• No results found

Nodig leraren, ouders, directie en

medewerkers uit bij activiteiten voor leerlingen.

Bijlage 4: Samenvatting interviews

Alle ouders geven aan positief contact te hebben met de leerkrachten. Volgens de ouders zijn er genoeg informele momenten, dit contact wordt volgens de ouders wel vooral vanuit de ouder geïnitieerd. Ze geven ook aan dat de leerkrachten altijd wel even tijd voor hun heeft. Er is voor de ouders niet echt behoefte voor meer informele momenten, wel geven twee van de ouders aan dat de formele momenten, zoals de tienminutengesprekken, meer of langer zouden mogen. Zo zegt een van de ouders: “Tien minuten is natuurlijk nooit lang genoeg om het over het over je kind te hebben.” Ook een van de leerkrachten geeft aan dat het

gesprekken vaak veel te kort zijn.

Niet alleen de ouders, maar ook de leerkrachten geven aan dat ze over het algemeen open contact hebben met de ouders. Wel geeft één van de leerkrachten aan dat er soms incidenten zijn waarbij het contact niet goed verloopt, zo zegt de leerkracht hier bijvoorbeeld over: “Dit is de eerste groep waar het begint en dat moeten sommige ouders nog even leren hoe ze tegen een leerkracht spreken”. Hier wordt dan ook met ouders (eventueel in het bijzijn van de directie) over gesproken. In principe geven de leerkrachten ook aan dat er genoeg tijd is voor het contact met de ouders, wel wordt er opgemerkt dat wanneer je een groep hebt die niet goed loopt, dit veel energie van je vraagt en daardoor het contact met ouders minder wordt.

Er zou volgens een van de leerkrachten nog wel winst te behalen zijn in de manier waarop je een ouder bereikt. Vooral wanneer er de volgende dag een andere leerkracht voor de klas staat en er iets gebeurd is in de klas, waar een ouder redelijk snel over geïnformeerd moet worden. Zij zou graag willen dat er een manier is waarop je de ouders wel zeker bereikt, maar bijvoorbeeld niet stoort op hun werk.

Ouders geven aan dat er rekening wordt gehouden met hun situatie en capaciteiten. Leerkrachten geven ook aan dat ze dit proberen te doen. Zo geeft één leerkracht het voorbeeld

dat ze zelf de boodschappen doet voor een ouder die bij een activiteit wil komen koken en niet weet wat ze moet maken, terwijl andere ouders dit wel zelf doen. Om het zo voor sommige ouders heel laagdrempelig te houden.

Andere manieren waarop leerkrachten rekening houding met ouders is door te vragen hoe het gaat als een leerkracht weet dat de ouder in een lastige situatie zit of door meer tijd te nemen voor ouders om wegwijs te maken in de school, als zij vanuit een ander land komen. Als ouders veel werken, wordt er vanuit de leerkracht ook minder aanwezigheid verwacht op school. Daarnaast wordt genoemd dat wanneer je weet dat er ouders zijn die minder makkelijk hun kind laten meegaan op een schoolreisje of naar een feest laten komen of iets dergelijks, leerkrachten van te voren die ouder nog een keer extra vertellen dat er iets bijzonders aankomt en precies vertellen wat ze gaan doen.

De leerkrachten hebben allemaal een aantal strategieën hoe ze met bepaalde ouders omgaan. Eén van de leerkrachten noemt ook dat zij de situatie probeert in te schatten en hier rekening mee houdt. Ze noemen wel veelal andere strategieën. Zo noemen er twee

leerkrachten dat wanneer ze ouders vaak negatief nieuws brengen, ze vaak beginnen met iets positiefs of op andere momenten het positieve benadrukken. Verder wordt het luisteren naar ouders genoemd en daarbij proberen te achterhalen wat de verwachtingen van ouders zijn. Daarnaast wordt er genoemd dat de leerkracht veel aandacht geeft aan ouders die weinig betrokken zijn, als ze er wel zijn. Als laatst wordt nog genoemd dat wanneer ouders moeilijk te bereiken zijn of het vermoeden er is dat ze misschien de afspraak niet nakomen, de

leerkracht hen even extra aanspreekt als herinnering.

Als leerkrachten het met collega’s over ouderbetrokkenheid hebben gaat dit vooral over de ergernissen dat er bijvoorbeeld te weinig ouders zijn voor een schoolreisje en dat altijd dezelfde ouders niet komen bij activiteiten. In die gesprekken wordt er ook gesproken over praktische oplossingen. In teambesprekingen, studiedagen of vergaderingen wordt er niet

echt gesproken over welke manieren er zijn om ouders meer betrokken te maken. Maar er worden soms wel korte trainingen gegeven over bijvoorbeeld hoe je ouders benadert over probleemgedrag of wordt het onderwerp besproken er iets aan de hand is, bijvoorbeeld wanneer met een schoolreisje opeens wel veel ouders mee willen en niet iedereen mee kan. Dan wordt er in het team besproken hoe zij hiermee om kunnen gaan.

Over bij wie de taak van de opvoeding ligt, bij de school of de ouders, zijn er wisselende meningen. De opvoeding wordt door één van de ouders als gezamenlijk gezien. De andere ouders zien het vooral als een taak voor thuis, maar vinden het wel fijn als de school hieraan bijdraagt. Ook bij de leerkrachten is het wisselend. Eén van de leerkrachten zegt bijvoorbeeld: Ik vind dat ouders opvoeden, ik wel best 20% doen ongeveer, maar ik ben leerkracht geworden en ik ben niet een maatschappelijk werker van de opvoedpoli geworden. De andere twee leerkrachten willen vooral dat het als een gezamenlijke taak wordt zien. Eén van de leerkrachten zegt hierover: Het is het mooiste als je het als gezamenlijk ziet’. Deze leerkrachten geven wel aan dat niet alle ouders dat zo zien.

Ouders geven aan dat hun ideeën over de opvoeding overeenkomen met de school. Twee van de leerkrachten geven aan dat dit meestal wel zo is, maar niet altijd. De andere leerkracht noemt vooral dat de ideeën van ouders over de opvoeding heel verschillend zijn. Als leerkrachten merken dat de opvoeding thuis anders is dan op school, wordt hier soms het gesprek over aangegaan. Vaak wanneer een leerkracht het niet eens is met de manier van opvoeden thuis, bijvoorbeeld wanneer een kind op school al ergens voor is gestraft en daar thuis nog eens voor gestraft wordt. Ook geeft een leerkracht aan dat ze over de opvoeding praten wanneer zij of een collega zich zorgen maken over een gezin. Eén van de leerkrachten noemt dat zij vaak er alleen een opmerking overmaakt, maar hier niet echt in gesprek over gaat. Een andere leerkrachten geeft aan dat ouders wel eens advies vragen of zeggen dat ze iets zien wat ze thuis ook gaan proberen, op die manier gaat zij wel in gesprek over de

opvoeding. Dit gebeurt ook wanneer ouders opmerkingen hebben over hoe het er op school aan toe gaat, bijvoorbeeld als zij vinden dat er teveel regeltjes zijn. Eén van de leerkrachten zegt ook over het verschil in de manier van opvoeden en hoe ermee om te gaan: “Het is toch proberen kanten van elkaar te vinden die gelijk zijn”. Dit past zij toe in de klas, maar niet in gesprek met ouders.

Drie van de ouders geven aan dat de school enigszins weet wat hun ideeën over de opvoeding zijn doordat ze zich kleine dingen wel begrepen voelen, door wat een leerkracht ziet in de klas als ze hun kind komen brengen of doordat ze zelf vaak hun mening vertellen. Eén van de ouders geeft aan dat de leerkracht dit heel goed weet. Ze zegt op de vraag of de leerkracht zicht heeft op hoe zij denkt over de opvoeding: “Daar zijn ze goed op de hoogte van, ja”. Leerkrachten geven aan dat er veel verschillende ouders met veel verschillende ideeën zijn, dus dat het nooit helemaal mogelijk is om al die ideeën te weten. Maar dat ze vaak wel een globaal beeld ervan hebben. Ook komt dit volgens een van de leerkrachten in het startgesprek naar voren, daarin vertelt een ouder over zijn of haar kind. Eén leerkracht zegt daarover: “Dat is vaak een heel fijn gesprek omdat je als leerkracht niet zoveel hoeft te zeggen en de ouder de kans krijgt om te vertellen hoe hij of zij naar zijn kind kijkt”. Dit komt ook doordat leerkrachten bijvoorbeeld zien hoe een kind met ouders de klas in komt of hoe ouders reageren als een kind speelafspraken wil maken en of ze dit wel of niet stimuleren. Zo komen er achter,door te kijken en te luisteren. Wel geven de ouders en leerkrachten aan dat ze het hier vaak niet expliciet over hebben. Wel bij een ouder waarbij het gedrag van haar kind opvalt en hier dus wel met school over gesproken wordt hoe ze dit samen kunnen veranderen.

Tussen leerkrachten en ouders wordt er weinig gesproken over ouderbetrokkenheid. Als het besproken wordt gaat het voornamelijk over praktische zaken, bijvoorbeeld wanneer iemand merkt dat er te weinig mensen zijn voor een activiteiten of iets dergelijks. Een ouder

zegt er bijvoorbeeld over: “In feite heb je het er dan over, maar t zijn niet hele diepe gesprekken ofzo”.

Leerkrachten geven aan dat bij de informatieavond de verwachtingen over

ouderbetrokkenheid worden besproken, maar dat deze slecht bezocht worden. Ook tijdens een startgesprek worden verwachtingen over de taken van een ouder en een leerkracht besproken. Dit wordt gedaan in een omgekeerd tienminuten gesprek, de ouder vertelt daarin vooral. Bij alle nieuw ouders is er een uitgebreid intake gesprek en daar wordt bijvoorbeeld de manier van communiceren besproken en bij welke activiteiten van school zij verwacht worden te komen. De leerkrachten bespreken dit, behalve op de informatieavond eigenlijk niet

preventief. Wel geeft een van de leerkrachten aan dat ze complimenten geeft aan ouders over een positieve manier van communiceren bijvoorbeeld: “Wat fijn dat we er zo goed over kunnen praten”.

De ouders geven aan vooral schriftelijk te worden uitgenodigd door leerkrachten voor vrijwilligerswerk of speciale gelegenheden op school. Er worden voorbeelden genoemd zoals sportdagen, schoolreisjes, thema afsluitingen, schooltuinen. Dit gebeurt via intekenlijsten, nieuwsbrief via de site en mail en Parro, dit is een app voor de communicatie tussen school en ouders. Sommige ouders komen ook zelf naar de leerkracht toe om te vragen of ze mee mogen bij een activiteit of met de vraag of er nog hulp nodig is. Een van de ouders geeft ook aan dat ze toen haar kind in de onderbouw zat, zij heel actief was, maar doordat haar kind nu aangeeft dat er ook weleens een andere ouder mee kan, ze ook minder actief is. Eén van de ouders geeft aan dat door de hoeveelheid digitale informatie zij dingen soms vergeet en dat ze het zelf fijn zou vinden als er bijvoorbeeld een briefje op de deur zou hangen als herinnering.

Ook de leerkrachten geven aan dat ze ouders vooral schriftelijk uitnodigen, wel geeft één van de leerkrachten aan dat ze naast de genoemde manieren ook nog een

kinderen uitnodigen, één van de leerkrachten doet dit vooral als er tekort is aan ouders. Leerkrachten geven aan dat ze bij vrijwilligerswerk meestal ouders niet persoonlijk

uitnodigen omdat er vaak genoeg ouders zijn die wel willen helpen. Eén van de leerkrachten voegt daar wel aan toe: “Dat zijn natuurlijk altijd dezelfde”. Als het wel nodig is zegt ze dat ze het eerst via de kinderen probeert en daarna pas de ouders zelf benadert. Een andere

leerkracht doet dit via de klassenouder. Niet alle klassen hebben klassenouders, dit komt in de ene klas in ieder geval door gebrek aan motivatie ouders. Bij de vraag aan een leerkracht of ze ouders vraagt die nooit meegaat zegt ze: “Nee, ik ben wel precies bij welke ouders ik wel of niet vraag”. Maar ze geeft wel aan dat iedereen die wil welkom is. Een andere leerkracht zegt daarover: “Alle ouders krijgen even veel kans om zich aan te melden, als ze daar niet op in gaan is dat ook eigenlijk een beetje hun ding.”

Als ouders niet komen op momenten dat ze echt verwacht worden, zoals

rapportgesprekken, worden ze aangesproken of opgebeld en wordt er een nieuwe afspraak gemaakt. Voor activiteiten die bedoeld zijn voor alle kinderen en ouders, zoals een lentefeest of een thema-afsluiting worden ouders bijna nooit persoonlijk uitgenodigd, ook de ouders die er (bijna) nooit zijn niet. Er wordt ook benoemt dat bepaalde ouders pas gezien worden bij het adviesgesprek in groep 7. Een van de leerkrachten zegt nog wel dat de ouders die betrokken zijn ook echt betrokken zijn, zij hebben echt hart voor de school. Wat verder nog opvallend is, is dat een van de leerkrachten aangeeft dat de betrokkenheid minder wordt, volgens haar komt dit omdat meer ouders werken of er geen zin meer in hebben. Eén van de leerkrachten merkt ook nog op dat ouders weten niet goed weten wat er gebeurt in de klas, zij hebben hier geen beeld van.

Ouders geven aan dat ze niet weten wat het beleid rondom ouderbetrokkenheid is. Op de vraag of de ouder weet wat het beleid is van de school, werd bijvoorbeeld het volgende antwoord gegeven: ‘dat weet ik niet’. Twee van de ouders geven wel aan dat ze denken dat de

school ouderbetrokkenheid belang vindt en dat het vast ergens goed opgeschreven is. Leerkrachten hebben het beleid ook niet helemaal duidelijk. Eén van de leerkrachten geeft zelfs aan dat zij denkt dat er geen beleid is rondom ouderbetrokkenheid. Wel wordt er genoemd dat er gedragsregels voor ouders zijn afgesproken.