• No results found

De nederlaag bij Oosterweel en de daaropvolgende krachtmeting intra muros hadden de calvinisten duidelijk gemaakt dat de machtsverhoudingen zich

in het voordeel van de landvoogdes en de koningsgetrouwen gekeerd hadden. De

inname van Valenciennes door regeringstroepen op 23 maart 1567 kon hen alleen

maar sterken in die overtuiging. Reeds eind maart ontvluchtten verontruste calvinisten

de stad. Op 9 april hielden lutheranen en calvinisten hun laatste predikaties. Twee

dagen later verliet Willem van Oranje, samen met vele protestanten, Antwerpen.

100

Eindnoten:

1 Janssens, ‘De eerste jaren van FilipsII’, 194-201; Parker, The Dutch Revolt, 68-99; Scheerder,

De Beeldenstorm; Van Roosbroeck, Het Wonderjaar te Antwerpen; Prims, Het Wonderjaar;

Wells, Antwerp and the Government, 387-527, concentreert zich vooral op de veranderende relatie tussen stad, centrale overheid en Oranje.

2 Zie schout Jan van Immerseel aan Margareta van Parma, 19 april 1566, inARA, Aud., 261, fol. 166.

3 Prims, Het Wonderjaar, 38-72.

4 Zie bv. de brief van de magistraat aan de gedeputeerden te Brussel, 15 mei 1566, in Prims ed.,

Het Wonderjaar, 10.

5 Van Roosbroeck, Het Wonderjaar, 8-11, 16; Prims, Het Wonderjaar, 93, 99-109, 127; Wells,

Antwerp and the Government, 407, 411.

6 Wells, Antwerp and the Government, 414-438.

7 Prims, Het Wonderjaar, 121-122; Génard ed., ‘Personen’, inAA, X, 121-124, 398-402, 414-424;

Kroniek G. van Haecht, I, 70-71.

8 Oranje aan zijn broer Lodewijk van Nassau, 16 juli 1566, geciteerd in Wells, Antwerp, 443-444. 9 Citaat uit de ‘Verantwoording van de magistraat’, in Génard ed., ‘Personen’, inAA, X, 131. 10 Een omstandig relaas in Van Roosbroeck, Het Wonderjaar, 27-40; Prims, Het Wonderjaar,

153-181; Génard ed., ‘Personen’, inAA, X, 130-139. 11 Cf. Prosopografie.

12 Cf. Prosopografie sub Jean Carlier, Lucas Hailly, Michiel de Huyn, Adam le Maire, Jean des Maistres, Aart Rosenberger en Pierre de Saint Vaast.

13 Vergelijk Van Roosbroeck, Het Wonderjaar, 33, en Van Schelven, Willem van Oranje, 119. 14 Cf. Eire, War Against the Idols, 279: ‘Iconoclasm was an inevitable outcome of Reformed

ideology’, en Freedberg, Iconoclasts and their motives.

15 Vergelijk Steen, A Chronicle of Conflict, 85-91; Clarck, An Urban Study, 324-325. 16 De tekst van het rekwest inSAA, Pk., 1563, los stuk.

17 Prims, Het Wonderjaar, 167-168; Wells, Antwerp and the Government, 468-469.

18 Oranje was op 19 augustus naar Brussel vertrokken. Zie voor het akkoord tussen Margareta en de verbonden edelen (25 augustus) Woltjer, ‘De Vredemakers’, 63-65.

25 Zie de brieven van de commissie van calvinistische gedeputeerden aan: Hendrik van Brederode, 2 december 1566 (ARA, Handschriftenverzameling, 182, fol. 149ro), FrederikIII, keurvorst van de Palts, 4 december 1566 (Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, 's-Gravenhage, Collectie

A.A.Van Schelven, nr. 8), August, keurvorst van Saksen, 4 december 1566 en 10 februari 1567

(Staatsarchiv Dresden, Locat 9819, fol. 199, 203ro-209vo), Filips, landgraaf van Hessen, 4 december 1566 (Blok ed., Correspondentie van en betreffende Lodewijk van Nassau, 166-169), Thomas Gresham, 1 februari 1567 (Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, 's-Gravenhage,

CollectieA.A.Van Schelven, nr. 7), William Cecil, 31 januari 1567 (Burgon, The life and times of Sir Thomas Gresham,II, 189).

26 Zie bv. de brief van Charles de Nielles ‘au nom du consistoire’, 19 september 1566, in Hessels ed., Ecclesiae Londino-Batavae,III-1, nr. 101, en van Jean Taffin namens ‘les ministres et anciens de l'Eglise française’, 7 maart 1567, in Gilmont, ‘La mission de Jean Crespin’, 86-87. 27 Van Schelven, ‘Het verzoekschrift der drie millioen goudguldens’; Van Roosbroeck, Het

Wonderjaar, 153-169, 236-241; Ris Lambers, De kerkhervorming op de Veluwe, cccx-cccxi.

In het betrokken rekwest verzochten de calvinisten en lutheranen de koning om religievrijheid in ruil voor drie miljoen gulden. Een exemplaar van het rekwest, gedateerd 17 oktober 1566, inBLL, Cotton-Galba,C-III, fol. 42ro, en gedateerd 27 oktober 1566 inARA,

Handschriftenverzameling, 182, fol. 182vo-184ro.

28 Het verzoek aan de kerkenraad van 's-Hertogenbosch, 4 december 1566, inARA,

Handschriftenverzameling, 182, fol. 179ro.

29 Zie bv. de brief aan August, keurvorst van Saksen, 4 december 1566, vermeld in noot 25, die de gedeputeerden ondertekenden als ‘Antwerpianae Ecclesiae iuxta Evangelium Christi reformatae deputati et procuratores nomine et rogatu omnium Ecclesiarum Belgicarum’. 30 Scheerder, De Beeldenstorm, 42, 44, 48, 59, 62-65, 68, 71, 79-80; Van Nierop, Beeldenstorm

en burgerlijk verzet in Amsterdam, 30; Pettegree, ‘The Exile Churches’, 87, 97.

31 Gebaseerd op Prosopografie. Hieraan moet aalmoezenier Jacob Hertzen worden toegevoegd, die na het Wonderjaar niet vervolgd werd.

32 Gebaseerd op Prosopografie.

33 Naast Gent en Brugge geldt dit op nog frappantere wijze voor Brussel en Leuven. Cf. Decavele, ‘De opkomst’, 25-44; Marnef, ‘Het Protestantisme te Brussel, ca. 1567-1585’, 59-61; Van Uytven, ‘Invloeden van het sociale en professionele milieu’, 261-264.

34 De kapitaalwaarde van het onroerend bezit (huizen, landerijen, renten) werd berekend door de jaarlijkse huur- of opbrengstwaarde te vermenigvuldigen met zestien (penning 16, = 6,25 %) voor goederen gelegen in de stad en met 22 (penning 22, = 4,54 %) voor goederen op het platteland. Deze verhoudingen werden eveneens gehanteerd bij de heffing van Alva's honderdste penning op het onroerend vermogen in 1569-1570. Cf. Grapperhaus, Alva en de tiende penning, 121. Voor de renten stelde zich geen probleem vermits de penningverhouding steeds vermeld werd.

35 Scholliers, ‘De lagere klassen’, 165-166.

36 De schaliedekker Nicolaas Everaerts was in 1567 betrokken bij de bouw van de nieuwe beurs in Londen. Cf. Kirk en Kirk, Returns, I, 338.

37 De bekende kooplieden Jan Gamel (†1572) en Jan della Faille de Oude (†1582) lieten bij hun overlijden respectievelijk 245.000 en 408.000 gulden na. Soly, Urbanisme en kapitalisme, 429-430.

38 Gilly, Spanien und der Basler Buchdruck bis 1600, 233, 412. 39 Vandamme, De socio-professionele recrutering, 346.

40 Zie voor deze en volgende voorbeelden de gegevens in Prosopografie.

Rooze-Stouthamer, die een proefschrift over de Reformatie in Zeeland voorbereidt. Vergelijk voor Breda Beenakker, Breda in de eerste storm, 61-62.

47 Brief van 25 april 1579 aan de Nederlandse vluchtelingenkerk te Londen, geciteerd in Marnef,

Het Calvinistisch Bewind, 285.

48 Hauben, ‘Marcus Pérez’, 123-125; Vermaseren, De Antwerpse koopman, 45; Truman en Kinder, ‘The Pursuit of Spanish Heretics’, 77.

49 Jelsma, Adriaan van Haemstede, 38 e.v., en supra, hoofdstuk 5.

50 Van der Essen, ‘Les progrès’, 217, over Michiel Anthoine, en Id., ‘Episode de l'histoire religieuse’, 357-358, 361, over Robert van Haeften, Peter Arnouts en Hernando de Sevilla. 51 Eire, War against the Idols, 234-275; Oberman, Die Wirkung der Reformation, 32-46. Een

herwaardering van de nicodemieten eveneens in Pettegree, ‘The stranger community in Marian London’, 400-401.

52 Vergelijk Kuttner, Het hongerjaar, 283, en Clarck, An Urban Study, 194.

53 Van Roosbroeck, Het Wonderjaar, 54. Het citaat komt uit een brief van Lancelot van Ursel aan pensionaris Jan Gillis, 28 augustus 1566.

54 Van der Wee, ‘De economie als factor’, 55-70.

55 Cf. Bouwsma, John Calvin. A Sixteenth-Century Portrait, 196-198, 202-203; Delumeau,

Naissance et affirmation de la Réforme, 301-314; Lüthy, ‘Variations on a theme by Max Weber’,

385-390.

56 Van 't Spijker ed., ‘De Acta van de Synode van Middelburg’, 119. 57 Van der Wee, ‘De economie als factor’, 69.

58 Lüthy, ‘Variations on a theme’, 381-383.

59 Deyon en Lottin, ‘Les casseurs de l'été’, 144; Mack, ‘The Wonderyear. Reformed Preaching and Iconoclasm’, 194, 198, 205, 212.

60 Génard ed., ‘Personen’, inAA, IX, 318. Zie over Heer Matthijs Prims, Geschiedenis van

Sint-Jorisparochie, 139-149; Estié, Het vluchtige bestaan, 22-27.

61 Van Stuijvenberg, ‘Problemen rondom “de” these van Weber’, 114; Hudson, ‘The Weber Thesis Reexamined’, 56-67; Van Dülmen, ‘Protestantismus und Kapitalismus’, 88-101. Zie voor een historiografisch overzicht van Webers invloed Benedict, ‘The Historiography of Continental Calvinism’.

62 Besnard, Protestantisme et Capitalisme, 77-83; Van Stuijvenberg, ‘Problemen’, 111-116. 63 Besnard, Protestantisme et Capitalisme, 289-290; Lüthy, ‘Variations on a theme’, 381-385;

Bouwsma, John Calvin, 198-202.

64 Kroniek G. van Haecht, I, 109; brief van Ph. Dauxy aan de landvoogdes, 26 december 1566,

in Van Schelven ed., ‘Verklikkersrapporten over Antwerpen’, 291-292. 65 De belangrijkste bron voor de kennis van het leven van Herman Pottey (o

's-Hertogenbosch 1543 -† Londen 1574) vormt zijn memorieboek, uitgegeven door Brulez, De firma della Faille, 559-567. De citaten komen uit deze uitgave. Het testament van Herman Pottey, 2 november 1574, in Public Record Office London, Prerogative Court of Canterbury Wills, 6 Pyckering, fol. 47.

66 De anonieme Summa der godliker scrifturen, voor het eerst verschenen in 1523, was een van de eerste reformatorische geschriften in de Nederlanden en stond nog duidelijk onder de invloed van het gedachtegoed van Erasmus. Cf. Trapman, De Summa der godliker scrifturen (1523). 67 Zie voor de naamgeving van de Antwerpse calvinisten uitvoeriger hoofdstuk 10.

68 De tekst van het akkoord in Génard ed., ‘Personen’, inAA, XI, 56-58.

69 Pont, Geschiedenis van het Lutheranisme, 60-138; Van Roosbroeck, Het Wonderjaar; Estié,

Het vluchtige bestaan.

70 Van Roosbroeck, Het Wonderjaar, 140-141.

71 De meest volledige lijst (zestien namen, waarvan minstens tien Duitstalige) bij Braekman, ‘Het Lutheranisme in Antwerpen’, 26, 33-34. Zie ook Estié, Het vluchtige bestaan, 42-47.

Cf. ookSAA, Cert., 25, fol. 293v . 75 Zie Prosopografie.

76 Namelijk één in de klasse 1.000-4.999 gl., drie in de klasse 5.000-9.999 gl. en drie in de klasse van 10.000 gl. en meer.

77 Estié, Het vluchtige bestaan, 27-29; Génard ed., ‘Personen’, inAA, IX, 445, enX, 88.

78 Het citaat inARA, Handschriftenverzameling, 182, fol. 182vo, enBLL, Cotton-Galba,C-III, fol. 42ro.

79 Dauxy aan Margareta van Parma, 18 november 1566, in Van Schelven ed., ‘Verklikkersrapporten’, 242.

80 Kroniek G. van Haecht, I, 97.

81 Zie de uitvoerige beschrijving van het Avondmaal van 3 november en Kerstmis 1566 in Kroniek

G. van Haecht, I, 121-122, en de brieven van Ph. Dauxy aan de landvoogdes, 18 november en

26 december 1566, in Van Schelven ed., ‘Verklikkersrapporten’, 241-243, 290-292. 82 Kroniek G. van Haecht, I, 122.

83 L. van Ursel aan pensionaris Jan Gillis, 16 november 1566, in Prims ed., Het Wonderjaar, 131; Dauxy aan Margareta van Parma, 18 november 1566, in Van Schelven ed.,

‘Verklikkersrapporten’, 242-243.

84 Zie voor het belang van rituele handelingen en praktijken Scribner, ‘Ritual and Reformation’, 122-144.

85 Mededeling van de lutherse gedeputeerden G. van der Baenderyen en H. van den Broecke, geciteerd in de brief van Ph. Dauxy, 18 november 1566, in Van Schelven ed.,

‘Verklikkersrapporten’, 242.

86 Van Roosbroeck, Het Wonderjaar, 286. Zie voor de Confessio ministrorum Jesu Christi [Antwerpen, Gilles Coppens van Diest, 1567] Heijting, De catechismi en confessies, 161-166. 87 Kroniek G. van Haecht, I, 109.

88 Van Roosbroeck, Het Wonderjaar, 352-366; Kroniek G. van Haecht, I, 191 e.v.

89 Pont, Geschiedenis van het Lutheranisme, 405-415. Ook in Brussel deden zich in de jaren 1581-1585 identieke tegenstellingen voor. Marnef, ‘Het Protestantisme te Brussel onder de “Calvinistische Republiek”’, 258-260.

90 Van Roosbroeck, Het Wonderjaar, 49-53, 103-107, 189-191, 194-195, het citaat op 104. 91 Lancelot van Ursel aan Jan Gillis, 1 september 1566, in Prims ed., Het Wonderjaar, 80. 92 Cauchie ed., ‘Episodes de l' histoire religieuse’, 57.

93 Van Roosbroeck, Het Wonderjaar, 190.

94 Van Roosbroeck, Het Wonderjaar, 196-202, 267-276. Zie voor de rol van Doncker Marnef, ‘Een kanunnik in troebele tijden’.

95 Marnef, ‘Protestanten in “Noord” en “Zuid”’, 139-146.

96 SAA, Parochieregisters, 6 en 69. Voor het Wonderjaar telden we de doopsels uit de maanden april 1566 tot en met maart 1567. Als vergelijking gebruikten we de periode april 1561-maart 1565. De terugval dient voor een deel ook verklaard te worden door de materiële ontwrichting van de katholieke Kerk.

97 Van Roosbroeck, Het Wonderjaar, 272, n. 3.

98 Andere bronnen vermelden dertien- à veertienduizend calvinisten. Een evaluatie van het beschikbare cijfermateriaal bij Andriessen, ‘Het geestelijke en godsdienstige klimaat’, 218. 99 Een uitvoerige beschrijving van het gebeuren van midden maart in Van Roosbroeck, Het

Wonderjaar, 352-365; Prims, Het Wonderjaar, 318-338.

Deel III

Antwerps protestantisme in de verdrukking