In memoriam
De poëzie van Henriëtte Roland Holst heeft niet het karakter van een reeks
afzonderlijke, in zichzelf besloten kunstwerken, maar is één ononderbroken belijdenis van wat haar hart bewoog. In nauwgezet zelfonderzoek heeft zij sedert haar jeugd zich rekenschap gegeven van haar gevoelens en gedachten en gedragingen; de hartstochtelijke spanning, die met dit voortdurend zelfbesef gepaard ging, is de
Niet allen kunnen strijden op één wijs noch kan op d' eigen wijze één altijd strijden, maar één ding doet allen die strijden nood t' allen tijde voor meer gerechtigheid en meer geluk op aard: zich zelven niet te zoeken, de zoete dingen van 't leven
niet liever te hebben dan 't klaar gebod van d' innerlijke stem...
Zo is het dus de zelfverloochening waarin, voor haar besef, de wezenlijke
zelfvoltooiïng bestaat. In de liefde zag zij niet maar een menselijke gevoelsverhouding of een evangelisch gebod, maar de grondwet van al het bestaande, speciaal al het levende. Trouw te zijn aan deze liefde, was dus de voorwaarde van alle zedelijk handelen en het kenmerk van de zedelijk volwassen mens. En zonder déze liefde geen inneriijke vrede, en dus geen geluk.
Toen zij had ingezien dat zelfverloochening onmogelijk verwacht kon worden van hen, die in deze maatschappij nauwelijks tot zelfbewustzijn konden komen, heeft Henriëtte Roland Holst daaruit de onvermijdelijke consequenties met de haar eigen onvoorwaardelijkheid aanvaard. In dienst van het socialisme is haar tijd, haar werkkracht, haar talent gebruikt, tot boven het mogelijke. Zij heeft aan die periode van politieke strijd de vriendschap met grote leidende figuren en het geluk van menige hoopgevende ervaring te danken. Maar reeds in 1903 stond zij voor de tragische taak de verloren spoorwegstaking als groot en glorieus te blijven zien, ondanks het vreselijke lot van de ontslagen arbeiders en hun gezinnen. Haar vrouwelijk gemoed heeft zich altijd verzet tegen de overheersing van het massale over het menselijke. Anders dan Gorter, die zich liet leiden door een toekomstvisioen dat hem in staat stelde ook de mens-vannu uitsluitend te zien in dat komende licht, was Henriëtte Roland Holst zich ervan bewust, dat het leed van de levenden haar geweten raakte. De gang der historie heeft haar telkens weer doen ervaren, dat het individuële nauwelijks belang heeft in de grote conflicten, of dit nu stakingen, oorlogen of revoluties zijn. Maar zij heeft die ervaringen nooit als beslissend aanvaard:
integendeel, bij voortduring was zij, vooral in latere jaren, zoekende naar de weg die leidt naar het geluk van állen.
Hoe diep zij verbonden was met een partij, een groep, een kring: toch bleef die voor haar een middel dat slechts bruikbaar was voorzover het doel erdoor gediend werd. Wie meent dat zij gemakkelijk omstreeks 1910 de S.D.A.P. en vijftien jaar
zij de besluiten en gedragingen van haar partijgenoten onaanvaardbaar moest achten, omdat de spanning in haarzelf tussen uiterlijk optreden en zedelijke gehoorzaamheid tot een crisis dreigde te leiden. Kon de massa niet anders, zij zelf kon ook niet anders: in zulk een schuldeloze schuld ligt de diepste tragiek. Maar welke kritiek men ook mag hebben op de vormen van haar politieke werkzaamheid, niemand is tot een oordeel in staat als hij niet uitgaat van die lichtende spreuk die zij Thomas More laat zeggen:
‘Ik erken geen trouw die bindt in het slechte’.
Als een jarenlange dialoog tussen hart en tijd, tussen ik en wereld, is de poëzie van Henriëtte Roland Holst geschreven. Deze poëzie is niet alleen een uiting van haar wezen, het is de uitdrukking van geheel haar bestaan. Haar proza verschilt niet van haar gedichten, en haar brieven verschillen niet van haar proza. Wie haar vertrouwelijk sprak, wist dat er een zeldzame eenheid was in deze zo veelzijdige vrouw, een eenheid dieper dan de tegenstellingen van hart en verstand. Haar eenvoud, die soms op het armelijke af scheen, haar deemoed die haar uiterst voorzichtig maakte in haar oordeel, haar blijdschap om de kleine genietingen van het leven
-eigenschappen die in haar laatste jaren overheersten - waren van geen andere orde dan de offervaardigheid uit haar strijdbaarder periode, haar liefde voor de armen, voor de vrouwen, voor de kinderen, en haar verrukking om de hoogste uitingen van het menselijk scheppingsvermogen in poëzie en in muziek.
Nu is de hand verstild, die meer dan een halve eeuw in karakteristieke letters getuigd heeft van wat dit grote vrouwelijke, menselijke hart bewoog. Ons volk verloor een kunstenares wier werk zal blijven leven; haar vele vrienden verliezen meer dan dat: een moederlijke vriendin, die zij dankbaar en bedroefd gedenken in duurzame genegenheid.
SONNETTEN EN VERZEN IN TERZINEN GESCHREVEN(148) 1895 1896 DE NIEUWE GEBOORT(216) 1903 1902 OPWAARTSCHE WEGEN(188) 1907 *DE OPSTANDELINGEN(128) 1910
DE VROUW IN HET WOUD(160) 1912
*THOMAS MORE(116) 1912 1913
MEILIEDEREN EN PROPAGANDA VERZEN(24) 1915
HET FEEST DER GEDACHTENIS(264)
VERZONKEN GRENZEN(128) 1918 *HET OFFER(124) 1921 *DE KINDEREN(96) 1922
*GIBEL' [=DE ONDERGANG] in: Liričeskie dramy (292) uitgave
in het Russisch
TUSSCHEN TWEE WERELDEN(112) waarin opgenomen: *Arbeid 1923
VERWORVENHEDEN(48) 1927
HELDENSAGE(124) *DE HEELING
in: Verworvenheden, 2de uitgave (56)
1928
VERNIEUWINGEN(80) 1929
*KINDEREN VAN DEZEN TIJD(68) 1931
*WIJ WILLEN NIET(64) *DE MOEDER(68) 1932
*DE ROEP DER STAD(56) 1933
*DER VROUWEN WEG(32)
TUSSCHEN TIJD EN EEUWIGHEID(72) 1934
*OPGANG TOT HET HUIS DER GEMEENSCHAP(16) *DE STEM DIE ROEPT(76)
1936
*GEDROOMD GEBEUREN(48) 1937
IN MEMORIAM[H. SNEEVLIET] (8) 1943
DE LOOP IS BIJNA VOLBRACHT(16) 1944 DE STERREN(2) rijmprent 1946 BELIJDENIS(32) UIT DE DIEPTE(96) WINTER1947 (4) 1947
IN DE WEBBE DER TIJDEN(108) 1947 1948
VROEGSTE SONNETTEN(32) 1962
JEUGDWERK1884-1892 (112) 1969 1970
PROZA
EEN WOORD AAN DE VROUWEN DER ARBEIDENDE KLASSE(20) 1898
DANTE GABRIËL ROSSETTI ALS DICHTER EN SCHILDER(1828-1882) (40)
met Richard Roland Holst
SOCIALISME EN LITERATUUR(92) 1899
VROUWEN, LUISTERT EENS! (4) 1902
ARBEIDERS EN ALCOHOL(32)
KAPITAAL EN ARBEID IN NEDERLAND(212)
DE GROOTE SPOORWEGSTAKING(24) 1903
VOLKSLEGER OF ONTWAPENING? (20)
GEEN REAKTIE? (24)
DE VROUW, DE ARBEIDSWETGEVING EN DE SOCIAALDEMOKRATIE
(36)
GENERALSTREIK UND SOZIALDEMOKRATIE(184) 1905
I. MISTICIZM V SOVREMENNOJ LITERATURE. II. METERLINK(100)
uitgave in het Russisch
SOCIAAL-DEMOKRATIE EN ANTI-MILITARISME(16) 1907
DE SOCIALISTISCHE OPVOEDING DER JEUGD(32)
ÈTJUDY O SOCIALISTICESKOJ ÈSTETIKE(36) uitgave in het Russisch
GESCHIEDENIS VAN DEN PROLETARISCHEN KLASSENSTRIJD(224) 1909
KLASSENSTRIJD IN SPANJE EN ZWEDEN(32)
REVISIONISTISCHE EN MARXISTISCHE TAKTIEK IN DE KIESRECHT-BEWEGING(84)
1910
JOSEF DIETZGENS PHILOSOPHIE GEMEINVERSTÄNDLICH ERLÄUTERT IN IHRER BEDEUTUNG FÜR DAS PROLETARIAT(100)
DE INTELLEKTUEELEN, HET KAPITALISME EN DE SOCIAALDEMOKRATIE(56)
1911
JEAN JACQUES ROUSSEAU(300 + 10) 1912
DE MAATSCHAPPELIJKE ONTWIKKELING EN DE BEVRIJDING DER VROUW(64)
1914
HET SOCIALISTISCHE PROLETARIAAT EN DE VREDE(40) 1915
WAAROM DE-MOBILISATIE? (8)
DE STRIJD TEGEN HET MILITAIRISME IN NEDERLAND(8)
WAAROM OOK SOCIAAL-DEMOCRATEN HET ‘MANIFEST DER DIENSTWEIGERAARS’ ONDERTEEKENDEN(8)
IMPERIALISME, DEMOKRATIE EN HERVORMINGEN(8) 1916
VERZAMELEN? (4)
SOLDATENPLICHT(16) 1918
binnenkant achterplat
DE VOORWAARDEN TOT HERNIEUWING DER DRAMATISCHE KUNST
(336) 1924
OVER LEVEN EN SCHOONHEID(504) 1925
COMMUNISME EN MORAAL(224)
HET HUIDIGE RUSLAND(64)
DE ONTWIKKELING VAN HET NEDERLANDSCHE KAPITALISME IN DE LAATSTE KWART-EEUW(48)
1926
DE WEG TOT EENHEID(196) 1928
SOCIALISME EN WERELDBESCHOUWING(24) 1930
GEWELD EN GEWELDLOOSHEID IN DEN STRIJD VOOR HET SOCIALISME
(48)
met Dr. Mr. J. Valkhoff
DE TAAK DER HEDENDAAGSCHE VROUW IN DE MAATSCHAPPIJ(16)
TOLSTOI(232)
DER UMSCHWUNG IN DER GEISTIGEN LAGE UND DIE NEUEN AUFGABEN DES SOZIALISMUS(56)
DE ZEKERHEID VAN HET SOCIALISME(32)
DE STRIJD OM DE JEUGD(32) 1931
GUSTAAF LANDAUER(160 + 4)
GUIDO GEZELLE(116)
GRONDSLAGEN EN PROBLEMEN DER NIEUWE KULTUUR IN SOWJET-RUSLAND(168)
1932
VLAG EN LADING(16)
BROEDERSCHAP IN DE LEVENSPRAKTIJK(56) met Dr. H.P. Berlage,
Kunst en broederschap
1933
HERMAN GORTER(160)
DE KRISIS DER WESTERSCHE KULTUUR(68)
STERFT, OUDE VORMEN EN GEDACHTEN! (16) 1934
TELEURGESTELDEN? (4)
OVER ANTIMILITARISTISCHE STRIJDMIDDELEN EN HUN GEBRUIK(8)
ROSA LUXEMBURG(324 + 2) 1935
POËZIE EN MAATSCHAPPELIJKE VERNIEUWING(96)
CLARA MEIJER-WICHMANN HERDACHT(48) 1937
KINDERJAREN EN JEUGD VAN R.N. ROLAND HOLST(132 + 10) 1940 1941
TEGEN HAAT EN WRAAK(4)
onder pseudoniem In liefde bloeiende
EEN OVERGANG TOT HET SOCIALISME(96) 1945
VAN DE SCHADUW NAAR HET LICHT(48) 1946
GANDHI(212) 1947
KEUR UIT DE GEDICHTEN VAN HENRIETTE ROLAND HOLST(164 + 4)
verzorgd door S.A. Baelde
1928
LYRIEK VAN HENR. ROLAND HOLST(148) verzorgd door Dr. Rob.
Antonissen
1945
BLOEMLEZING UIT DE GEDICHTEN VAN HENRIËTTE ROLAND HOLST
(204 + 8) verzorgd door dr G. Stuiveling 1951
VIERENTWINTIG SONNETTEN VAN HENRIËTTE ROLAND HOLST(32)
verzorgd door Garmt Stuiveling
1954
PORTRETTEN EN VERZEN VAN HENRIËTTE ROLAND HOLST(40)
verzorgd door Garmt Stuiveling
1959
OVER HENRIETTE ROLAND HOLST VERSCHEEN O.M. AFZONDERLIJK:
KRITIEK OP DE PROLETARISCHE MORAAL VAN MEVROUW ROLAND HOLST(200) door S.R. Steinmetz
1905
DE ZIELEGANG VAN H. ROLAND HOLST(96) door Bernard Verhoeven 1925
OVER HENRIËTTE ROLAND HOLST(20 + 4) door J. Greshoff 1934
INLEIDING TOT DE POËZIE VAN HENRIËTTE ROLAND HOLST(112)
door Meia Kaas Albarda
1935
HENRIËTTE ROLAND HOLST IN HAAR STRIJD OM GEMEENSCHAP(296)
door Dr. K.F. Proost
1937
MESSIAANSCH VERLANGEN(312 + 2)
door Dr K.H. Miskotte
1941
HET JEUGDWERK VAN HENRIËTTE ROLAND HOLST GEZIEN IN VERBAND MET DE TIJD VAN ONTSTAAN(284 + 2)
door Margaretha Maria Ariëns
1943
HERMAN GORTER EN HENRIËTTE ROLAND HOLST(644 + 4)
door Dr. Rob. Antonissen
1946
HENRIËTTE ROLAND HOLST(228 + 16)
door Dr J.P. van Praag
BEELDSPRAAK, KLANK EN BOUW VAN ‘DE NIEUWE GEBOORT’ (32)
door Th. Weevers
1957
HENRIËTTE ROLAND HOLST(52)
door Wim J. Simons