• No results found

Non responsanalyse

In document Geschillen in het MKB (pagina 121-125)

Om meer grip te krijgen op de representativiteit van de verzamelde gegevens is onderzocht in hoeverre participerende bedrijven afwijken van bedrijven die niet hebben deelgenomen aan de enquête. Het meest relevante onderwerp hierbij is het al dan niet hebben van een conflict. Van meet af aan was dit een zorgpunt: zullen bedrijven zonder conflicten wel meewerken aan het onderzoek? In de aan-schrijfbrief (zie bijlage 2) is dan ook benadrukt dat we ook geïnteresseerd zijn in de mening van bedrijven zonder conflicten: “Ook als u geen conflicten heeft gehad, willen we graag uw mening weten.”

De non-responsanalyses in deze bijlage kennen twee invalshoeken.

Eerst gaan we na in hoeverre late respons afwijkt van vroege respons. Overeen-komsten en afwijkingen zijn een indicatie voor de representativiteit van de gege-vens (studer e.a., 2013). Ten tweede wordt gekeken hoe deelnemende bedrijven afwijken van niet-deelnemende bedrijven wat betreft de economische sector, de omzet en rechtspersoonlijkheid.

Vroege en late respons

Om na te gaan of het onderhavige onderzoek een adequate vertegenwoordiging kent van bedrijven met en zonder conflicten, is een vergelijking gemaakt van vroe-ge en late inzendinvroe-gen. Het methodologische idee hierachter is dat late inzenders waarschijnlijk veel lijken op bedrijven die niet meedoen aan de enquête. Om deze vergelijking te kunnen maken, hebben we de verstreken tijd na het ‘live’ gaan van de enquête omgezet in het aantal verstreken dagen en dit vervolgens ingedeeld in tien groepen. De groepen omvatten tekens een zo gelijk mogelijke vertegenwoordi-ging van het aantal responderende bedrijven. Figuur b1 laat het percentage bedrij-ven met een conflict zien voor elk van deze tien categorieën (percentielen).

Wat opvalt in de figuur is dat bedrijven die de eerste drie weken hebben meegedaan aan de enquête, gemiddeld een wat hogere kans op een conflict kennen ten opzich-te van de bedrijven die na drie weken hebben deelgenomen (een verschil van 11 procentpunten, t = 4,37 ; p < ,001). Na drie weken is het beeld evenwel vrij sta-biel: Hoewel er twee uitschieters naar beneden zijn (24% en 28%), is het percen-tage bedrijven met een conflict in de andere categorieën nagenoeg gelijk (tussen 33% en 36%). Mochten bedrijven onder de non-respons lijken op de groep bedrij-ven die pas na drie weken hebben meegedaan aan het onderzoek, dan is er vrijwel geen vertekend beeld van de resultaten (hoofdstuk drie rapporteert een conflictkans van 35% voor de gehele populatie; de late groep ligt tussen 33% en 36%).

Verder blijkt het laatste percentiel bedrijven (36% bedrijven met conflicten) statistisch niet af te wijken van het eerste percentiel (39% bedrijven met conflicten; t = -0.13 ; p = .45). Ook dit is wat betreft de representativiteit van onze gegevens een bemoedigend resultaat.

Figuur b1 Percentage bedrijven met conflicten voor naar responstijd in tien categorieën (percentielen)

Figuur b2 Verdeling over de tien economische sectoren van respons en non-respons 39 49 44 33 33 34 24 34 28 36 0 10 20 30 40 50 60 dag 1-2 dag 3-9 dag 9-21 dag 21-29 dag 29-31 dag 31-41 dag 41-43 dag 43-49 dag 49-54 dag 54-66 6 23 20 4 5 8 2 25 7 2 6 11 23 4 5 7 2 34 6 1 0 5 10 15 20 25 30 35 40 c f g h i j l m n s Respons Non-respons

Economische sector

In figuur b2 wordt weergegeven in hoeverre de non-respons afwijkt van de respons wat betreft de economische sector. De verschillen zijn statistisch significant (chi2(9) = 121; p < ,001). Wat vooral opvalt is dat de sector F onder- en de sector M over-vertegenwoordigd is in de respons (F = bouwnijverheid; M = advisering, onderzoek en overige specialistische zakelijke dienstverlening). De kans op een conflict in deze twee sectoren wordt geschat op respectievelijk 31% en 43%. Hoewel deze analyse dus een oververtegenwoordiging van het aandeel bedrijven met een conflict in ons gegevensbestand impliceert, blijft de grootte van deze bias –mocht hier sprake van zijn- zeer waarschijnlijk beperkt tot enkele procenten.

Wordt alleen gekeken naar de andere acht economische sectoren (dus zonder sector F en M), dan blijkt de respons statistisch niet significant te verschillen van de non-respons (chi2(7) = 12 ; p = .11).

Omzet

De omzet van de bedrijven binnen de non-respons is als volgt vergeleken met de omzet van de bedrijven onder de responderende bedrijven. Vanwege de zeer sche-ve sche-verdeling van de omzet is voor het toetsen op sche-verschillen de variabele omzet eerst omgezet naar een variabele die de natuurlijke logaritme van dit kenmerk om-vat. Uit een t-toets kwam vervolgens naar voren dat responderende bedrijven in omzet verschillen van niet-responderende bedrijven (t (3410) = -9,51 ; p < ,001). Het absolute verschil tussen de twee groepen is echter gering (teruggerekend naar euro is het verschil € 37.000) . Gezien de verdeling in conflictkans naar omzet (zie hoofdstuk 3), zijn er weinig redenen om te twijfelen aan de representativiteit van onze gegevens.

Rechtspersoonlijkheid

Tot slot is nog gekeken naar de rechtspersoonlijkheid. Zie figuur b3. De non-respons blijkt wat meer eenmanszaken te omvatten en de respons iets meer VOF’s en BV’s. Het verschil tussen deze twee verdelingen is statistisch significant (chi2 (3) = 92,6;

p < ,001). Het aandeel bedrijven met conflicten is onder BV’s (45%) hoger dan

on-der eenmanszaken (31%). Deze verdeling van rechtspersoonlijkheden in ons gege-vensbestand suggereert een geringe, maar geen zorgwekkende overrapportage van het aandeel bedrijven met conflicten.

Conclusie

De non-respons analyse in deze bijlage geeft het beeld dat er mogelijk vertekenin-gen bestaan, maar dat deze vertekeninvertekenin-gen in grootte waarschijnlijk zeer beperkt zullen blijven. Al met al versterkt deze analyse ons vertrouwen in de representati-viteit van de gegevens waar we onze analyse op uitvoeren.

Figuur b3 Verdeling over rechtsvorm van respons en non-respons 74 13 12 1 60 17 21 2 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Eenmanszaak Vennootschap onder Firma Besloten Vennootschap Anders

In document Geschillen in het MKB (pagina 121-125)