• No results found

November 1952 Henriëtte Roland Holst

In document Henriette Roland Holst · dbnl (pagina 94-101)

In memoriam

De poëzie van Henriëtte Roland Holst heeft niet het karakter van een reeks

afzonderlijke, in zichzelf besloten kunstwerken, maar is één ononderbroken belijdenis van wat haar hart bewoog. In nauwgezet zelfonderzoek heeft zij sedert haar jeugd zich rekenschap gegeven van haar gevoelens en gedachten en gedragingen; de hartstochtelijke spanning, die met dit voortdurend zelfbesef gepaard ging, is de

Niet allen kunnen strijden op één wijs noch kan op d' eigen wijze één altijd strijden, maar één ding doet allen die strijden nood t' allen tijde voor meer gerechtigheid en meer geluk op aard: zich zelven niet te zoeken, de zoete dingen van 't leven

niet liever te hebben dan 't klaar gebod van d' innerlijke stem...

Zo is het dus de zelfverloochening waarin, voor haar besef, de wezenlijke

zelfvoltooiïng bestaat. In de liefde zag zij niet maar een menselijke gevoelsverhouding of een evangelisch gebod, maar de grondwet van al het bestaande, speciaal al het levende. Trouw te zijn aan deze liefde, was dus de voorwaarde van alle zedelijk handelen en het kenmerk van de zedelijk volwassen mens. En zonder déze liefde geen inneriijke vrede, en dus geen geluk.

Toen zij had ingezien dat zelfverloochening onmogelijk verwacht kon worden van hen, die in deze maatschappij nauwelijks tot zelfbewustzijn konden komen, heeft Henriëtte Roland Holst daaruit de onvermijdelijke consequenties met de haar eigen onvoorwaardelijkheid aanvaard. In dienst van het socialisme is haar tijd, haar werkkracht, haar talent gebruikt, tot boven het mogelijke. Zij heeft aan die periode van politieke strijd de vriendschap met grote leidende figuren en het geluk van menige hoopgevende ervaring te danken. Maar reeds in 1903 stond zij voor de tragische taak de verloren spoorwegstaking als groot en glorieus te blijven zien, ondanks het vreselijke lot van de ontslagen arbeiders en hun gezinnen. Haar vrouwelijk gemoed heeft zich altijd verzet tegen de overheersing van het massale over het menselijke. Anders dan Gorter, die zich liet leiden door een toekomstvisioen dat hem in staat stelde ook de mens-vannu uitsluitend te zien in dat komende licht, was Henriëtte Roland Holst zich ervan bewust, dat het leed van de levenden haar geweten raakte. De gang der historie heeft haar telkens weer doen ervaren, dat het individuële nauwelijks belang heeft in de grote conflicten, of dit nu stakingen, oorlogen of revoluties zijn. Maar zij heeft die ervaringen nooit als beslissend aanvaard:

integendeel, bij voortduring was zij, vooral in latere jaren, zoekende naar de weg die leidt naar het geluk van állen.

Hoe diep zij verbonden was met een partij, een groep, een kring: toch bleef die voor haar een middel dat slechts bruikbaar was voorzover het doel erdoor gediend werd. Wie meent dat zij gemakkelijk omstreeks 1910 de S.D.A.P. en vijftien jaar

zij de besluiten en gedragingen van haar partijgenoten onaanvaardbaar moest achten, omdat de spanning in haarzelf tussen uiterlijk optreden en zedelijke gehoorzaamheid tot een crisis dreigde te leiden. Kon de massa niet anders, zij zelf kon ook niet anders: in zulk een schuldeloze schuld ligt de diepste tragiek. Maar welke kritiek men ook mag hebben op de vormen van haar politieke werkzaamheid, niemand is tot een oordeel in staat als hij niet uitgaat van die lichtende spreuk die zij Thomas More laat zeggen:

‘Ik erken geen trouw die bindt in het slechte’.

Als een jarenlange dialoog tussen hart en tijd, tussen ik en wereld, is de poëzie van Henriëtte Roland Holst geschreven. Deze poëzie is niet alleen een uiting van haar wezen, het is de uitdrukking van geheel haar bestaan. Haar proza verschilt niet van haar gedichten, en haar brieven verschillen niet van haar proza. Wie haar vertrouwelijk sprak, wist dat er een zeldzame eenheid was in deze zo veelzijdige vrouw, een eenheid dieper dan de tegenstellingen van hart en verstand. Haar eenvoud, die soms op het armelijke af scheen, haar deemoed die haar uiterst voorzichtig maakte in haar oordeel, haar blijdschap om de kleine genietingen van het leven

-eigenschappen die in haar laatste jaren overheersten - waren van geen andere orde dan de offervaardigheid uit haar strijdbaarder periode, haar liefde voor de armen, voor de vrouwen, voor de kinderen, en haar verrukking om de hoogste uitingen van het menselijk scheppingsvermogen in poëzie en in muziek.

Nu is de hand verstild, die meer dan een halve eeuw in karakteristieke letters getuigd heeft van wat dit grote vrouwelijke, menselijke hart bewoog. Ons volk verloor een kunstenares wier werk zal blijven leven; haar vele vrienden verliezen meer dan dat: een moederlijke vriendin, die zij dankbaar en bedroefd gedenken in duurzame genegenheid.

SONNETTEN EN VERZEN IN TERZINEN GESCHREVEN(148) 1895 1896 DE NIEUWE GEBOORT(216) 1903 1902 OPWAARTSCHE WEGEN(188) 1907 *DE OPSTANDELINGEN(128) 1910

DE VROUW IN HET WOUD(160) 1912

*THOMAS MORE(116) 1912 1913

MEILIEDEREN EN PROPAGANDA VERZEN(24) 1915

HET FEEST DER GEDACHTENIS(264)

VERZONKEN GRENZEN(128) 1918 *HET OFFER(124) 1921 *DE KINDEREN(96) 1922

*GIBEL' [=DE ONDERGANG] in: Liričeskie dramy (292) uitgave

in het Russisch

TUSSCHEN TWEE WERELDEN(112) waarin opgenomen: *Arbeid 1923

VERWORVENHEDEN(48) 1927

HELDENSAGE(124) *DE HEELING

in: Verworvenheden, 2de uitgave (56)

1928

VERNIEUWINGEN(80) 1929

*KINDEREN VAN DEZEN TIJD(68) 1931

*WIJ WILLEN NIET(64) *DE MOEDER(68) 1932

*DE ROEP DER STAD(56) 1933

*DER VROUWEN WEG(32)

TUSSCHEN TIJD EN EEUWIGHEID(72) 1934

*OPGANG TOT HET HUIS DER GEMEENSCHAP(16) *DE STEM DIE ROEPT(76)

1936

*GEDROOMD GEBEUREN(48) 1937

IN MEMORIAM[H. SNEEVLIET] (8) 1943

DE LOOP IS BIJNA VOLBRACHT(16) 1944 DE STERREN(2) rijmprent 1946 BELIJDENIS(32) UIT DE DIEPTE(96) WINTER1947 (4) 1947

IN DE WEBBE DER TIJDEN(108) 1947 1948

VROEGSTE SONNETTEN(32) 1962

JEUGDWERK1884-1892 (112) 1969 1970

PROZA

EEN WOORD AAN DE VROUWEN DER ARBEIDENDE KLASSE(20) 1898

DANTE GABRIËL ROSSETTI ALS DICHTER EN SCHILDER(1828-1882) (40)

met Richard Roland Holst

SOCIALISME EN LITERATUUR(92) 1899

VROUWEN, LUISTERT EENS! (4) 1902

ARBEIDERS EN ALCOHOL(32)

KAPITAAL EN ARBEID IN NEDERLAND(212)

DE GROOTE SPOORWEGSTAKING(24) 1903

VOLKSLEGER OF ONTWAPENING? (20)

GEEN REAKTIE? (24)

DE VROUW, DE ARBEIDSWETGEVING EN DE SOCIAALDEMOKRATIE

(36)

GENERALSTREIK UND SOZIALDEMOKRATIE(184) 1905

I. MISTICIZM V SOVREMENNOJ LITERATURE. II. METERLINK(100)

uitgave in het Russisch

SOCIAAL-DEMOKRATIE EN ANTI-MILITARISME(16) 1907

DE SOCIALISTISCHE OPVOEDING DER JEUGD(32)

ÈTJUDY O SOCIALISTICESKOJ ÈSTETIKE(36) uitgave in het Russisch

GESCHIEDENIS VAN DEN PROLETARISCHEN KLASSENSTRIJD(224) 1909

KLASSENSTRIJD IN SPANJE EN ZWEDEN(32)

REVISIONISTISCHE EN MARXISTISCHE TAKTIEK IN DE KIESRECHT-BEWEGING(84)

1910

JOSEF DIETZGENS PHILOSOPHIE GEMEINVERSTÄNDLICH ERLÄUTERT IN IHRER BEDEUTUNG FÜR DAS PROLETARIAT(100)

DE INTELLEKTUEELEN, HET KAPITALISME EN DE SOCIAALDEMOKRATIE(56)

1911

JEAN JACQUES ROUSSEAU(300 + 10) 1912

DE MAATSCHAPPELIJKE ONTWIKKELING EN DE BEVRIJDING DER VROUW(64)

1914

HET SOCIALISTISCHE PROLETARIAAT EN DE VREDE(40) 1915

WAAROM DE-MOBILISATIE? (8)

DE STRIJD TEGEN HET MILITAIRISME IN NEDERLAND(8)

WAAROM OOK SOCIAAL-DEMOCRATEN HET ‘MANIFEST DER DIENSTWEIGERAARS’ ONDERTEEKENDEN(8)

IMPERIALISME, DEMOKRATIE EN HERVORMINGEN(8) 1916

VERZAMELEN? (4)

SOLDATENPLICHT(16) 1918

binnenkant achterplat

DE VOORWAARDEN TOT HERNIEUWING DER DRAMATISCHE KUNST

(336) 1924

OVER LEVEN EN SCHOONHEID(504) 1925

COMMUNISME EN MORAAL(224)

HET HUIDIGE RUSLAND(64)

DE ONTWIKKELING VAN HET NEDERLANDSCHE KAPITALISME IN DE LAATSTE KWART-EEUW(48)

1926

DE WEG TOT EENHEID(196) 1928

SOCIALISME EN WERELDBESCHOUWING(24) 1930

GEWELD EN GEWELDLOOSHEID IN DEN STRIJD VOOR HET SOCIALISME

(48)

met Dr. Mr. J. Valkhoff

DE TAAK DER HEDENDAAGSCHE VROUW IN DE MAATSCHAPPIJ(16)

TOLSTOI(232)

DER UMSCHWUNG IN DER GEISTIGEN LAGE UND DIE NEUEN AUFGABEN DES SOZIALISMUS(56)

DE ZEKERHEID VAN HET SOCIALISME(32)

DE STRIJD OM DE JEUGD(32) 1931

GUSTAAF LANDAUER(160 + 4)

GUIDO GEZELLE(116)

GRONDSLAGEN EN PROBLEMEN DER NIEUWE KULTUUR IN SOWJET-RUSLAND(168)

1932

VLAG EN LADING(16)

BROEDERSCHAP IN DE LEVENSPRAKTIJK(56) met Dr. H.P. Berlage,

Kunst en broederschap

1933

HERMAN GORTER(160)

DE KRISIS DER WESTERSCHE KULTUUR(68)

STERFT, OUDE VORMEN EN GEDACHTEN! (16) 1934

TELEURGESTELDEN? (4)

OVER ANTIMILITARISTISCHE STRIJDMIDDELEN EN HUN GEBRUIK(8)

ROSA LUXEMBURG(324 + 2) 1935

POËZIE EN MAATSCHAPPELIJKE VERNIEUWING(96)

CLARA MEIJER-WICHMANN HERDACHT(48) 1937

KINDERJAREN EN JEUGD VAN R.N. ROLAND HOLST(132 + 10) 1940 1941

TEGEN HAAT EN WRAAK(4)

onder pseudoniem In liefde bloeiende

EEN OVERGANG TOT HET SOCIALISME(96) 1945

VAN DE SCHADUW NAAR HET LICHT(48) 1946

GANDHI(212) 1947

KEUR UIT DE GEDICHTEN VAN HENRIETTE ROLAND HOLST(164 + 4)

verzorgd door S.A. Baelde

1928

LYRIEK VAN HENR. ROLAND HOLST(148) verzorgd door Dr. Rob.

Antonissen

1945

BLOEMLEZING UIT DE GEDICHTEN VAN HENRIËTTE ROLAND HOLST

(204 + 8) verzorgd door dr G. Stuiveling 1951

VIERENTWINTIG SONNETTEN VAN HENRIËTTE ROLAND HOLST(32)

verzorgd door Garmt Stuiveling

1954

PORTRETTEN EN VERZEN VAN HENRIËTTE ROLAND HOLST(40)

verzorgd door Garmt Stuiveling

1959

OVER HENRIETTE ROLAND HOLST VERSCHEEN O.M. AFZONDERLIJK:

KRITIEK OP DE PROLETARISCHE MORAAL VAN MEVROUW ROLAND HOLST(200) door S.R. Steinmetz

1905

DE ZIELEGANG VAN H. ROLAND HOLST(96) door Bernard Verhoeven 1925

OVER HENRIËTTE ROLAND HOLST(20 + 4) door J. Greshoff 1934

INLEIDING TOT DE POËZIE VAN HENRIËTTE ROLAND HOLST(112)

door Meia Kaas Albarda

1935

HENRIËTTE ROLAND HOLST IN HAAR STRIJD OM GEMEENSCHAP(296)

door Dr. K.F. Proost

1937

MESSIAANSCH VERLANGEN(312 + 2)

door Dr K.H. Miskotte

1941

HET JEUGDWERK VAN HENRIËTTE ROLAND HOLST GEZIEN IN VERBAND MET DE TIJD VAN ONTSTAAN(284 + 2)

door Margaretha Maria Ariëns

1943

HERMAN GORTER EN HENRIËTTE ROLAND HOLST(644 + 4)

door Dr. Rob. Antonissen

1946

HENRIËTTE ROLAND HOLST(228 + 16)

door Dr J.P. van Praag

BEELDSPRAAK, KLANK EN BOUW VAN ‘DE NIEUWE GEBOORT’ (32)

door Th. Weevers

1957

HENRIËTTE ROLAND HOLST(52)

door Wim J. Simons

In document Henriette Roland Holst · dbnl (pagina 94-101)