________________ Biologische

extensief intensief 'De Marke' bedrijven

('92/'93 en '93/'94) ______________________________________________________________________________ INPUTS kunstmest 311 359 74 7,2 krachtvoer 80 199 123 51,8 depositie 48 48 49 38 ruwvoer 9 90 - 23 overige* 6 10 12 73,9+) TOTAAL 454 706 258 194,6

AB-DLO THEMA 3 HOOFDSUK 8 hfdst8.htm OUTPUTS vlees 10 19 6 7,9 melk 42 94 68 47,4 ruwvoer 1 - - 1,2 TOTAAL 53 113 74 56,5 OVERSCHOT 401 592 184 138,1 OVERSCHOT 48 32 16,6 15,0 (kg 10³/kg FPCM#) Stikstofbenutting 0,12 0,16 0,29 0,29 ______________________________________________________________________________ +) inclusief aankoop van dierlijke mest, netto mineralisatie en

symbiotische binding #) meetmelk

______________________________________________________________________________

Tabel 3. Fosforbalansen (kg ha-1) van gemiddelde gangbare

melkveehouderijbedrijven op zandgrond (extensief en intensief), voor 'De Marke' als gemiddelde van twee seizoenen en voor 14 biologische

melkveehouderijbedrijven

______________________________________________________________________________ extensief intensief 'De Marke' Biologische

('92/'93 en bedrijven '93/'94) ______________________________________________________________________________ INPUTS kunstmest 17 13 1,8 0,2 krachtvoer 15 36 21,4 9,8 depositie 1 1 1,0 0,9 ruwvoer 1 14 - 3,5 overige* 1 2 - 9,5+) TOTAAL 35 66 24,2 23,8 OUTPUTS vlees 3 6 2,5 2,4 melk 7 16 10,0 7,8 ruwvoer - - - 0,2 TOTAAL 10 22 12,5 10,4 OVERSCHOT 25 44 11,7 13,2 OVERSCHOT 2,9 2,4 1,7 1,4 (kg 10³/ kg FPCM#) Stikstofbenutting 0,285 0,33 0,48 0,44 ______________________________________________________________________________ +) inclusief aankoop van dierlijke mest en netto mineralisatie

(gekarakteriseerd door een hoge veebezetting) hebben een stikstofoverschot van 592 en een fosforoverschot van 44 kg ha-1, tegenover waarden van 401 en 25 kg ha-1 voor extensieve bedrijven. Het is opvallend dat wanneer de overschotten worden betrokken op de hoeveelheid meetmelk, de waarde op de intensieve bedrijven aanzienlijk lager is dan op de extensieve bedrijven. Dat betekent dus dat intensivering niet noodzakelijkerwijs leidt tot lagere efficiënties, wanneer uitgedrukt per eenheid produkt (De Wit, 1992). Dit wordt ook geïllustreerd door de resultaten van de biologische bedrijven, die bij een nog 'extensievere' bedrijfsvoering (uitgedrukt in inzet van externe

produktiemiddelen) geen hogere efficiëntie halen.

Op 'De Marke' en op de biologische bedrijven zijn de overschotten per eenheid van oppervlak aanzienlijk lager (zelfs nog een factor twee vergeleken met de extensieve bedrijven) dan op de gangbare bedrijven. Dit heeft vooral te maken met het feit dat op deze bedrijven de inzet van externe produktiemiddelen, met name kunstmest en

krachtvoer veel lager is dan op de gangbare bedrijven, terwijl de output in melk en vlees niet navenant omlaag gaat.

Op 'De Marke' is de efficiëntie van nutriëntengebruik (Van Keulen et al., 1996; Van Keulen en Stol, 1993 ) voor stikstof bijna een factor twee hoger dan op de gangbare bedrijven, en is zelfs nog wat hoger dan op de biologische bedrijven. Voor fosfor zijn de efficiënties van 'De Marke' en de biologische bedrijven precies gelijk, en ook hier weer bijna het dubbele van die op de gangbare bedrijven. Zoals al gezegd, worden de 'alternatieve' systemen vooral gekenmerkt door een veel lager gebruik van externe produktiemiddelen en daarmee een lagere import van

nutriënten. Het lijkt interessant na te gaan in hoeverre een dergelijke bedrijfsvoering invloed heeft op de

nutriëntenbalansen op de lange termijn, omdat natuurlijk gemakkelijk het argument gebruikt kan worden dat op deze bedrijven, die nog maar betrekkelijk kort opereren, 'gekapitaliseerd' wordt op in het verleden opgebouwde reserves. Voorlopige resultaten geven aan dat er sprake is van een beweging naar een evenwichtssituatie: percelen die aan het begin van het onderzoek een hoge 'nutriëntenstatus' hadden, tenderen naar lagere waarden, terwijl voor percelen met een lage waarde het omgekeerde geldt.

CONCLUSIES

De hier gegeven analyse toont aan dat er uitdrukkelijk mogelijkheden zijn om de duurzaamheid van

melkveehouderijsystemen te 'vergroten'. Er moet worden opgemerkt, dat het criterium dat is gebruikt nogal beperkt is, omdat sterke nadruk is gelegd op de nutriëntenbalansen als karakteristiek voor de mate van duurzaamheid.

Het verdient aanbeveling om verdere criteria in de beschouwing te betrekken: de economische levensvatbaarheid, de sociale accepteerbaarheid, enz.

Er moet daarbij onderscheid gemaakt worden tussen de technische mogelijkheden om de efficiëntie van

nutriëntengebruik te verhogen (op verschillende integratieniveaus, i.e, individueel dier, kudde, bedrijf, regio, land) en de mogelijkheden om de verliezen van nutriënten te beperken. In het eerste geval gaat het vooral om biologische processen, waarbij gekeken moet worden naar de mogelijkheden om binnen de systemen de efficiëntie te verhogen, terwijl voor het tweede geval vooral het management een belangrijke rol speelt, omdat die de verliezen aanzienlijk kunnen verminderen.

Het is duidelijk dat veehouderijsystemen een belangrijke rol zullen blijven spelen in de toekomstige ontwikkelingen van de landbouw, omdat als gevolg van autonome ontwikkelingen de vraag naar dierlijke produkten zal blijven toenemen (Luyten, 1995; CTA, 1995), maar dat het de vraag is in hoeverre dit zal kunnen worden bevredigd door toename in produktie.

AB-DLO THEMA 3 HOOFDSUK 8 hfdst8.htm

Het is dus een voortdurende vraag in hoeverre de maatschappelijke ontwikkelingen gelijke tred kunnen blijven houden met de technische ontwikkelingen.

REFERENTIES

Aarts, H.F.M., E.E. Biewinga, G. Bruin, B. Edel & H. Korevaar (1988)

Melkveehouderij en milieu. Een aanpak voor het beperken van mineralenverliezen. CABO-Verslag nr. 79, CABO- DLO, Wageningen, 136 pp.

Boons-Prins, E.R., H.G. van der Meer, J. Sanders, S. Tamminga, F. van Vugt & J.G. de Wit (1995)

Drastische verbetering van de efficiëntie van de nutriëntenbenutting in de dierlijke produktie. NRLO-rapport 95/.. (in druk).

Brandjes, P.J., J. de Wit, H.G. van der Meer & H. van Keulen, (1994)

Environmental impact of animal manure management. Report for WB/FAO study on Livestock and the Environment. IAC, Wageningen, The Netherlands, 47 pp.

Breman, H., I.B. Cissé & M.A. Djitèye (1982)

Exploitation, dégradation et désertification. In: F.W.T. Penning de Vries & A.M. Djitèye, (Eds), La productivité des pâturages sahéliens. Une étude des sols, des végétations et de l'exploitation de cette ressource naturelle. Agricultural Research Reports 918, Pudoc, Wageningen, 525 pp.

CTA (1995)

Are beasts a burden? Spore 58: 1-4.

Gliessman, S.R. (1989)

Agro-ecology: Researching the ecological basis for sustainable agriculture. In: S.R. Gliessman (Ed.), Agro-ecology. Researching the ecological basis for sustainable agriculture. Ecological Studies 78, Springer Verlag, Berlijn, 3-10.

Haan, C. de & H. Blackburn (1995)

The balance between livestock and the environment. Proc. Eigth Congr. Inst. Trop. Anim. Health and Prod., Berlin, Sept. 25-29, 1995 (in press)

Hermans, C., (1993)

Twee duurzaamheidscriteria getoetst aan een gangbaar melkveebedrijf. Rapport nr. 143, Proefstation voor de Rundveehouderij, Schapenhouderij en Paardenhouderij, Lellystad, The Netherlands, 81 pp.

Ketelaars, J.J.H.M. (1992)

Het aanzien van een duurzame veehouderij. In: F.W.T. Penning de Vries & J.H.J. Spiertz (Eds), Kwaliteit en duurzaamheid als hoeksteen voor plantaardige produktie, milieu en natuur. Agrobiologische Thema's 7, CABO- DLO, Wageningen, 71- 85.

Ketelaars, J.J.M.H. & G.W.J. van de Ven (1992)

Stikstofbenutting en -verliezen in produktiegrasland. In: H.G. van der Meer & J.H.J. Spiertz (Eds), Stikstofstromen in agro-ecosystemen. Agrobiologische Thema's 6, CABO-DLO, Wageningen, 33-49.

Keulen, H. van & W. Stol (1993)

Efficiëntie van water- en stikstofgebruik: een simulatiestudie. In: H. van Keulen & F.W.T. Penning de Vries (Eds), Watervoorziening en gewasproduktie. Agrobiologische Thema's 8, CABO-DLO, Wageningen, The Netherlands, 17- 39.

Keulen, H. van, H.G. van der Meer & I.J.M. de Boer (1996)

Nutrient balances in livestock production systems in the Netherlands. In: J. van Bruchem & A. Groen (Eds), Utilization of local feed resources in dairy cattle. Wageningen Press (in press).

Luyten, J. (1995)

Sustainable world food production and environment. Report 37, DLO-Research Institute for Agrobiology and Soil Fertility, AB-DLO, Wageningen.

Meadows, D.H., D.L. Meadows & J. Randers (1992)

Beyond the limits. Earthscan Publications Ltd., London, 300 pp.

Oram, P.A. (1988)

Moving toward sustainability. Building the Agro-ecological framework. Environment 30: 14-17, 30-36.

Østergaard, V. (1995)

Indicators to describe sustainability in dairy farming. In: Applied research for sustainable dairy farming,

Proceedings of the Symposium, May 31 - June 2, 1995. Research Station for Cattle, Sheep and Horse Husbandry, 94-97.

Pol, F. van der (1992)

Soil mining: an unseen contributor to farm income in southern Mali. Bull. 325, Royal Tropical Institute, Amsterdam, 47 pp.

Schröder J. & L. ten Holte (1992)

Stikstofbenutting en -verliezen in maïsteeltsystemen. In: H.G. van der Meer & J.H.J. Spiertz (Eds), Stikstofstromen in agro-ecosystemen. Agrobiologische Thema's 6, CABO-DLO, Wageningen, 71-85.

Stoorvogel, J.J. & E.M.A. Smaling (1990)

Assessment of soil nutrient depletion in Sub-Saharan Africa: 1983-2000. Vol. I: Main Report, Report 28, The Winand Staring Centre, Wageningen, 137 pp.

Souwerbren, P.S. (1991)

Biologisch melkveebedrijf is milieuvriendelijk, Ekoland 10: 18-20.

TAC (1987).

Sustainable agricultural development: implications for international agricultural research, TAC-Secretariat, FAO, Rome.

Tamminga, S. (1995)

AB-DLO THEMA 3 HOOFDSUK 8 hfdst8.htm

Vereijken, P.H., H. Kloen & R. Visser (1994)

Innovatieprojekt Ecologische Akkerbouw en Groenteteelt. Eerste Voortgangsrapport. In samenwerking met 10 voorhoedebedrijven in Flevoland. Rapport 28, AB-DLO, Wageningen.

WCED (1987)

Our common future. Report of the World Commission on Environment and Development. Oxford University Press, Oxford.

Wit, C.T. de (1989)

Problemen van duurzaamheid in de landbouw, Landbouwkundig Tijdschrift 101: 1820.

Wit, C.T. de (1992)

Resource use efficiency in agriculture, Agricultural Systems 40: 125-151.

Wit, J. de, J.K. Oldenbroek, H. van Keulen & D. Zwart (1995)

Criteria for sustainable livestock production: a proposal for implementation. Agriculture, Ecosystems and Environment 53: 219-229.

Wooning, A. (1992)

Le prix du bétail, de la viande, des produits laitiers et des engrais dans les pays Sahéliens. Rapports PSS, no. 1. AB- DLO, Wageningen, The Netherlands, 72 pp. + Ann.

Vorige artikel Inhoudsopgave

Figuur 1

Aanschouwelijke presentatie van de opvatting van overheid, onderzoek en agrarisch bedrijfsleven over

In document Hoe ecologisch kan de landbouw worden (pagina 141-147)