• No results found

Nazorgketens in Den Haag

In document Vraag en aanbod in Den Haag (pagina 62-65)

De knelpunten die de respondenten ervaren in het voor elkaar krijgen van de nazorg binnen de keten is in de eerste plaats een tekort aan huisvesting of opvang die aansluit bij de

5.3 Nazorgketens in Den Haag

In deze paragraaf staan we stil bij de verschillende overlegvormen en de regierol van de gemeente.

5.3.1 Overlegvormen

Zestien24 van de 26 respondenten nemen deel aan een ketenoverleg dat zich richt op nazorg. Het gaat enerzijds om meer formele overlegvormen zoals beschreven in onderstaand kader en ander-zijds om meer informele overlegvormen. De formele overlegvormen vinden deels plaats in het Veiligheidshuis Den Haag.

24 Het betreft de volgende instellingen: GGD Den Haag, GGZ Palier, Gezin in Balans Humanitas, JIT, Leger des Heils Jeugzorg en Reclassering afdeling Reclassering, Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering, MDFT (MultiDimensional family therapy) van het Palmhuis van De Jutters, Reclassering Nederland, Steinmetz De Compaan, Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, Stichting DUWO, Stichting Exodus Den Haag, Stichting Sleutelen met jongeren, Stichting Trix, William Schrikker Jeugdreclassering, J.C. Pleysierschool locatie Transvaal College.

RJO overleg25: Dit overleg is niet specifiek voor ex-delinquenten. Het overleg wordt georganiseerd door de bestuursdienst van de Gemeente Den Haag. Instellingen die eraan deelnemen:26 Gemeente Den Haag, OCW-Jeugdregisseur, OM, Leerplicht/VoortijdigSchoolVerlaten, Bureau Jeugdzorg, Politie, Halt, Reclassering Nederland en Raad voor de Kinderbescherming.

Netwerkoverleg zwerfjongeren: Dit overleg is niet specifiek voor ex-delinquenten. Instellingen die eraan deelnemen: GGD, Parnassia, Jeugdformaat, BJZ, Jeugd Interventie Team, Leger des Heils, gemeente Den Haag, Kessler Stichting, Stichting Anton Constance, Jongeren Informatie Punt, Loket jonge moeders, Stichting Luna (er is ook een casusoverleg zwerfjongeren)

Trajectberaad: Aansturing door de Raad van de Kinderbescherming. Instellingen die eraan deelne-men: Raad voor de Kinderbescherming, Bureau Jeugdzorg, Reclassering Nederland, gemeente Den Haag, Forensisch Centrum Teylingereind en William Schrikker Groep.

Naast bovenstaande formele overlegvormen komen uit de enquête ook informele overlegvormen naar voren, waar de gemeente niet bij is betrokken, zoals het overleg tussen Bureau Jeugdzorg, Leger des Heils, William Schrikker Groep, Palmhuis, Palier ggz-reclassering en JIT-NPT. Ook zijn er informele rondetafelgesprekken, georganiseerd door de J.C. Pleysierschool, met instellingen waarmee de school nauw samenwerkt, zoals de gezinsvoogdij, jeugdreclassering en behandelaars

In de meeste overlegvormen is het duidelijk wie het overleg aanstuurt. Vaak is dat de gemeente, namelijk de bestuursdienst. Maar niet in alle gevallen stuurt de gemeente het overleg aan. In het Trajectberaad heeft bijvoorbeeld de Raad voor de Kinderbescherming de regie. Sommige respond-enten geven aan dat zij de aansturing niet voldoende achten.

Ten tijde van de enquête stond het NTB nog in de kinderschoenen en was er behoefte aan meer aansturing.

Daarnaast brengt de J.C. Pleysierschool naar voren dat zij aansturing mist: ‘Als je niet uitkijkt doet ieder ‘zijn ding’ en stemt niemand met elkaar af. Wij moeten teveel de keten zien te sluiten en dat is niet onze primaire taak. In het belang van de leerling doe je dit wel. De aansturing is dus onduidelijk.’ De school suggereert dat de gemeente het voortouw moet nemen om de ketenpartners aan te sturen in dit soort gevallen.

Tijdens de expertmeeting ontstond over de rol van scholen een discussie. Scholen vallen buiten de overlegvormen, tegelijkertijd hebben zij een belangrijke rol in de (na)zorg. Opleiding is één van de beschermde factoren ter voorkoming van recidive (Steketee, Vandenbroucke & Rijkschroeff, 2009). Volgens een vertegenwoordiger van de gemeente hebben scholen een ZAT-team dat de aans-turing van relevante ketenpartners op zich kan nemen. De vraag is of de ZAT-teams hier momenteel voldoende voor geëquipeerd zijn. Vooralsnog functioneren deze teams meer als signaleringspunten en ontbreekt een goede aansluiting met de zorgstructuur (Steketee, Vandenbroucke & Rijkschroeff, 2009).

25 Deze overlegvorm is de opvolger van het JIO. In het RJO worden alle jongeren tot en met 23 jaar zonder lopende strafrechtelijke maatregelen besproken, die ondanks inspanningen van verschillende instanties dreigen af te glijden. 18-23 jarigen worden alleen besproken indien er sprake is van een voorgeschiedenis in de jeugdhulpverlening. Wanneer zij geen voorgeschiedenis hebben, komen zij terecht in de

volwassenenaanpak.

26 De genoemde deelnemers zijn door de gemeente aangevuld, dit is dus niet (alleen) gebaseerd op de enquête.

5.3.2 De (verwachte) rol van de gemeente

De gemeente heeft vier verschillende rollen in het proces van nazorg: beleidsregisseur, uitvoerder, coördinator en procesregisseur (zie hoofdstuk 2). Behalve dat de gemeente de verschillende instel-lingen uit de nazorgketen aanstuurt, speelt zij vaak een rol in het kader van financiering, bijvoor-beeld bij het inkopen van producten van instellingen. De (inhoudelijke) invloed van de gemeente op een nazorgtraject is minder evident. Gemeentelijke diensten zijn ook uitvoerder in de nazorg, bijvoorbeeld de dienst SoZaWe voor het regelen van de uitkering of de leerplichtambtenaar.

Respondenten hebben vooral verwachtingen van de gemeente in de hoedanigheid van regievoerder.

Eén van de respondenten geeft duidelijk aan dat de gemeente de regierol zou moeten hebben:

‘Hierin stelt zij (de gemeente) in samenwerking met de partners, vooraf doelen voor de langere termijn. Afhankelijk hiervan stelt zij doelen voor de inhoudelijke en getalsmatige begeleiding van nazorgtrajecten voor de kortere termijn. Op basis van bovenstaande samenwerking en inventari-satie draagt zij actief bij aan het samenwerken een traject (door het benoemen van één hoofd-verantwoordelijke of zorgcoördinator) en faciliteert zij zoveel mogelijk in de praktische onderste-unende zaken (werk, geld, school, huis, et cetera).’

Bovendien vinden respondenten dat de gemeente erop moet toezien dat de basisvoorzieningen voor de jongeren beschikbaar zijn, onder andere de versnelde mogelijkheid tot het krijgen van een uitkering, beschikbaarheid van huisvesting, toeleiding naar arbeid en scholingstrajecten. De gemeente dient bijvoorbeeld (tijdelijk) te investeren in het stimuleren van initiatieven voor nieuwe doelgroepen of de ontwikkeling van nieuwe methodieken.

Daarnaast verwacht men van de gemeente dat deze de knelpunten in de keten en de samen-werking oplost. De gemeente kan dat volgens respondenten doen door harder op te treden tegen

‘falende’ partners, de regierol op zich te nemen zodat afspraken beter op elkaar afgestemd kunnen worden en door uitzonderingen op algemene regels te maken voor deze speciale doelgroep van jongeren, bijvoorbeeld als het gaat om huisvesting en aanvragen van een uitkering.

In een enkel geval verwachten instellingen dat de gemeente protocollen opstelt waarin geregeld is dat een jongere naar de juiste plaats wordt doorverwezen na detentie. Doorzettingsmacht (ingri-jpen indien nodig) is een wens van een respondent.

Tot slot ziet men de gemeente als toegangspunt tot relevante informatie, zoals informatie over voortijdig schoolverlaten. Er is behoefte aan een aanspreekpunt waar professionals terecht kunnen met vragen over nazorg voor de doelgroep.

Meer praktisch gezien verwachten verschillende nazorginstellingen van de gemeente dat zij voldoende (gezien de doelgroep: langdurige) trajecten blijft inkopen en jongeren naar hen door verwijst (dit is meer de rol van coördinator).

5.3.3 Rol gemeente in ontwikkeling

De rol van de gemeente in de ketensamenwerking is in Den Haag nog niet uitgekristalliseerd. De verwachtingen zijn hooggestemd: als regievoerder dient de gemeente lange en korte termijnbeleid te maken, voorwaarden te scheppen voor een toereikend aanbod, knelpunten op te lossen in de keten en te functioneren als informatiepunt voor de instellingen. Daarnaast dient de gemeente als coördinator te zorgen voor op elkaar afgestemde nazorgvoorzieningen.

De komende tijd zal de rol van de gemeente in relatie tot de strafrechtketen zich verder ontwikke-len in het Veiligheidshuis. Belangrijk is het Bureau Nazorg te plaatsen in de al bestaande structuur van jeugdoverlegvormen en criteria te ontwikkelen waaraan dit bureau moet voldoen.27

5.4 Afstemming en overleg in de praktijk

In document Vraag en aanbod in Den Haag (pagina 62-65)