• No results found

Fabritius was niet toevallig de laatste calvinist die vóór het Wonderjaar in Antwerpen werd terechtgesteld. Alles wijst erop

dat in 1565-1566 het calvinisme een zodanig grote aanhang had verworven, dat de

magistraat onmogelijk kon ingrijpen zonder het politieke en sociale weefsel van de

stad in gevaar te brengen.

Eindnoten:

1 Zie voor het proces van confessionalisering Schilling, ‘Nationale Identität und Konfession’, en Id., ‘Confessional Europe’.

2 Zo bv. Uyttenhooven, Geschiedenis der Hervormde Kerke, I, 93, 96; Van Lennep, Gaspar van

der Heyden (1530-1586), 12. Zie voor J. van Ostende Prosopografie, nr. 759.

3 Génard ed., ‘Personen’, inAA, VIII, 414. Zie ook Rahlenbeck ed., Mémoires de Jacques de

Wesembeke, 68.

4 Pettegree, Foreign Protestant Communities, 69-71.

5 Decavele, ‘Reformatie en begin katholieke restauratie’, 168.

6 Bruchsalius aan Joachim Westphal, 10 augustus 1552, in Sillem ed., Briefsammlung des

Hamburgischen Superintendenten Joachim Westphal, I, 127-128.

7 Zie voor Gaspar van der Heyden (1530-1586) en zijn bedrijvigheid in de Antwerpse gemeente onder het kruis Jelsma, Adriaan van Haemstede, 22-28.

8 Meiners, Oostvrieschlandts kerkelyke Geschiedenisse, I, 365-366.

14 Willems-Closset, ‘Le protestantisme à Lille’, 209, 212-213; Denis, Les églises d'étrangers, 181-189; Kinder, ‘A hitherto unknown group’.

15 Het citaat uit Denis, Les églises d' étrangers, 189, n. 2.

16 Kingdon e.a. eds., Registres de la Compagnie des Pasteurs de Genève,II, 74. Erail diende wellicht tot einde 1559 de Antwerpse gemeente.

17 Denis, Les églises d' étrangers, speciaal 608-609.

18 Zie de uitvoerige brief van François Perussel aan Pierre du Val, Antwerpen, 29 september 1554, in Van Schelven, De Nederduitsche vluchtelingenkerken, 422-430, en de brief van de Franse Kerk van Antwerpen aan de Franse Kerk van Emden, 16 juli 1556, in Baum, Cunitz en Reuss eds., Ioannis Calvini opera,XVI, 285-287.

19 Zie de brief van de Franse Kerk van Antwerpen aan die van Emden, 13 februari 1556, in Gemeentearchief Amsterdam, Archief Waalse gemeente, 150, en van de Franse Kerk van Emden aan die van Antwerpen, s.d. [1556], in Baum e.a. eds., Ioannis Calvini opera,XVI, 243-245. 20 Brief aan de Franse Kerk te Emden, 4 augustus 1558, in Gemeentearchief Amsterdam, Archief

Waalse gemeente, 150. P. du Val was predikant te Emden van 1554 tot 1558.

21 Brief van Calvijn aan de Franse Kerk van Antwerpen, 21 december 1556, in Baum e.a. eds.,

Ioannis Calvini opera,XVI, 336-339.

22 Cf. Pettegree, Foreign Protestant Communities, 118-119, en voor de drie ouderlingen

Prosopografie, nrs. 720, 952, 1069.

23 Vele voorbeelden in Robinson ed., Original letters relative to the English Reformation, 3 dln. 24 Vergelijk met de interessante beschouwingen van Pettegree, ‘The London Exile Community’,

speciaal 248-251.

25 Brief van 21 december 1556, vermeld in noot 21.

26 Zie voor Calvijn en het nicodemisme Eire, War against the Idols, 234-275.

27 Vergelijk Diefendorf, Beneath the Cross, 117, 121-123, en Martin, Venice's Hidden Enemies, 126-137.

28 Eire, War against the Idols, 240-243, 273; Pettegree, Emden and the Dutch Revolt, 66, 229-230, en Appendix, nrs. 1, 2, 23, 63.

29 Gebaseerd op bijlage I in Marnef, Antwerpen in Reformatietijd,II, 76-87.

30 Vergelijk Mack Crew, Calvinist Preaching and Iconoclasm in the Netherlands, 41-43, en Scribner, ‘Preachers and People in the German Towns’, 123-143.

31 Mack Crew, Calvinist Preaching, 86-87, 104-105, benadrukt terecht dat de in Genève gevormde predikanten een intellectuele elite vormden binnen de gereformeerde clerus.

32 Arnaud Banc, Evrard Erail en Franciscus Junius waren Fransen, Stephanus Mermier was afkomstig uit de Franche-Comté.

33 Kerkenraad van de Nederlandse gemeente te Antwerpen aan de Kerk van Emden, 7 april 1559, inAERKE, 320 A, nr. 13;KPE, I, 108, 111.

34 Wendel, Calvin. The Origins and Development of his Religious Thought, 303-305; McGrath,

A Life of John Calvin, 79-80, 111-114.

35 Kist ed., ‘De synoden der Nederlandsche hervormde kerken’, 128, art. 14. 36 Gebaseerd op bijlageIIin Marnef, Antwerpen in Reformatietijd,II, 88-98.

37 Zie de brief van de kerkenraad van de Nederlandse gemeente, 17 februari 1558, in Janssen en Van Toorenenbergen eds., Brieven, 77.

38 Zie voor deze omstandigheden Goeters, ‘Dokumenten van Adriaan van Haemstede’, 12, 60-61. 39 Rapport van Jan Gillis, 13 december 1558, inSAA, Pk., 478, stuk 140.

40 Ongedateerd vertoog [eind december 1558], bestemd voor de centrale regering, inRAA, Fonds

stad Antwerpen, 84, fol. 1.

41 Zie de briefwisseling inARA, Aud., 235, fol. 12ro-14vo, enSAA, Pk., 2403, en het vertoog vermeld in vorige noot.

Prosopografie, nrs. 952, 1056.

48 Decavele, De dageraad, I, 368-369.

49 Ibidem, 369, en Id., ‘De reformatorische beweging te Axel en Hulst’, 5-6.

50 Ibidem, 4-5. Casuele was een- inmiddels verdwenen - dorp in het Land van Saaftinge. 51 Decavele, De dageraad, I, 370.

52 Ibidem, 388-433; Vandamme, ‘Revolt in the Westkwartier’, 29-72.

53 Decavele, De dageraad, I, 398-399, en Id., ‘Jan Hendrickx en het Calvinisme in Vlaanderen’, 17-32.

54 Decavele, De dageraad, I, 391-392; Margareta van Parma aan Jan van Immerseel, 31 juli 1564, inARA, Aud., 261, fol. 105.

55 Coornaert, Les Français et le commerce international à Anvers, I, 152-198. 56 Moreau, Histoire du Protestantisme, 126-127, 134, 140-141, 190.

57 Clarck, An Urban Study during the Revolt of the Netherlands, 231-255; Halkin en Moreau eds., ‘Le procès de Paul Chevalier’, 28, 44, 50-54.

58 Zie Marnef, Antwerpen in Reformatietijd,II, bijlageII, sub G. de Brès, M. du Buisson, P. Chevalier, M. Guy, C. de Lesenne, J. de Lo, C. de Nielles, J. le Sur en A. Wille.

59 Moreau ed., ‘Un colporteur calviniste’, 3-10, Deyon en Lottin, Les casseurs de l' été 1566, 20. 60 Zie bv. Margareta van Parma aan de schout van Antwerpen, 8 november 1561 en 18 juni 1563, inARA, Aud., 235, fol. 30ro, en 261, fol. 59ro, en het ongedateerde rapport van een kerkelijke autoriteit uit Antwerpen [vóór 1556], in Prims ed., ‘Dokumenten’, 301-303.

61 Het citaat komt uit Decavele, De dageraad, I, 585.

62 Moreau, ‘Les synodes des églises wallonnes’, 1-11. In 1566 kwam tijdens het Wonderjaar een synode samen te Gent.

63 Knetsch, ‘Church Ordinances’, 187-205.

64 Het Antwerpse aandeel wordt sterk benadrukt door Moreau, Histoire du protestantisme, 156. Zie eveneens Bakhuizen van den Brink ed., De Nederlandse belijdenisgeschriften, 8-10, 15-18. 65 Gebaseerd op Prosopografie, passim. In hoofdstuk 10 komen we nader terug op de professionele

rekrutering van het calvinisme en maken we eveneens vergelijkingen met de latere situatie. 66 Gebaseerd op Prosopografie. Zie voor de doopsgezinden verder in dit hoofdstuk.

67 Onder wie vier uit Henegouwen, vier uit Artesië, twee uit Rijsel en één uit Doornik. 68 Namelijk drie uit Frankrijk, drie uit het Duitse Rijk en één uit Piëmont.

69 Fundamenteel in dit opzicht, ook voor de Nederlanden, is Pettegree, ‘The Struggle for an Orthodox Church’, 45-59.

70 Brief van 17 december 1555 in Meiners, Oostvrieschlandts kerkelyke Geschiedenisse, I, 368-369. 71 Van Haemstede, Historie der Martelaren, fol. 320.

72 Johnston ed., Actes du consistoire, I, 19, 53.

73 Halkin en Moreau eds., ‘Le procès’, 54; Moreau, Histoire, 353.

74 Brief van 10 juli 1565 inARA, Handschriftenverzameling, 182, fol. 155ro-156vo.

75 Zie voor het vroege anabaptisme te Antwerpen Mellink, ‘Antwerpen als anabaptistencentrum’, en Balke, ‘De invloed van de Anabaptisten te Antwerpen’.

76 Cf. voor Menno Simons (ca. 1496-1561) en zijn leer Bornhäuser, Leben und Lehre Menno

Simons', Keeney, The development of Dutch Anabaptist thought, en Stayer, Anabaptists and the Sword, speciaal 309-328.

77 Mellink ed., Documenta Anabaptistica Neerlandica,II, 46-48.

78 Ibidem, 77-88, 98-99, en Mellink, Amsterdam en de wederdopers, 95-101; Ten Doornkaat Koolman, Dirk Philips, 53.

79 Zie voor de diverse ambten bij de doopsgezinden Keeney, The development, 52-54.

80 Zie voor de in 1557 te Antwerpen terechtgestelde G. van Aken en voor L. Bouwens (†1582)

Flandre, 230.

90 Het banvonnis van 16 februari 1566 in Génard ed., ‘Personen’, in:AA, IX, 289-291.

91 Verheyden, Geschiedenis der Doopsgezinden, 90-92, 130; Id., Le martyrologe courtraisien, 74.

92 Joos Verbeke diende eind 1560 of begin 1561 in 's-Hertogenbosch de doop toe en kwam daarvoor wellicht over vanuit Antwerpen.ARA, Rk. Reg., 646, fol. 347vo-349ro.

93 Decavele, De dageraad, I, 436-438, 443-444, 462, 469, 496-497, 529. 94 Ibidem, 447-448; Moreau, Histoire du Protestantisme, 118-120.

95 Gebaseerd op Prosopografie. We gingen bij dit onderzoek uit van de geboorteplaats of van de laatste verblijfplaats wanneer deze niet samenviel met de geboorteplaats.

96 Goeters, ‘Die Rolle des Täufertums’, 231-233. 97 Cf. ook Duke, ‘Building Heaven’, 93.

98 Valkema Blouw, ‘Gilles Coppens van Diest’, 152-154.

99 Jan van Immerseel aan Viglius, 4 oktober 1557, inARA, Aud., 235, fol. 5ro, enBRN, II, 268-270, 293, 320. Zie ook Woltjer, Friesland in Hervormingstijd, 118.

100 Vos, ‘De doopsgezinden te Antwerpen’, 341, 365; Decavele, De dageraad, I, 474.

101 De Coussemaker ed., Troubles religieux duXVIe siècle, I, 351. ‘Smallekens’ waren verfijnde

producten van de linnenweverij, eventueel ook uit zijde vervaardigd. Cf. Thijs, Van ‘werkwinkel’, 95-96.

102 Waite, ‘The Anabaptist Movement in Amsterdam’, 250-251; Decavele, De dageraad, I, 555-556; Clasen, Anabaptism. A Social History, 314, 323.

103 Volgens Soly, Urbanisme en kapitalisme, 47, bedroeg het jaarloon van een opperman in de periode 1547-1556 gemiddeld 51 gulden.

104 Clasen, Anabaptism, 334-336, komt voor Zwitserland, Oostenrijk, Moravië, Zuid- en Centraal-Duitsland tot een mannelijk overwicht dat naargelang van de periode varieerde van 66 tot 70 percent.

105 Citaat uit de remissiebrief van Martha van Trogney, 12 april 1559, inARA, Rk. Reg., 645, fol. 236vo-238vo. Vergelijk ook de getuigenissen van Aart de Hane en Godevaart Zeeldrayers in ARA, Rk. Reg., 646, fol. 417vo-423ro.

106 ARA, Rk. Reg., 643, fol. 398vo

-400ro, remissiebrief van 20 augustus 1551.

107 Vooral het Offer des Heeren, de oudste verzameling doopsgezinde martelaarsbrieven en offerliederen, waarvan de eerste editie met een sterke Antwerpse inbreng in 1562 verscheen. De editie van 1570 werd door S. Cramer uitgegeven inBRN, II. Het Offer werd later

geïncorporeerd in Van Braght, Het bloedigh tooneel.

108 Dyck, ‘The Suffering Church’, 5-23; Keeney, The development, 181-182. 109 Van de 29 berouwvolle doopsgezinden kregen er 22 gratie.

110 Oosterbaan, ‘Vlekken en rimpels’, 83; Keeney, The development, 156-168; Bornhäuser, Leben

und Lehre Menno Simons', 158-169.

111 Zie voor de Waterlanders Kühler, Geschiedenis, 317-328, 347-375; van der Zijpp, Geschiedenis

der doopsgezinden, 82-84.

112 Kühler, Geschiedenis, 327; Keeney, The development, 127; The Mennonite Encyclopedia,II, 710.

113 Fundamenteel voor het lutheranisme te Antwerpen in de jaren twintig is Hammer, ‘Der Streit um Bucer in Antwerpen’, 393-454.

114 Braekman, ‘Luther et les chrétiens des Pays-Bas’, 164-165, 194-195.

115 Het antwoord van Luther kan worden afgeleid uit het Bedencken sommiger Christenen binnen

Antwerpen der Confessien van Ausborch toegedaen, uit 1579, uitgegeven in Domela Nieuwenhuis

ed., ‘Bijdragen tot de geschiedenis der “huijskercken”’, 401-418.

TRE, XV, 206-214.

120 Keller, ‘Gnesiolutheraner’, 512-518; Koch, ‘Der kursächsische Philippismus’, 60-77.

121 Zie de brieven van Bruchsalius, 7 november 1552 en 26 juni 1553, en van Nicolai, 11 juli 1557 en 17 september 1559, in Sillem ed., Briefsammlung, nrs. 79, 85, 147a, 200.

122 Bruchsalius aan Westphal, 23 december 1559, en Ysdonck aan Westphal, 24 augustus 1563 of 1564, in Ibidem, nrs. 209 en 254.

123 Stadtarchiv Wesel, Ratsprotokoll 1562-1565, fol. 17ro

; Stempel, ‘Die Reformation’, 50. 124 Pont, Geschiedenis van het Lutheranisme, 55-58.

125 Zie voor de periode vóór 1550 Marnef, ‘Tussen tolerantie en repressie’, 194-203. 126 Halkin, La Réforme en Belgique, 67-69.

127 Mulder, De uitvoering der geloofsplakkaten, 5-13; Prims, Geschiedenis van Antwerpen,VII-1, 141-147.

128 Magistraat aan landvoogd, 7 november 1556, inSAA, Pk., 313, los stuk, en rapport van de Raad van Brabant, 8 maart 1566, in Corr. PhilippeII,II, 543-547.

129 Magistraat aan zijn gedeputeerden bij de Staten van Brabant, 17 maart 1556, inARA, Rk. Cartons, 328/1.

130 Zie hoofdstuk 2, en Mulder, De uitvoering, 34-40.

131 Zie voor de brieven van FilipsIIuit Segovia, 17 en 20 oktober 1565, en de reactie die zij uitlokten Dierickx, ‘De eerste jaren van FilipsII’, 334-337.

132 Mulder, De uitvoering, 76-91, en verscheidene brieven van de Antwerpse gedeputeerden te Brussel vanaf 25 december 1565 in Prims ed., ‘De Briefwisseling 1565-'66’, 431 e.v. Cf. ook Woltjer, ‘Dutch Privileges, Real and Imaginary’, 21-23.

133 Mulder, De uitvoering, 16. Brief van 27 januari 1555.

134 Van de 39 gevallen vonden we er 32 terug in de registers van de Audiëntie. (ARA, Rk. Reg., 643-646). De zeven ontbrekende gevallen dateren uit de periode 1565-1566.

135 ARA, Rk. Reg., 643-646.

136 Gent volgde met 95 executies in dezelfde periode. Verheyden, Het Gentsche martyrologium

(1530-1595),XXIV. Vergelijk met de tabel van de doodvonnissen (1524-1566) in Duke, ‘Building Heaven’, 99.

137 Zie voor het recht van confiscatie Duke, ‘Salvation by Coercion’, 163-164, en in comparatief opzicht Clarck, An Urban Study, 240-245, en Decavele, De dageraad, I, 44-48.

138 Bv. de landvoogd aan schout van Immerseel, 16 december 1558, inARA, Aud., 235, fol. 12ro. Verscheidene echo's over het ongenoegen van Margareta van Parma in dit verband in de briefwisseling van de Antwerpse gedeputeerden in Prims ed., ‘De Briefwisseling’.

139 Jan van Immerseel aan een lid van de centrale regering, 15 juli 1558, inARA, Aud., 235, fol. 6ro, en Jan Schijfve, kanselier van de Raad van Brabant, aan de waarnemend

gouverneur-generaal, 24 juli 1558, inARA, Aud., 1501, nr.III-10. Een poorter van Antwerpen kon slechts onder tortuur ondervraagd worden nadat hij eerst door de Brede Raad ontpoorterd was.

140 Cf. de briefwisseling inARA, Aud., 235, fol. 13ro-16vo, enSAA, Pk., 2403 (december 1558-april 1559).

141 RAA, Fonds stad Antwerpen, 84, fol. 1ro

-3ro. De rol van het kapittel als motor van de repressie mag hier niet onderschat worden.

142 Een gedrukt exemplaar van de proclamatie van 20 december inRAA, Fonds stad Antwerpen, 84, fol. 5ro. Zie voor de terechtgestelden Prosopografie, nrs. 238, 431, 550, 895.

143 Cf. Prosopografie, nr. 88, en Kinder, ‘Agostino Boazio’. Boazio was reeds eerder in Spanje door de Suprema Inquisición veroordeeld.

Thought of the Dutch Revolt, 74-82.

150 Mulder, De uitvoering, 62-15, en de getuigenverklaringen in Génard ed., ‘Personen’, inAA, IX, 192-194, 203-208. De beul slaagde er nog net in het hart van Fabritius te doorsteken.

Hoofdstuk 6