• No results found

6 Invulling stochastenmethode

6.2 Neerslagduur

De kenmerkende neerslagduur voor het beschrijven van hoge afvoeren is seizoensgebonden. Het

groeiseizoen wordt meestal gekenmerkt door kortdurende intensieve neerslaggebeurtenissen, terwijl

wintergebeurtenissen vaak gelijkmatig over meerdere dagen zijn verdeeld (Smits, et al., 2004),

(Versteeg, 2013). HKV en het KNMI hebben op basis van extreme neerslagstatistiek neerslagduren

samengesteld, die variëren van enkele uren tot negen dagen. Bij dit onderzoek is de keuze gemaakt om

per seizoen één neerslagduur door te rekenen. De gekozen neerslagduur is opgevat als de maatgevende

neerslagduur. De reden dat per seizoen niet meerdere duren zijn doorgerekend is omdat de

maatgevende neerslagduur vaak wordt bepaald door gebiedskenmerken. Het toepassen van meerdere

duren heeft daarnaast de verwachting dat berekeningen worden uitgevoerd die voor dit onderzoek

weinig toegevoegde waarde hebben. Een belangrijk kenmerk dat van invloed is op de maatgevende

neerslagduur is de mate van hoogteverschillen en landgebruik. Een gebied met veel reliëf en een relatief

57

groot verhard oppervlakte is vaak gevoelig voor korte neerslagduren (<24uur). In het studiegebied is

zowel de mate van reliëf als de omvang van het verharde oppervlakte beperkt. Daarom zijn

neerslagduren korter dan een dag voor dit onderzoek niet beschouwd. Neerslagduren langer dan een

dag zijn niet bij voorbaat uitgesloten en daarom verder onderzocht. Het gaat hierbij om neerslagduren

van één, twee, vier en negen dagen.

Zoals eerder aangegeven is per seizoen één neerslagduur gekozen. De maatgevende neerslagduur is

bepaald door per seizoen enkele gebeurtenissen te simuleren met het verbeterde model. Dit is gedaan

voor neerslagduren van één, twee, vier en negen dagen. De neerslagduur waarvan de bijbehorende

gebeurtenissen de grootste afvoeren simuleren is opgevat als de maatgevende neerslagduur. De

gesimuleerde gebeurtenissen hebben allemaal een neerslagvolume met een gelijke kans, namelijk eens

in de 25 jaar. Ook is de keuze gemaakt om de berekening uit te voeren met een initieel natte conditie

voor de bodem. De reden om een redelijk extreem neerslagvolume en een natte conditie te kiezen is

omdat deze omstandigheden met zekerheid resulteren in (redelijk) hoge afvoeren. Bij het onderzoeken

welke neerslagduur per seizoen maatgevend is, is per duur gebruik gemaakt van zowel een gelijkmatig

verdeeld neerslagpatroon (patroon “UNIFORM”) als van een piekvormig neerslagpatroon (patroon

“HOOG”). Hiermee worden acht neerslaggebeurtenissen verkregen die zijn gebruikt voor het bepalen

van de maatgevende neerslagduur (Tabel 6-2).

Tabel 6-2: Toegepaste gebeurtenissen met bijbehorende toestanden ten aanzien van bepalen maatgevende neerslagduur

(kansen neerslagpatroon tussen haakjes)

Neerslagduur Neerslagvolume in mm

met kans van 0,04 Neerslagpatroon

Winter

24 42 Uniform (0,184)

Hoog (0,152)

48 55 Uniform (0,084)

Hoog (0,144)

96 72 Uniform (0,116)

Hoog (0,146)

216 99 Uniform (0,184)

Hoog (0,133)

Groeiseizoen

24 62 Uniform (0,089)

Hoog (0,169)

48 74 Uniform (0,085)

Hoog (0,152)

96 89 Uniform (0,094)

Hoog (0,146)

216 118 Uniform (0,127)

Hoog (0,142)

Bij het doorrekenen is een vaste aanvoerhoeveelheid vanaf Vredepaal aangenomen. Daarnaast is een

constant effluentvolume afkomstig van de RWZI aangehouden. Het toepassen van constante

hoeveelheden betekent dat de invloed van de aanvoerhoeveelheid en RWZI beperkt is meegenomen.

Dit is gedaan omdat onvoldoende bekend is over hoe beiden reageren op grote neerslagvolumes. De

effluentreeks van de RWZI gaat bijvoorbeeld uit van een effluentvolume van 40.000m

3

/dag bij een

58

neerslagetmaalsom van 15mm of groter (4.2.1). Dit betekent dat bij een negendaagse

neerslaggebeurtenis (bijna) elke dag 40.000m

3

op het oppervlaktewater wordt geloosd, terwijl bij een

neerslaggebeurtenis van een dag, dat een veel grotere neerslagintensiteit heeft, slechts op één dag een

desbetreffend volume wordt geloosd. In werkelijkheid is het volume op die ene dag veel groter en/of dit

volume is over meerdere dagen verspreid. De effluentreeks houdt echter geen rekening met dergelijke

verbanden, waardoor bij kortdurende neerslaggebeurtenissen de invloed van de RWZI niet evenredig

tot uiting komt met de langdurende gebeurtenissen. Om deze reden is er bij het bepalen van de

maatgevende neerslagduur voor gekozen een constante hoeveelheid voor de RWZI toe te passen.

De resultaten van de berekeningen zijn geanalyseerd bij beide afvoermeetlocaties. In Figuur 6-3 tot en

met Figuur 6-6 zijn de resultaten duidelijk gemaakt. Het gaat hierbij om de gesimuleerde afvoeren bij

meetlocatie De Smakt. De resultaten bij meetlocatie Venrayse Broek hebben dezelfde kenmerken. Voor

deze figuren wordt verwezen naar BIJLAGE IV.

59

Figuur 6-4: Gesimuleerde afvoeren voor gebeurtenissen tijdens het groeiseizoen met neerslagpatroon “HOOG”

60

Figuur 6-6: Gesimuleerde afvoeren voor gebeurtenissen tijdens de winter met neerslagpatroon “HOOG”

De simulaties voor zowel het groeiseizoen als de winter laten zien dat het gesimuleerde watersysteem

vooral gevoelig is voor gepiekte neerslaggebeurtenissen. In het groeiseizoen wordt dit waarschijnlijk

veroorzaakt door het overschrijden van de infiltratiecapaciteit, terwijl het in de winter waarschijnlijk het

gevolg is van bodemverzadiging (De Klein, et al., 2013), (Massop, et al., 2012).

Wanneer het groeiseizoen nader wordt belicht is het duidelijk dat bij een gepiekt neerslagpatroon,

ongeacht de neerslagduur, een grote afvoer wordt gesimuleerd. Bij een gelijkmatig neerslagverdeling

komt de gevoeligheid van het watersysteem alleen tot uiting voor een korte neerslagduur. Dit wordt

waarschijnlijk veroorzaakt door de grotere neerslagintensiteit van de korte neerslagduur. Omdat het

studiegebied bij een neerslagduur van 24 uur zowel gevoelig is voor gepiekte als gelijkmatig verdeelde

neerslaggebeurtenissen is voor het groeiseizoen gekozen voor een maatgevende neerslagduur van 24

uur. De simulaties van de winterperiode maken duidelijk dat bij een gepiekt neerslagpatroon grotere

afvoeren worden gesimuleerd. Bij gelijkmatig verdeelde neerslaggebeurtenissen komt deze gevoeligheid

voor geen enkele duur specifiek tot uiting. Omdat bij een uniform neerslagpatroon de gesimuleerde

afvoer duidelijk lager is (uitgezonderd een duur van 24 uur) is de keuze voor de maatgevende

neerslagduur tijdens de winter gebaseerd op de simulaties met een gepiekt neerslagpatroon. Bij een

gepiekt neerslagpatroon is de gesimuleerde afvoer bij een neerslagduur van 96 uur het grootste (Figuur

6-6). Deze neerslagduur is dan ook gekozen als de maatgevende neerslagduur tijdens de winter.