De roerwerken mogen niet worden gebruikt in:
ƒ Drinkwater
ƒ Niet-newtoniaanse vloeistoffen
ƒ Vervuilde media met harde bestanddelen zoals stenen, hout, metalen enz.
ƒ licht ontvlambare en explosieve media in pure vorm
4 Productomschrijving 4.1 Constructie
Het dompelmotor-roerwerk bestaat uit de volgende onderdelen:
1
6 Frame voor neerlaatinrichting 7 Bevestigingsbeugel
8 Aansluitkabel
9 Voorkamer
4.1.1 Propeller
Propeller van compound- of massief materiaal, verstoppingsvrij door achterwaarts ge-bogen instroomzijde. LET OP! De propeller mag tijdens het bedrijf niet boven water
Productomschrijving nl
komen. Neem de specificaties met betrekking tot de minimale wateronderdompe-ling in acht!
TR 212... TR/E 216... TR/E 221... TR/E 226-3... TRE 312... TR/E 316... TR/E 321... TR/E 326-3...
Nominale schachtdiameter in mm (in) 1200 (47)
• = seriematig, − = niet beschikbaar, o = optioneel
* = zeer slijtvaste propeller van compoundmateriaal PUR/GFK (PUR/GFRP) met versterk-te voorrand.
4.1.2 Drijfwerk
Tweetraps planeetdrijfwerk met verwisselbare overbrengingen. Om de resulterende roerkrachten te absorberen en niet aan de motorlagering door te geven, zijn de drijf-werklagers toereikend gedimensioneerd.
4.1.3 Motor
Als aandrijving wordt een oppervlaktegekoelde motor in draaistroomuitvoering ge-bruikt. De motor is uitgerust met onderhoudsvrije, continu gesmeerde en voldoende gedimensioneerde wentellagers. De koeling vindt plaats door het omgevende medium.
De warmte wordt via het motorhuis rechtstreeks afgegeven aan het medium.
De aansluitkabel is vanwege het medium drukwaterdicht verzegeld en langswaterdicht gegoten. De aansluitkabel heeft vrije kabeleinden en de standaardlengte bedraagt 10 m (33 ft). Grotere lengtes op aanvraag.
TR... TRE...
Mediumtemperatuur 3...40 °C (37...104 °F)** 3...40 °C (37...104 °F)
Beschermingsklasse IP68 IP68
Isolatieklasse H H
Aantal polen 4, 6, 8 4, 6
Max. schakelfrequentie 15/h 15/h
Max. dompeldiepte 20 m (66 ft) 20 m (66 ft)
Explosiebeveiliging ATEX, FM, CSA ATEX, FM
Bedrijfssituatie, ondergedompeld S1 S1
Bedrijfssituatie, niet-onderge-dompeld
-
-Rendementsklasse motor - IE3/IE4*
Materiaal huis EN-GJL-250 (ASTM A48
Class 35/40B)
EN-GJL-250 (ASTM A48 Class 35/40B)
* = Motoren uit de rendementsklasse IE4 staan in de motoraanduiding weergegeven met “E4”.
nl Productomschrijving
** = Afhankelijk van het motortype en -belasting zijn mediumtemperaturen tot 60 °C (140 °F) mogelijk.
4.1.4 Afdichting
De afdichting geschiedt via een 3-kamersysteem:
ƒ Voorkamer ƒ Drijfwerkkamer ƒ Afdichtingsruimte Voorkamer
De grote voorkamer is gevuld met transmissieolie en neemt een lekkage van de afdich-ting aan de mediumzijde op. Voor een afdichafdich-ting aan de mediumzijde wordt een me-chanische afdichting van massief materiaal siliciumcarbide toegepast. De meme-chanische afdichting is bovendien voorzien van een afdichtbus. De afdichtbus waarborgt dat de mechanische afdichting permanent en beschermd tegen corrosie is bevestigd. Die af-dichting naar de drijfwerkkamer gebeurt met een radiale asafaf-dichtingsring uit FPM (FKM). Optioneel kan de voorkamer met een staafelektrode worden bewaakt.
Drijfwerkkamer
De drijfwerkkamer is gevuld met transmissieolie en garandeert een continue smering van het planeetdrijfwerk en de drijfwerklagers. De afdichting naar de afdichtingsruimte geschiedt met een mechanische afdichting van massief materiaal siliciumcarbide.
Afdichtingsruimte
De grote afdichtingsruimte is gevulde met witte olie en neemt een lekkage van de drijf-werkkamer op. Die afdichting naar de motor gebeurt met een radiale asafdichtingsring uit FPM (FKM).
4.2 Bewakingsinrichtingen
Overzicht over de keuze aan bewakingsinrichtingen:
TR 212... TR/TRE 216... TR/TRE 221... TR/TRE 226-3... TRE 312... TR/TRE 316... TR/TRE 321... TR/TRE 326-3...
Interne bewakingsvoorzieningen
Motor-/afdichtingsruimte* o o o − o − o o
Motorwikkeling** • • • • • • • •
Externe bewakingsinrichtingen
Voorkamer o o o o o o o o
Legenda
− = niet aanwezig/mogelijk, o = optioneel, • = seriematig
*Deze bewaking vervalt in de explosie-uitvoering zonder vervanging!
**Er wordt standaard een temperatuurbegrenzing gemonteerd. In de explosie-uitvoe-ring wordt conform ATEX een temperatuurregeling en -begrenzing ingebouwd.
Alle aanwezige bewakingsapparaten moeten altijd worden aangesloten!
Bewaking motor- en afdichtingsruimte
De motorruimtebewaking beschermt de motorwikkeling tegen kortsluiting. De bewa-king van de afdichtingsruimte registreert het binnendringen van het medium via de drijfwerkkamer. De vochtmeting vindt plaats in de motor en afdichtingsruimte met be-hulp van een elektrode.
LET OP! Deze bewaking vervalt in de explosie-uitvoering!
Bewaking motorwikkeling
De thermische motorbewaking beschermt de motorwikkeling tegen oververhitting. Een temperatuurbegrenzing met bimetaalsensor is standaard gemonteerd. Als de werktem-peratuur is bereikt, moet deze met een herstartblokkering worden uitgeschakeld.
Productomschrijving nl
Optioneel kan de temperatuurregistratie ook met PTC-sensor gebeuren. Bovendien kan de thermische motorbewaking ook als temperatuurregeling worden uitgevoerd. Daar-mee kunt u twee temperaturen meten. Als de werktemperatuur wordt bereikt, kan na het afkoelen van de motor een automatische herinschakeling plaatsvinden. Pas bij het bereiken van de hoge werktemperatuur moet een uitschakeling met herinschakelblok-kering plaatsvinden.
Externe bewaking voorkamer
De voorkamer kan van een externe staafelektrode worden voorzien. De elektrode regi-streert het binnendringen van het medium via de mechanische afdichting aan de medi-umzijde. Via de besturing van de installatie kan op die manier een alarm worden geacti-veerd of kan het roerwerk worden uitgeschakeld.
4.3 Bedrijfssituaties
Bedrijfssituatie S1: continu bedrijf
Het roerwerk kan continu onder nominale belasting werken zonder dat de toegestane temperatuur overschreden wordt.
4.4 Bedrijf met frequentie-omvormer
Bedrijf met frequentie-omvormer is toegestaan. Raadpleeg voor de desbetreffende ei-sen de bijlage en zorg dat daaraan wordt voldaan!
4.5 Bedrijf in explosieve atmosfeer Goedkeuring volgens
TR 212... TR 216... TRE 216... TR 221... TRE 221... TR 226-3... TRE 226-3... TRE 312... TR 316... TRE 316... TR 321... TRE 321... TR 326-3... TRE 326-3...
ATEX o o o o o o o o o o o o o o
FM o o o o o o o o o o o o o o
CSA-Ex o o − o − o − − o − o − o −
Legenda
− = niet aanwezig/mogelijk, o = optioneel, • = seriematig
Voor het gebruik in een explosieve atmosfeer moet het roerwerk als volgt op het type-plaatje worden gemarkeerd:
ƒ "Ex"-symbool van de desbetreffende goedkeuring ƒ Explosie-classificatie
Raadpleeg voor de desbetreffende eisen het hoofdstuk “Ex”-bescherming in de bij-lage van deze inbouw- en bedieningsvoorschriften en zorg dat daaraan wordt vol-daan!
ATEX-certificering
De roerwerken zijn geschikt voor het bedrijf in explosieve zones:
ƒ Toestelgroep: II
ƒ Categorie: 2, zone 1 en zone 2
De roerwerken mogen niet in zone 0 worden gebruikt!
FM-goedkeuring
De roerwerken zijn geschikt voor het bedrijf in explosieve zones:
ƒ Beschermingsklasse: Explosionproof ƒ Categorie: Class I, Division 1
Let op: Indien de bekabeling conform Division 1 wordt uitgevoerd, is de installatie ook in Class I, Division 2 toegestaan.
CSA-Ex-goedkeuring
De roerwerken zijn geschikt voor het bedrijf in explosieve zones:
ƒ Beschermingsklasse: Explosion-proof ƒ Categorie: Class 1, Division 1
nl Productomschrijving
4.6 Typeplaatje
Hieronder vindt u een overzicht van de afkortingen en de bijbehorende gegevens op het typeplaatje:
IN Nominale stroom
IST Startstroom
ISF Nominale stroom bij servicefactor
P2 Nominaal vermogen
U Nominale spanning
f Frequentie
Cos φ Motorrendement
SF Servicefactor
OTS Bedrijfssituatie: ondergedompeld OTE Bedrijfssituatie: niet-ondergedompeld
AT Startwijze
m Gewicht
*De fabricagedatum wordt conform ISO 8601 aangegeven: JJJJWww ƒ JJJJ = jaar
ƒ W = afkorting voor week
ƒ ww = vermelding van de kalenderweek 4.7 Type-aanduiding
Voorbeeld: Wilo-EMU TRE 326-3.24-6/16R Ex X
TRE
Dompelmotor-roerwerk, horizontaal:
ƒ TR = roerwerk met standaard asynchroonmotor
ƒ TRE = roerwerk met asynchroonmotoren van de motorrendements-klasse IE3/IE4
3 Aantal vleugels
26 x100 = nominale propellerdiameter in mm
3 Proefmodel
24 Nominaal propellertoerental in tpm
6 Aantal polen
16 x10 = statorpakketlengte in mm
R
Motoruitvoering:
ƒ R = roerwerk-uitvoering
ƒ V = roerwerk-uitvoering met gereduceerd vermogen
Ex Met Ex-goedkeuring
X
Propeller-code:
ƒ Zonder = standaard propeller ƒ HV = hoog slijtvaste propeller 4.8 Leveringsomvang ƒ Roerwerk met vrij kabeluiteinde
ƒ Kabellengte volgens wensen van de klant
ƒ Gemonteerde toebehoren, bijv. frame, staafelektrode enz.
ƒ Inbouw- en bedieningsvoorschriften
4.9 Toebehoren ƒ Neerlaatinrichting
Transport en opslag nl
ƒ Hulpopvoerinrichting
ƒ Console voor wand- en vloerbevestiging ƒ Kabelhouder voor het borgen van de hefkabel ƒ Klemaanslag
ƒ Extra tuidraad
ƒ Bevestigingssets met ankerbouten
5 Transport en opslag 5.1 Levering
Na ontvangst van het verzonden product moet het onmiddellijk op gebreken (schade, onvolledigheid) worden gecontroleerd. Aanwezige schade moet op de vrachtpapieren vermeld worden! Daarnaast moeten de gebreken nog op de dag van ontvangst bij de transportonderneming of bij de fabrikant worden gemeld. Later ingediende claims kun-nen niet meer in behandeling worden genomen.
5.2 Transport
WAARSCHUWING
Aanwezigheid onder een gehesen last!
Het is verboden om zich onder een gehesen last te bevinden! Gevaar voor (ernstig) letsel door vallende onderdelen. De last mag niet over werkplekken worden gevoerd, waar zich personen bevinden!
WAARSCHUWING
Hoofd- en voetletsel als gevolg van ontbrekende beschermingsuitrus-ting!
Tijdens werkzaamheden bestaat risico op (ernstig) letsel. De volgende bescher-mingsuitrusting moet worden gedragen:
• Veiligheidsschoenen
• Als hijsmiddelen worden toegepast, moet bovendien een veiligheidshelm wor-den gedragen!
LET OP
Gebruik uitsluitend goedgekeurde hijsmiddelen!
Gebruik uitsluitend goedgekeurde hijsmiddelen voor het hijsen en neerlaten van het roerwerk. Zorg ervoor dat het roerwerk bij het hijsen en neerlaten niet klem komt te zitten. Het maximaal toegestane draagvermogen van het hijsmiddel mag niet wor-den overschrewor-den! Controleer voor gebruik of de hijsmiddelen goed functioneren!
LET OP
Transport van roerwerk zonder bevestigingspunt
Roerwerken voor montage op de vloer of de wand hebben geen gemonteerd frame en dus ook geen bevestigingspunt. Vervoer het roerwerk op de pallet tot aan de montagelocatie. Laat een of twee personen de positionering op de montagelocatie uitvoeren. Let op het gewicht van het roerwerk!
nl Transport en opslag
Fig. 2: Bevestigingspunt
ƒ Verwijder de verpakking pas op de werkplek om het roerwerk tijdens het transport te beschermen tegen beschadiging.
ƒ Gebruikte roerwerken moeten voor de verzending in scheurbestendige en ruime kunststof zakken lekvrij worden verpakt.
ƒ Sluit het open uiteinde van de aansluitkabel af om te voorkomen dat er water bin-nendringt.
ƒ Neem de nationaal geldende veiligheidsvoorschriften in acht.
ƒ Gebruik wettelijk voorgeschreven en goedgekeurde bevestigingsmiddelen.
ƒ Selecteer het juiste bevestigingsmiddel op basis van de heersende omstandigheden (weersgesteldheid, bevestigingspunten, belasting enz.).
ƒ Bevestig de bevestigingsmiddelen uitsluitend aan het bevestigingspunt. Het beves-tigingsmiddel moet met een harp worden vastgemaakt.
ƒ Gebruik hijsmiddelen met voldoende draagvermogen.
ƒ De stabiliteit van het hijsmiddel moet tijdens het gebruik worden gegarandeerd.
ƒ Bij het gebruik van hijsmiddelen moet, indien nodig (bijv. bij belemmerd zicht), een tweede persoon voor coördinatie zorgen.
5.3 Opslag
GEVAAR
Gevaar door gezondheidsschadelijke media!
Ontsmet het roerwerk na de demontage en voordat het opnieuw wordt gebruikt. Er bestaat levensgevaar. Neem de informatie in het interne reglement in acht. De eind-gebruiker moet waarborgen dat het personeel het interne reglement krijgt en heeft gelezen.
WAARSCHUWING
De propellervleugels hebben scherpe kanten!
Op de propellervleugels kunnen scherpe kanten ontstaan. Er bestaat gevaar voor amputatie van ledematen. Draag veiligheidshandschoenen om snijwonden te voor-komen.
VOORZICHTIG
Onherstelbare beschadiging door vochtindringing
Wanneer er vocht in de aansluitkabel binnendringt, worden de aansluitkabel en het roerwerk beschadigd! Dompel het uiteinde van de aansluitkabel nooit in een vloei-stof en sluit deze tijdens de opslag goed af.
Nieuw afgeleverde roerwerken kunnen gedurende een jaar worden opgeslagen. Als de opslag langer dan een jaar duurt, wordt u verzocht om contact op te nemen met de ser-vicedienst.
Let bij het opslaan op de volgende punten:
ƒ Zet het roerwerk liggend (horizontaal) stevig op een vaste ondergrond en borg het tegen omvallen en wegglijden!
VOORZICHTIG! Plaats het roerwerk niet op de propeller. Hierdoor kunnen de pro-peller of de as worden beschadigd! Zorg voor een groter platform wanneer de propeller een grotere diameter heeft.
ƒ De max. opslagtemperatuur bedraagt -15 °C tot +60 °C (5 °F tot 140 °F). De maxi-male luchtvochtigheid bedraagt 90%, niet-condenserend. Aanbevolen wordt een vorstbestendige opslag. Omgevingstemperatuur: 5 tot 25 °C (41 tot 77 °F), relatieve luchtvochtigheid: 40 tot 50%.
ƒ Sla het roerwerk niet op in ruimtes waarin laswerkzaamheden worden uitgevoerd. De gassen en straling die daarbij worden gevormd, kunnen de elastomeeronderdelen en coatings aantasten.
ƒ Bescherm de aansluitkabel tegen knikken en beschadigingen. Let op de buigradius!
ƒ Draai de propeller regelmatig (2 x per jaar). Daardoor wordt voorkomen dat de lagers vast gaan zitten en wordt de smeerfilm van de mechanische afdichting ververst.
WAARSCHUWING! Er bestaat gevaar voor letsel door scherpe kanten aan de pro-peller!
Installatie en elektrische aansluiting nl
ƒ De elastomeeronderdelen en de coating zijn onderhevig aan een natuurlijke verbros-sing. Als de opslag langer dan 6 maanden duurt, wordt u verzocht om contact op te nemen met de servicedienst.
Reinig het roerwerk na de opslag, verwijder stof en olie en controleer de coatings op beschadigingen. Repareer beschadigde coatings, voordat de pomp weer wordt gebruikt.
6 Installatie en elektrische aan-sluiting
6.1 Personeelskwalificatie ƒ Elektrische werkzaamheden: opgeleide elektromonteur
Persoon met een geschikte vakopleiding, kennis en ervaring om de gevaren van elektriciteit te herkennen en te voorkomen.
ƒ Installatie-/demontage: opgeleide vakman voor afvalwatertechniek
Bevestiging en leidingsysteem bij natte en droge opstelling, hijsmiddel, basiskennis van faciliteiten voor afvalwater
ƒ Hefwerkzaamheden: opgeleide vakman voor de bediening van opvoerinrichtingen Hijsmiddelen, bevestigingsmiddelen, bevestigingspunten
6.2 Plichten van de gebruiker ƒ Neem lokaal geldende voorschriften voor ongevallenpreventie en veiligheid in acht.
ƒ Neem alle voorschriften voor werkzaamheden met zware lasten en onder gehesen lasten in acht.
ƒ Stel beschermingsmiddelen ter beschikking. Zorg ervoor dat de beschermingsmid-delen door het personeel worden gedragen.
ƒ Markeer het werkgebied.
ƒ Zorg ervoor dat er zich geen onbevoegde personen in het werkgebied bevinden.
ƒ Zet de werkzaamheden stop als het door de weersomstandigheden (bijv. ijsvorming, sterke wind) niet meer mogelijk is om veilig te werken.
ƒ Neem voor het bedrijf van afvalwatertechnische installaties de lokale voorschriften voor afvalwatertechniek in acht.
ƒ De bouwkundige constructie en/of de fundamenten moeten voldoende sterk zijn voor een veilige en functionele bevestiging. De eindgebruiker is verantwoordelijk voor het ter beschikking stellen van een geschikte bouwkundige constructie!
ƒ Controleer de beschikbare tekeningen (installatieschema's, plaats van opstelling, toevoerverhoudingen) op volledigheid en juistheid.
6.3 Opstellingswijzen ƒ Flexibele installatie met neerlaatinrichting als statiefeenheid 6.4 Installatie
GEVAAR
Gevaar door gezondheidsschadelijke media tijdens de montage!
Zorg ervoor dat de installatielocatie tijdens de montage schoon en gedesinfecteerd is. Let op de volgende punten wanneer het mogelijk is dat iemand in aanraking komt met media die schadelijk zijn voor de gezondheid:
• Draag een beschermingsuitrusting:
⇒ Gesloten veiligheidsbril
⇒ Mondbescherming
⇒ Veiligheidshandschoenen
• Gemorste druppels onmiddellijk opnemen.
• Neem de informatie in het interne reglement in acht! De eindgebruiker moet waarborgen dat het personeel het interne reglement krijgt en heeft gelezen!
GEVAAR
Levensgevaar door het gevaarlijke alleen werken!
Werkzaamheden in putten en nauwe ruimten, en werkzaamheden waarbij valgevaar bestaat, zijn gevaarlijke werkzaamheden. Deze werkzaamheden mogen niet alleen worden uitgevoerd! Er moet voor de veiligheid een tweede persoon aanwezig zijn.
nl Installatie en elektrische aansluiting
WAARSCHUWING
Hand- en voetletsel en risico op vallen als gevolg van ontbrekende be-schermingsuitrusting!
Tijdens werkzaamheden bestaat risico op (ernstig) letsel. De volgende bescher-mingsuitrusting moet worden gedragen:
• Veiligheidshandschoenen tegen snijwonden
• Veiligheidsschoenen
• Opvanggordel
• Als hijsmiddelen worden toegepast, moet bovendien een veiligheidshelm wor-den gedragen!
VOORZICHTIG
Materiële schade door verkeerde bevestiging
Een onjuiste bevestiging kan de functie van het roerwerk nadelig beïnvloeden en het beschadigen.
• Gebruik ankerbouten als het roerwerk op betonnen constructies wordt bevestigd.
Neem de montagevoorschriften van de fabrikant in acht! Volg nauwkeurig de tem-peratuurspecificaties en uithardtijden.
• Als de bevestiging plaatsvindt op stalen constructies, controleer dan of deze vol-doende stevig zijn. Gebruik bevestigingsmateriaal dat stevig genoeg is!
Gebruik geschikte materialen om elektrochemische corrosie te voorkomen!
• Draai alle schroefverbindingen stevig vast. Volg de specificaties voor de draaimo-menten.
LET OP
Gebruik uitsluitend goedgekeurde hijsmiddelen!
Gebruik uitsluitend goedgekeurde hijsmiddelen voor het hijsen en neerlaten van het roerwerk. Zorg ervoor dat het roerwerk bij het hijsen en neerlaten niet klem komt te zitten. Het maximaal toegestane draagvermogen van het hijsmiddel mag niet wor-den overschrewor-den! Controleer voor gebruik of de hijsmiddelen goed functioneren!
ƒ Bereid de plaats van opstelling voor:
– Schoon, vrij van grove vaste stoffen – Droog
– Vorstvrij – Gedesinfecteerd
ƒ Laat de werkzaamheden altijd door twee personen uitvoeren.
ƒ Markeer het werkgebied.
ƒ Zorg ervoor dat er zich geen onbevoegde personen in het werkgebied bevinden.
ƒ Gebruik bij een werkhoogte van meer dan 1 m (3 ft) een steiger met valpreventie.
ƒ Gedurende werkzaamheden kunnen zich giftige of verstikkende gassen verzamelen.
Zorg voor voldoende ventilatie. Leef de beschermingsmaatregelen volgens het in-terne reglement na (neem bijv. een gasmelder mee en doe een gasmeting).
ƒ Neem direct tegenmaatregelen wanneer zich giftige of verstikkende gassen verza-melen!
ƒ Hijsmiddel opstellen: vlak oppervlak, schoon, stevige ondergrond. De opslagplaats en de plaats van opstelling moeten probleemloos te bereiken zijn.
ƒ Bevestig de ketting of de draadkabel met een schakel aan de greep/het bevesti-gingspunt. Gebruik alleen bouwtechnisch goedgekeurde bevestigingsmiddelen.
ƒ Houd u niet op in het zwenkbereik van het hijswerktuig.
ƒ Leg alle aansluitkabels volgens de voorschriften aan. Van de aansluitkabels mag geen gevaar (struikelen, beschadiging tijdens het bedrijf) uitgaan. Controleer of de kabeldoorsnede en kabellengte passen bij de gekozen installatiewijze.
ƒ Neem de minimale afstanden tot wanden en aanwezige installaties in acht.
6.4.1 Onderhoudswerkzaamheden
Na een opslagtijd van meer dan 6 maanden moeten voorafgaand aan de installatie de volgende onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd:
Installatie en elektrische aansluiting nl
ƒ Draai de propeller.
ƒ Olieverversen in de afdichtingsruimte, drijfwerk- en voorkamer.
6.4.1.1 Propeller draaien
WAARSCHUWING
De propellervleugels hebben scherpe kanten!
Op de propellervleugels kunnen scherpe kanten ontstaan. Er bestaat gevaar voor amputatie van ledematen. Draag veiligheidshandschoenen om snijwonden te voor-komen.
‡
Het roerwerk is niet aangesloten op het elektriciteitsnet!‡
De beschermingsuitrusting wordt gebruikt!1. Plaats het roerwerk horizontaal op een stevige ondergrond.
WAARSCHUWING! Beknellingsgevaar voor handen. Zorg ervoor dat het roer-werk niet kan omvallen of wegglijden!
VOORZICHTIG! Zet het roerwerk niet op de propeller! Gebruik afhankelijk van de diameter van de propeller een platform.
2. Pak de propeller voorzichtig en langzaam vast en draai deze.
6.4.1.2 Olieverversen afdichtingsruimte, drijfwerk- en voorkamer
2 1 3
5 4 6
Fig. 3: Olie verversen
1 Vulopening voorkamer 2 Vulopening drijfwerkkamer 3 Vulopening afdichtingsruimte 4 Aftapopening voorkamer 5 Aftapopening drijfwerkkamer 6 Aftapopening afdichtingsruimte
‡
Het roerwerk is niet geïnstalleerd.‡
Het roerwerk is niet aangesloten op het elektriciteitsnet.‡
De beschermingsuitrusting wordt gebruikt!1. Plaats het roerwerk horizontaal op een stevige ondergrond.
WAARSCHUWING! Beknellingsgevaar voor handen. Zorg ervoor dat het roer-werk niet kan omvallen of wegglijden!
VOORZICHTIG! Zet het roerwerk niet op de propeller! Zet het roerwerk altijd op een platform.
2. Plaats een geschikt reservoir om de bedrijfsstof in op te vangen.
3. Draai de sluitplug uit de vulopening:
1 = voorkamer
nl Installatie en elektrische aansluiting
2 = drijfwerkkamer 3 = afdichtingsruimte
4. Draai de sluitplug uit de aftapopening en tap bedrijfsstof af:
4 = voorkamer 5 = drijfwerkkamer 6 = afdichtingsruimte
LET OP! Zuig de olie af of spoel de kamer om het reservoir volledig leeg te ma-ken.
5. Bedrijfsstof controleren: Mochten er in de bedrijfsstof metaalspanen aanwezig zijn, moet contact worden opgenomen met de servicedienst!
6. De oude bedrijfsstof moet conform de lokale voorschriften worden afgevoerd!
7. Reinig de sluitplug van de aftapopening, voorzie de sluitplug van een nieuwe dich-tingsring en draai deze er weer in. Max. aandraaimoment: 8 Nm (5,9 ft·lb)!
8. Vul de bedrijfsstof door de vulopening.
⇒ De opgegeven bedrijfsstofsoort en -hoeveelheid moeten worden aangehou-den!
9. Reinig de sluitplug van de vulopening, voorzie de sluitplug van een nieuwe dich-tingsring en draai deze er weer in. Max. aandraaimoment: 8 Nm (5,9 ft·lb)!
10.Herstel de corrosiebescherming: Verzegel de sluitpluggen, bijv. met Sikaflex.
6.4.2 Montage met neerlaatinrichting
Het roerwerk wordt met behulp van een neerlaatinrichting in het bassin neergelaten.
Via de geleidebuis van de neerlaatinrichting wordt het roerwerk veilig naar het bedrijfs-punt geleid. De reactiekrachten die zich hierbij voordoen, vloeien via de neerlaatinrich-ting direct in de constructie. De constructie moet op deze belasneerlaatinrich-ting berekend zijn!
VOORZICHTIG! Materiële schade door verkeerde toebehoren! Gebruik het roerwerk vanwege de grote reactiekrachten alleen met het toebehoren (neerlaatinrichting en frame) van de fabrikant. Als het roerwerk is besteld voor installatie met neerlaatin-richting, dan is het frame al gemonteerd. Als het roerwerk zonder frame is geleverd, dan kunt u het juiste frame via de servicedienst nabestellen!
Voorbereidende werkzaamheden
3 Schakel voor bevestiging
4 Propeller
5 Platform voor het veilig neerzetten van het roerwerk 6 Opstelblok voor het uitlijnen
7 Frame
8 Kabelhouder voor trekontlasting
‡
Het roerwerk is neergezet en horizontaal uitgelijnd.‡
Het frame is op het roerwerk gemonteerd.‡
De neerlaatinrichting is in het bassin gemonteerd.‡
Er zijn hijswerktuigen met voldoende draagvermogen beschikbaar.1. Bevestig het hijsmiddel met een schakel op het frame.
2. Monteer de propeller. Zie separate montagehandleiding “Vleugelmontage”.
3. Uitvoering met kunststof rollen over de volle breedte: Maak de splitpen los en de-monteer de kunststof rollen en de steekassen.
LET OP! Zorg ervoor dat de onderdelen voor de verdere installatie beschikbaar zijn.
4. Leg alle aansluitkabels en monteer de kabelhouders.
De kabelhouders fixeren de aansluitkabels aan het hijsmiddel. Hierdoor wordt
De kabelhouders fixeren de aansluitkabels aan het hijsmiddel. Hierdoor wordt