• No results found

De neoconservatieve agenda als breuk

In document Vriendschap of Partnerschap? (pagina 51-67)

2. Casussen van vriendschap in de Eigentijdse Geschiedenis

2.3. George W. Bush en Vladimir Poetin, ‘a chance to make history.’

2.3.2. De neoconservatieve agenda als breuk

De eerste breuk in de vriendschap ontstond op 20 maart 2003 toen de Verenigde Staten, aan het hoofd van een coalitie van voornamelijk westerse landen, Irak binnenvielen. Poetin verweet Amerika machtsmisbruik en het schenden van de staatssoevereiniteit van Irak. In dat opzicht voegde Moskou zich bij de kritiek die uit Berlijn en Parijs kwam.138 De Verenigde Staten benaderden de critici verschillend, zo zou Condoleezza Rice gezegd hebben: ‘Forgive Russia, ignore Germany and punish France.’ Amerika zag nog steeds het belang in van goede relaties met Rusland en er was nog geen reden voor een breuk. Door alleen Frankrijk gebrek aan steun te verwijten bleef de deur open voor Rusland zich nog bij de coalitie te voegen. Ook de persoonlijke relatie tussen beide presidenten speelde nog steeds een rol van betekenis. In september 2003 ontmoetten beide presidenten elkaar in Camp David, maar deze bijeenkomst nam de kritiek van Rusland op de invasie van Irak niet weg. Terwijl Amerika zich aan de kritiek ergerde werd Rusland geagiteerd door het feit dat Amerika zich inzette voor NAVO uitbreiding in Oost Europa. De arrestatie van Michael Chodorkovski, voorzitter van het Russische oliebedrijf Joekos, en de ontmanteling van zijn onderneming was een doorn in het oog van het Amerikaanse bedrijfsleven waarin Chodorkovski flink had geïnvesteerd.139

De in 2001 ontstane vriendschap kwam door deze ontwikkelingen in gevaar. De aanval op Irak was echter niet het definitieve breekpunt in de betrekkingen tussen Amerika en Rusland. Een voorbode van wat komen zou werd gegeven door Colin Luther Powell, minister van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten, toen hij op 16 januari 2004 in de Russische krant Izvestia meldde ‘Het lijkt er op dat het Russisch democratische systeem nog niet de essentiële balans tussen de uitvoerende, wetgevende en rechtsprekende takken van de regering gevonden heeft. Politieke macht is nog niet volledig gebonden aan de wet.’ Powell beklaagde zich verder over het gebrek aan persvrijheid en de situatie in Tsjetsjenië.140 Een schril contrast

137

David S. Foglesong, The American Mission and the “Evil Empire” (New York 2007) 220.

138

Andrew Cottey, Security in the New Europe (New York 2007) 106.

139

Spanger, Between Ground Zero, 10-12.

140

49 met de steun die Bush in oktober 2002 uitsprak toen hij de Tsjetsjenen nog voor terroristen uitmaakte. Het was een voorbode van de beleidswijziging die onder de tweede Bush-regering zou worden doorgevoerd. Tijdens zijn tweede inhuldigingstoespraak als president in 2005 sprak Bush ‘We are led, by events and common sense, to one conclusion: The survival of liberty in our land increasingly depends on the success of liberty in other lands. The best hope for peace in our world is the expansion of freedom in all the world.’141

Het was een beleidswijziging gebaseerd op het Amerikaanse neoconservatieve gedachtegoed. Na de aanslagen van 11 september hadden zij grote invloed in de regering verworven.142 Zij zagen het als missie van Amerika zijn universele waarden, zoals democratie en vrijheid van meningsuiting, over de gehele wereld te verspreiden. Waar de invasie van Afghanistan een antwoord op de aanslagen van 11 september vormde, was de invasie van Irak een waarschuwing naar alleenheersers wereldwijd om hun leven te beteren. Een succesvolle invasie, waarbij de Irakese bevolking de Amerikaanse normen en waarden overnam, zou het afnemende respect voor Amerika in de wereld, en in de Verenigde Staten zelf, tegengaan.143 Bush hing zelf het neoconservatieve gedachtegoed niet aan, maar de neoconservatieven wisten hem op religieuze gronden over te halen. De aanslagen van 11 september zouden onderdeel zijn van een ‘ziekte die de Islam heeft geïnfecteerd.’144

Het was deze beleidswijziging die Amerika in conflict bracht met Rusland. Vanaf november 2003 werd Rusland geplaagd door revoluties die binnen zijn invloedssfeer uitbraken. De Rozenrevolutie in Georgië van november 2003, de Oranje Revolutie in Oekraïne van november 2004 en de Tulpenrevolutie in Kirgizië van februari 2005. Terwijl Rusland deze revoluties met argusogen bezag, pasten zij binnen het nieuwe beleid van de Amerikaanse regering en Bush zette zich in Oekraïne en Georgië aan het lidmaatschap van de Europese Unie en de NAVO te helpen. Tegelijkertijd groeide er in Washington het besef dat Rusland de volgende omvallende dominosteen zou kunnen zijn.145 Het was niet verwonderlijk dat het nieuwe Amerikaanse beleid een wig dreef in de goede betrekkingen die onder Poetin en Bush waren ontstaan.

141

Tweede inhuldigingsrede van George W. Bush .

142

Andrew J. Bacevich, The new American militarism: how Americans are seduced by war (New York 2005) 91.

143

Ibidem, 88-93.

144

‘Neoconservatives attributed 9/11 to a sickness infecting the World of Islam.’; Bacevich, The new American

militarism, 92.

145

Spanger, Between Ground Zero, 16-18; Vice President's Remarks at the 2006 Vilnius Conference http://georgewbush-whitehouse.archives.gov/.

50 Echter, ook vanuit Rusland veranderde de houding aanzienlijk. De Amerikanen namen het Rusland nog steeds kwalijk dat zij de Verenigde Staten niet gesteund hadden in de invasie van Irak. Dit zette de deur open voor kritiek dat Rusland de strijd tegen het internationaal terrorisme niet meer steunde. Tegelijkertijd negeerde Poetin de door de Europese Unie en de Verenigde Staten ingestelde handelsrestricties met betrekking tot Hamas. Tevens zocht hij nader contact met de Iraanse president Mahmoud Ahmadinejad, een doorn in het oog van Amerika gezien de nucleaire ambities van Iran. Het werd ook nu pas duidelijk in hoeverre Poetin de Russische staat aan het hervormen was, wat leidde tot beschuldigingen van autoritarisme in de Amerikaanse pers.146

Er ontstond een breuk in de verhoudingen tussen Bush en Poetin. Het is interessant hier zowel de vriendschap tussen Churchill en Roosevelt als die tussen Kohl en Mitterrand terug te halen. Bij die vriendschappen ontstonden de knelpunten juist op de momenten dat er vanuit de nationale politiek een koers werd geëist die niet overeenkwam met de koers van het land van de vriend. Churchill moest leren accepteren dat zijn Groot-Brittannië de kleinste partner van een driemanschap was. Zijn vriendschap had waarschijnlijk het einde van de oorlog niet overleefd. Kohl en Mitterrand botsten rondom de Duitse eenwording. Hoezeer Mitterrand zijn vriend Kohl ook tegemoet wilde komen, Frankrijk zag liever twee Duitslanden dan één. Voor Bush en Poetin ontstond nu ook een periode waarin het niet meer zoveel betekende wat zij zelf nastreefden, maar waarbij de nationale politiek op plaats één kwam te staan. Zo kon Bush in maart 2006 nog verklaren: ‘I haven't given up on Russia, I still think Russia understands that it's in her interest to be West, to work with the West, and to act in concert with the West. Nobody is saying to Russia, you must look like the United States of America.’147

Echter, op de G8 topconferentie in Sint Petersburg in juni 2006 moesten beide presidenten voor het eerst in elkaars bijzijn hun ongenoegen tonen. Zo vertelde Bush aan de verzamelde pers dat de Amerikaanse bevolking in Rusland graag vrijheid van godsdienst en pers wilde zien, net zoals in Irak. Het was een schot voor open doel voor Poetin die spitsvondig antwoordde: ‘Wij willen zeker niet dezelfde democratie als in Irak’. Bush antwoordde iets te snel ‘Wacht maar’.148 Terwijl Poetin zich rondom het artikel van Powell had stilgehouden begon hij in eigen land de Verenigde Staten en het beleid van Bush steeds meer te bekritiseren. In een toespraak tot het parlement noemde hij Amerika een wolf die

146

James Goldgeier, Michael McFaul, ‘George W. Bush and Russia’ Current History 657 (2002) 314.

147

Elisabeth Bumiller, ‘Bush Rejects Idea of Boycotting Meeting in Russia’ New York Times (30 maart 2006).

148

51 ‘weet wie hij wil vreten en naar niemand luistert.’149 Ook op de Veiligheidsconferentie van München op 10 februari 2007 leverde Poetin fel kritiek op de Verenigde Staten: ‘We zien een steeds groter wordende minachting voor de basisprincipes van internationale wetten. (…) Een staat, en natuurlijk boven alles de Verenigde Staten, heeft zijn nationale grenzen op elke mogelijke manier overschreden.’150 Bush, laverend tussen vriendschap met Poetin en de

veranderende relatie met Rusland, reageerde later gefrustreerd: ‘Our friendship with them is complex.’151

2.3.3. ‘Our friendship with them is complex.’

Vlak voor de eerste ontmoeting tussen de nieuwe Amerikaanse president Barack Obama en de nieuwe Russische premier Poetin in juli 2009 deed zich een merkwaardig voorval voor. Enkele uren voordat Obama op bezoek kwam, stuurde Poetin Bush een verjaardagstelegram: ‘During the last years we have been working on strengthening Russia-U.S. cooperation. Although there were differences between our countries, I always valued your openness and sincerity (…) With special warmth I recall your hospitality in the Crawford ranch and your family estate in Kennebunkport.’152

Bush en Poetin ontmoetten elkaar in de zomer van 2001 te Ljubljana. Tijdens de korte kennismaking was Bush dusdanig onder de indruk van Poetin dat hij de wereldpers mededeelde dat hij iets van zijn ziel had ervaren. De uiterst religieuze Bush had tijdens het gesprek vooral gevraagd naar de betekenis van Poetins kruis, dat een brand miraculeus overleefd had. Afgezien van een gedeelde religieuze opvatting deelden beide staatshoofden ook dezelfde opvatting over loyaliteit, en eisten zij dit niet alleen van hun medewerkers maar toonden zij het zelf ook, zelfs als het hun duur zou kunnen komen te staan. Er was vruchtbare grond voor hen om niet alleen tot wederzijds begrip te komen, maar ook tot een vriendschap. Poetin was het eerste buitenlandse staatshoofd die contact zocht met Bush na de aanslagen van 11 september. Hij zei Amerika de medewerking van de Russische veiligheidsdiensten en logistieke hulp in de oorlog tegen de Taliban in Afghanistan toe. In de samenwerking met de Verenigde Staten ging Poetin zelfs verder en bood Amerika aan bases

149

Spanger, Between Ground Zero, 27.

150

Toespraak van Vladimir Poetin te München 10 februari 2007.

151

‘President Bush Visits Prague, Czech Republic, Discusses Freedom’

http://georgewbush-whitehouse.archives.gov/news/releases/2007/06/20070605-8.html (2 november 2009).

152

‘Putin praises Bush hospitality during Obama visit 7 juli 2009’

52 op Russisch grondgebied te mogen bouwen voor een aanval op Afghanistan. Poetin ging hier in tegen het oordeel van zijn staf. Het was een gebaar van vriendschap, maar ook een kans voor Poetin om Rusland op geopolitiek niveau weer een wereldspeler te maken. Tegelijkertijd zette hij de Tsjetsjeense rebellen neer als Islamitische terroristen. De relatie tussen Bush en Poetin kwam niet in het geding toen de Verenigde Staten eenzijdig het ABM verdrag opzegden. Hoewel beide landen van mening verschilden leidde het niet tot een conflict, temeer omdat er een enkele maanden later een nieuw verdrag werd afgesloten. Een half jaar later werd de NAVO-Rusland Raad opgericht, met als hoofddoel de bestrijding van het internationaal terrorisme. De aanslagen van Tsjetsjeense islamitische militanten in oktober 2002 werden door Bush scherp veroordeeld.

De vriendschap kwam in 2003 onder druk te staan toen Amerika Irak binnenviel. Poetin voegde zich bij de kritiek die uit Europa kwam, maar de goede relatie tussen Amerika en Rusland bleef in stand. Toch ontstonden er breuken in de vriendschap. Amerika begon zich te ergeren aan de kritiek van Rusland op Amerika, en de vervolgingen van Russische oligarchen die investeringen in Amerika hadden. De NAVO uitbreiding in Oost Europa irriteerde Rusland, terwijl de intensivering van de contacten tussen Rusland en Iran Amerika deden twijfelen of Rusland de strijd tegen het terrorisme nog steunde. Het breekpunt kwam toen Bush de neoconservatieve agenda adopteerde. Dit betekende dat Amerika in conflict kwam met Rusland, dat vanaf 2003 geconfronteerd werd met revoluties die binnen zijn invloedssfeer uitbraken. Amerika juichte de roep om democratie in landen toe, terwijl Rusland de veranderingen met argusogen bekeek. Vanaf 2005 kwamen beide staatshoofden op internationale toppen dan ook geregeld met elkaar in conflict.

Op het eerste gezicht lijkt de vriendschap tussen Bush en Poetin te voldoen aan de kwalificatie vriendschap zoals gesteld in hoofdstuk 1. Er zijn gezamenlijke karaktergronden en een gedeeld wereldbeeld aanwezig. Echter, het blijkt dat de internationale ontwikkelingen een grotere sturende factor zijn dan de vriendschap op zich. De vriendschap tussen Mitterrand en Kohl bleek bestand tegen de druk van de internationale ontwikkelingen. De vriendschap tussen Bush en Poetin lijkt door deze druk verloren gegaan te zijn, dan wel tot een partnerschap teruggebracht. Wellicht dat de autobiografie die Bush van plan is te publiceren meer licht op een mogelijke vriendschap kan werpen. Er was een partnerschap, en zeker vruchtbaar daar Amerika gebruik kon maken van Russische inlichtingen en faciliteiten om de aanval op Afghanistan uit te voeren. De relatie tussen Bush en Poetin kan echter op basis van het beschikbare materiaal niet als vriendschap gedefinieerd worden.

53

Conclusie

Hoofdstuk 1 onderzocht de mogelijkheid tot een bruikbare definitie van het begrip vriendschap te komen voor de eigentijdse geschiedenis. Dat werd gedaan door te beginnen bij de grootste filosoof van allen, Plato, die een onderscheid maakte tussen eros (liefde) en philia (vriendschap). Eveneens introduceerde Plato het idee dat een abstract gegeven zoals het ‘goede’ een vriend kan zijn. Een exacte definiëring gaf hij echter niet, die taak nam zijn leerling Aristoteles op zich. Aristoteles stelt het gegeven dat vriendschap wederkerig is centraal en ziet drie soorten vriendschap, de nut-, genot-, en deugdvriendschap. De deugdvriendschap was het ultieme streven, een relatie tussen twee mensen die beiden het goede nastreven, en doordat zij dit streven in elkaar herkennen en bewonderen een vriendschap gevormd hebben. Cicero vertaalde Aristoteles’ definities naar de Romeinse politieke praktijk. Hij voegde Aristoteles’ nut- en genot- vriendschap samen tot een voordeelvriendschap, en noemde Aristoteles deugdvriendschap ‘karaktervriendschap.’ Cicero merkte ook op dat men de deugden van een vijand, de representant van een andere staat, lief kon hebben. Het einde van Cicero’s karaktervriendschap treedt op wanneer een van beide partners niet meer het goede, en dat is in Cicero’s geval het beschermen van de Romeinse staat, niet meer naleeft. Waar voor Aristoteles het gezamenlijk streven naar het goede de ultieme vriendschap vormde, was dit voor Cicero het kennen van elkaars karakter, wetende dat men het goede nastreeft.

Gedurende de Renaissance werd het begrip vriendschap nauwelijks ontwikkeld. Dat was niet meer dan logisch in een wereld waar de relatie tussen God en de mens, en niet tussen mensen onderling, centraal was komen te staan. Montaigne greep als eerste filosoof in de Renaissance terug op de antieke filosofen en hij probeerde een synthese tussen het antieke vriendschapsideaal en de zelfopoffering van een christen te vinden. Dat resulteerde in een opmerkelijke paradox, waarin ware vrienden alles zullen doen wat een vriend hen opdraagt. De vriend kent diegene immers beter dan dat diegene zichzelf kent. Montaigne ging zelfs zo ver zijn eigen dochter te doden wanneer zijn vriend dat zou opdragen, maar omdat zijn vriend een vriend was zou hij dat nooit vragen. Hiermee verenigde Montaigne christelijke zelfopoffering met het antieke beeld van de vriendschap. Vriendschap zelf was het ultieme doel. Francis Bacon was in de loop der eeuwen een van de weinige filosofen die Aristoteles’ nutvriendschap als hoogtepunt van vriendschap zag, en niet voor de karaktervriendschap opteerde. Voor staatshoofden is Bacons waarschuwing van vertrouwen nog steeds relevant, en zijn advies is dat gelijken beter geen vriendschap met elkaar kunnen aangaan.

54 Kierkegaard loste het probleem van het verlangde altruïsme van vriendschap op. Altruïsme past moeilijk in de politieke wereld, al helemaal op een internationale schaal waar staatshoofden elkaar ook diensten leveren. Kierkegaard leerde dat egoïsme inherent aan vriendschap is omdat juist dit bewonderen van een ander, en het streven een vriend van deze bewonderde andere te zijn, meer op het ego dan op de ander gericht is. Dit is in lijn met de eis dat vriendschap wederkerig behoort te zijn, eveneens een egoïstisch element. Kierkegaard maakt verder een aantal praktische bezwaren. Zo ziet hij vriendschap als een partijdig iets, waarbij door middel van het uitspreken van een voorkeur anderen worden uitgesloten. Verder is vriendschap, net zoals liefde, een emotioneel gegeven, en per definitie instabiel. Kierkegaard ziet echter bovenal een theologisch probleem, net zoals zijn voorgangers in de Middeleeuwen. De mens behoort met God bevriend te zijn, niet met specifieke mensen. Carl Schmitts demarcatie de politiek te zien als het aanbrengen van de distinctie vriend/vijand stelt het begrip vriendschap, en vijandschap, centraal in de politiek. Schmitt gaat ook verder door vriendschap toe te passen op de twintigste eeuw. Zo komt hij tot een utilitaristische en existentialistische vriendschap. Deze twee begrippen komen overeen met de definities van Aristoteles en Cicero, maar Schmitt vult ze voor de moderne tijd in. Zijn inzicht dat deze invulling ook voor staten kan gelden heeft er voor gezorgd dat zijn werk recentelijk binnen de Internationale Betrekkingen is opgepakt. Schmitts onderscheid van drie soorten vijandschap, conventioneel, waarachtig en absoluut, is ook bijzonder praktisch. Met name omdat Gabrielle Slomp aan deze drie vijandschappen drie soorten vriendschap, ‘game-like’, existentieel, en abstract, verbindt.

C.S. Lewis bracht een oplossing waar Montaigne en Kierkegaard zich in hadden kunnen vinden. Montaigne slaagde er deels in het christendom met het idee van vriendschap tussen mensen te verenigen, door zelfopoffering in de relatie centraal te stellen. Kierkegaard bracht geen synthese tot stand, voor hem is vriendschap een afleiding van God, en per definitie egoïstisch. Lewis’ oplossing is vriendschap (philia) als een van de vier grote liefdes te beschouwen. Er schuilt volgens hem een spiritueel element in vriendschap, dat doet denken aan de band tussen God en engelen. Het dient echter, en hier zit Lewis op de lijn van Kierkegaard, niet verward te worden met de liefde tussen God en de mens zelf. Lewis’ vriendschap komt voort uit kameraadschap. In vriendschap ziet Lewis echter net zoals Kierkegaard een aantal gevaren. De eerder genoemde theologische verwarring is er daar een van. Verder betekent het gegeven ‘vrienden’ dat er ook ‘niet-vrienden’ zijn. Het uitsluiten kan tot jaloersheid aan de ene kant leiden, en tot arrogantie in de vriendengroep zelf die zich

55 boven de niet-vrienden ziet geplaatst. Lewis’ grootste bijdrage is echter zijn inzicht dat de klassieke filosofen iets over het hoofd hebben gezien. Namelijk dat er naast een deugdvriendschap ook een ondeugdvriendschap, waarin men elkaar bevestigd in het slechte, mogelijk moet zijn. Door dit inzicht lost Lewis Montaigne’s paradox op. Montaigne kan zijn vriend blind gehoorzamen als de bindende factor tussen beiden het gezamenlijk streven naar het goede is. Als de bindende factor tussen beiden echter het streven naar iets kwaads is, rest de vraag of Montaigne wel blind naar zijn vriend kan luisteren.

Aan het einde van hoofdstuk 1 werd betoogd voor een onderscheid tussen de begrippen partnerschap en vriendschap. Partnerschap komt voort uit de traditie van Aristoteles’ nut- en genotvriendschap, en is gebaseerd op wederkerigheid. Cicero smeedde Aristoteles’ nut- en genotvriendschap samen tot zijn voordeelvriendschap. Voor Bacon staat deze vriendschap centraal in de maatschappij. Kierkegaards gegeven dat vriendschap wederdiensten verlangt en derhalve egoïstisch is sluit hier ook op aan. Het is Carl Schmitts

In document Vriendschap of Partnerschap? (pagina 51-67)