• No results found

Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux

In document Uitwerkingsplan Lage Heide Natuur (pagina 189-197)

Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide

3 Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux

3.1 Gebiedsbeschrijving

De aangewezen Natura 2000-gebieden Leenderbos-Groote Heide en het grensover-schrijdende natuurgebied Hageven-Plateaux, waar Mertens voor toetste in 2006, zijn inmiddels samen met de Keersop en de Dommel gezamenlijk aangewezen als Leen-derbos, Groote Heide & De Plateaux onder gebiedsnummer 136.

Het gebied bestaat uit twee delen. Het oostelijk deel omvat de Groote Heide in het noorden, de gemeentebossen van Heeze, de landgoederen Valkenhorst en Heezerhei-de en Heezerhei-de boswachterij LeenHeezerhei-de. Het gebied is onHeezerhei-derHeezerhei-deel van het Kempische landschap dat gekenmerkt wordt door hoogteverschillen die tijdens de laatste ijstijd zijn ontstaan door dekzandafzettingen. Over het algemeen is het landschap glooiend, maar plaatse-lijk is het dekzandlandschap verstoven, waardoor een sterker reliëf aanwezig is. Tot het begin van de twintigste eeuw was de dekzandrug bedekt met onafzienbare heide. Gro-te delen zijn in de crisisjaren van de vorige eeuw op groGro-te schaal bebost. Delen van het heidelandschap zijn echter gespaard gebleven, zoals ook een aantal vennen in de hei-de en hei-de bossen. Het Klein Hasselsven is een pingo-ruïne. Het heihei-delandschap wordt doorsneden door - deels gekanaliseerde - laaglandbeken, die plaatselijk omzoomd zijn door hooilanden, beekbegeleidende bossen en hakhoutpercelen. Op de overgang naar de beken is sprake van een hogere grondwaterstand en uittredende kwel.

Het westelijk deel betreft De Plateaux, het dal van de Dommel en gedeelten van de beeklopen van de Run en de Keersop. De Plateaux is een deels bebost heidegebied.

Tegen de Belgische grens aan liggen vloeivelden: hooilanden die al sinds lange tijd be-vloeid worden met (kalkrijk) Maaswater door middel van een lang stelsel van geulen en kanaaltjes. In de heide van de Malpie ligt een aantal grote vennen. Op meerdere loca-ties zijn kleine jeneverbesstruwelen aanwezig. Langs de Dommel liggen vochtige en natte graslanden en bossen.

Door het plangebied stroomt de Dommel in noordelijke richting (figuur 7).

Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide Gemeente Valkenswaard

Croonen Adviseurs 10

Figuur 7: Natura 2000-gebieden (geel) in relatie tot het plangebied (rood).

3.2 Instandhoudingsdoelstellingen

Algemene instandhoudingsdoelstellingen Natura 2000-gebieden

— Behoud van de bijdrage van het Natura 2000-gebied aan de biologische diversiteit en aan de gunstige staat van instandhouding van natuurlijke habitats en soorten binnen de Europese Unie.

— Behoud van de bijdrage van het Natura 2000-gebied aan de ecologische samen-hang van het Natura 2000-netwerk, zowel binnen Nederland als binnen de Europe-se Unie.

— Behoud en waar nodig herstel van de ruimtelijke samenhang met de omgeving ten behoeve van de duurzame instandhouding van de in Nederland voorkomende na-tuurlijke habitats en soorten.

— Behoud en waar nodig herstel van de natuurlijke kenmerken en van de samenhang van de ecologische structuur en functies van het gehele gebied voor alle habitatty-pen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd.

— Behoud of herstel van gebiedsspecifieke ecologische vereisten voor de duurzame instandhouding van de habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelstel-lingen zijn geformuleerd.

Instandhoudingsdoelstellingen Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux

Specifieke instandhoudingsdoelstellingen zijn soort- of habitatgebonden. Per soort en habitattype is een oordeel gegeven over de landelijke staat van instandhouding. Deze beoordeling is afkomstig uit het profielen/doelendocument.

Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide Gemeente Valkenswaard

Croonen Adviseurs 11

Tevens is het belang van het gebied en de daarbij behorende specifieke instandhou-dingsdoelstellingen aangegeven.

Op grond van de staat van instandhouding en het relatieve belang van soorten en habi-tattypen zijn de belangrijkste verbeteropgaven en doelen op landelijk niveau vastge-steld. Deze landelijke doelen vormen de kaders voor de formulering van instandhou-dingdoelen op gebiedsniveau. Zo zijn uiteindelijk per Natura 2000-gebied de instand-houdingsdoelstellingen met betrekking tot de oppervlakte en de kwaliteit van het ge-bied weergegeven. De gege-biedsdoelen zijn geformuleerd in termen van behoud, verbete-ring van de kwaliteit en uitbreiding of verspreiding

In september 2008 zijn door het Ministerie van LNV alle profielen van habitattypen her-schreven. De profielen van 2008 zijn gebruikt en wijken daardoor enigszins af van die gebruikt door Mertens in 2006. Ook zijn er voor dit gebied vier habitattypen toegevoegd aan de lijst sinds het rapport van Mertens. Dit zijn:

— H3160 – Zure vennen;

— H5130 – Jeneverbesstruwelen;

— H7110B – Actieve hoogvenen (heideveentjes);

— H91D0 – Hoogveenbossen.

Voor de broedvogels is er eveneens een soort bijgekomen:

— A276 – Roodborsttapuit.

De habitatsoorten zijn hetzelfde gebleven.

Een uitgebreidere tabel van de instandhoudingsdoelstellingen is te vinden in bijlage 1.

De uitgebreide beschrijving van de instandhoudingsdoelstellingen is te vinden in het aanwijsbesluit op de site van het Ministerie van LNV (www.minlnv.nl/Natura 2000).

3.3 Effectenindicator

Door het Ministerie van LNV is een effectenindicator opgesteld. De effectenindicator is een hulpmiddel om te bepalen of mogelijk schadelijk effecten optreden op Natura 2000-gebieden door activiteiten. De effectenindicator geeft informatie over de gevoe-ligheid van alle kwalificerende soorten en habitattypen waarvoor Natura 2000-gebieden zijn aangemeld. Navolgend is een overzicht opgenomen van de gevoeligheid van het Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux voor verstorende factoren.

Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide Gemeente Valkenswaard

1 Oppervlakteverlies 13 Verstoring door geluid

2 Versnippering 14 Verstoring door licht

3 Verzuring 15 Verstoring door trilling

4 Vermesting 16 Optische verstoring

5 Verzoeting 17 Verstoring door mechanische effecten

6 Verzilting 18 Verandering in populatiedynamiek

7 Verontreiniging 19 Bewuste verandering soortensamenstelling

8 Verdroging zeer gevoelig

9 Vernatting gevoelig

10 Verandering stroomsnelheid niet gevoelig

11 Verandering overstromingsfrequentie n.v.t.

12 Verandering dynamiek substraat onbekend

De werkzaamheden vinden buiten het Natura 2000-gebied plaats.

Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide Gemeente Valkenswaard

Croonen Adviseurs 13

Gezien de aard van de werkzaamheden hoeven de volgende storingsfactoren navol-gende storingsfactoren niet worden meegenomen in de toetsing:

— oppervlakteverlies;

— verandering dynamiek substraat;

— bewuste verandering soortensamenstelling.

Dit betekent dat er 10 factoren over blijven die mogelijk verstorend werken op de kwa-lificerende soorten en habitattypen. Mertens (2006a) clustert in zijn rapport enkele van de storingsfactoren. Verstoringen door licht, geluid en trillingen werden samengevoegd.

Verdroging en vernatting werden gecombineerd tot ‘aantasting hydrologische situatie’.

De in het rapport genoemde ‘verstoring door mensen’ is hier ‘verstoring door mechani-sche effecten’.

De relevante storingsfactoren worden in de navolgende paragraaf kort beschreven.

3.4 Relevante storingsfactoren 2 Versnippering

Van versnippering is sprake bij het uiteenvallen van het leefgebied van soorten.

Versnippering treedt op ten gevolge van verlies leefgebied of verandering in abiotische condities van het leefgebied en kan leiden tot verandering in populatiedynamiek.

Als het leefgebied niet meer voldoende groot is voor een populatie, of individuen van één populatie kunnen de verschillende leefgebieden niet meer bereiken, neemt de duurzaamheid van de populatie af. Een gevolg kan zijn een verandering op in de soor-tensamenstelling en het ecosysteem. Soorten zijn in verschillende mate gevoelig voor de versnippering van hun leefgebied. Het meest gevoelig zijn soorten met een gering verspreidingsvermogen, soorten die zich over de grond bewegen en soorten met een grote oppervlaktebehoefte. Versnippering door barrières zoals wegen en spoorlijnen leidt mogelijk ook tot sterfte van individuen en kan zo effect hebben op de populatie-samenstelling.

3 Verzuring

Verzuring van bodem of water is een gevolg van de uitstoot (emissie) van vervuilende gassen door bijvoorbeeld fabrieken en (vracht)auto's. De uitstoot bevat onder andere zwaveldioxide (SO2), stikstofoxide (NOx), ammoniak (NH3) en vluchtige organische stoffen (VOS). Deze verzurende stoffen komen via lucht of water in de grond terecht en leiden aldus tot het zuurder worden van het biotische milieu. De belangrijkste bronnen van verzurende stoffen zijn de landbouw, het verkeer en de industrie. De effecten van verzurende stoffen zijn niet altijd te scheiden van die van vermestende stoffen, omdat een deel van de verzurende stoffen ook vermestend werkt (aanvoer van stikstof).

Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide Gemeente Valkenswaard

Croonen Adviseurs 14

Verzuring leidt tot een directe of indirecte afname van de buffercapaciteit (het neutrali-satievermogen) van bodem of water. Op termijn resulteert dit proces in een daling van de zuurgraad. Hierdoor zullen voor verzuring gevoelige soorten verdwijnen, wat kan re-sulteren in een verandering van het habitattype en daarmee mogelijk het verdwijnen van typische (dier)soorten.

7 Verontreiniging

Er is sprake van verontreiniging als er verhoogde concentraties van stoffen in een ge-bied voorkomen, welke stoffen onder natuurlijke omstandigheden niet of in zeer lage concentraties aanwezig zijn. Bij verontreiniging is sprake van een zeer brede groep van ecosysteem/gebiedsvreemde stoffen: organische verbindingen, zware metalen, scha-delijke stoffen die ontstaan door verbranding of productieprocessen, straling (radioac-tief en niet radioac(radioac-tief), geneesmiddelen, endocrien werkende stoffen etc. Deze stoffen werken in op de bodem, grondwater, lucht. Er is geen directe interactie met andere fac-toren. Wel kan verontreiniging als gevolg van andere factoren optreden.

Vrijwel alle soorten en habitattypen reageren op verontreiniging. De ecologische effec-ten uieffec-ten zich in het verdwijnen van sooreffec-ten en/of het beïnvloeden van gevoelige eco-logische processen. Deze beïnvloeding kan direct plaatsvinden maar ook indirect via een opeenvolging van ecologische interacties. Bovendien kan verontreiniging zich pas vele jaren/decennia later manifesteren. De gevolgen van verontreiniging zijn divers en complex. In het algemeen kan gesteld worden dat aquatische habitattypen en soorten gevoeliger zijn dan terrestrische systemen. Ook geldt dat soorten in de top van de voed-selpiramide, als gevolg van accumulatie, van verontreinigingen gevoeliger zijn. Echter, afhankelijk van de concentratie en duur van de verontreiniging zijn alle habitattypen en soorten gevoelig en kan verontreiniging leiden tot verandering van de soortensamen-stelling.

8 Verdroging

Verdroging uit zich in lagere grondwaterstanden en/of afnemende kwel. De actuele grondwaterstand is zo lager dan de gewenste/benodigde grondwaterstand.

verdroging kan tevens leiden tot verzilting. Door verdroging neemt ook de doorluchting van de bodem toe waardoor meer organisch materiaal wordt afgebroken. Op deze wijze leidt verdroging tevens tot vermesting. Er zijn ook gebieden waar verdroging kan optre-den zonder dat de grondwaterstand in de ondiepe bodem daalt. Het gaat daarbij om gebieden waar van oudsher grondwater omhoogkomt. Dit water heet kwelwater. Kwel-water is Kwel-water dat elders in de bodem is geïnfiltreerd en dat naar het laagste punt in het landschap stroomt. Kwelwater heeft dikwijls een bijzondere samenstelling: het is rijk aan ijzer en calcium, arm aan voedingsstoffen en niet zuur, maar gebufferd. Scha-de aan Scha-de natuur die veroorzaakt wordt door een afname of het verdwijnen van kwel-water en het vervangen van dit type kwel-water met gebiedsvreemd kwel-water, noemen we ook verdroging. De verandering in grondwaterstand en soms ook kwaliteit van het grondwa-ter leidt tot een verandering in de soortensamenstelling en op lange grondwa-termijn van het habitattype.

Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide Gemeente Valkenswaard

Croonen Adviseurs 15

9 Vernatting

Vernatting manifesteert zich in hogere grondwaterstanden en/of toenemende kwel veroorzaakt door menselijk handelen. Vernatting kan leiden tot verzoeting en verande-ring van de waterkwaliteit, bijvoorbeeld als gevolg van inlaat van gebiedsvreemd water.

Vernatting is een storende factor voor vegetatietypen en soorten die van nature onder drogere omstandigheden voorkomen. Vernatting grijpt in op de bodem- of watercondi-ties. Bij verdergaande vernatting kan een gebied ongeschikt worden voor planten en dieren en zo leiden tot een verandering in de soortensamenstelling en uiteindelijk het habitattype.

13 Verstoring door geluid

Verstoring door onnatuurlijke geluidsbronnen; permanent zoals geluid wegverkeer dan wel tijdelijk zoals geluidsbelasting bij evenementen. Geluid is een hoorbare trilling, ge-kenmerkt door geluidsdruk en frequentie. Deze verstoring treedt vaak samen met visu-ele verstoring op door bijv. vlieg- en autoverkeer, manifestaties etc.

Logischerwijs zijn alleen diersoorten gevoelig voor direct effecten van geluid. Geluid sec is een belangrijke factor in de verstoring van fauna. De verstoring door geluid wordt be-invloed door het achtergrondgeluid en de duur, frequentie en sterkte van de geluids-bron zelf. Geluidsbelasting kan leiden tot stress en/of vluchtgedrag van individuen. Dit kan vervolgens weer leiden tot het verlaten van het leefgebied of bijvoorbeeld een af-name van het reproductieproces. In bepaalde gevallen kan ook gewenning optreden, in het bijzonder bij continu geluid.

14 Verstoring door licht

Verstoring door kunstmatige lichtbronnen, zoals licht uit woonwijken en industrieterrei-nen, glastuinbouw etc. Kunstmatige verlichting van de nachtelijke omgeving kan tot verstoring van het normale gedrag van soorten leiden. Naar mogelijke effecten is nog vrij weinig onderzoek gedaan. Veel kennis gaat daarom nog niet verder dan het kwalita-tief signaleren van risico’s. Met name schemer- en nachtactieve dieren kunnen last hebben van verstoring door licht, doordat zij juist aangetrokken worden of verdreven door de lichtbron. Hierdoor raakt bijvoorbeeld hun ritme ontregeld of verlichte delen van het leefgebied worden vermeden.

15 Verstoring door trilling

Er is sprake van trillingen in bodem en water als dergelijke trillingen door menselijke activiteiten veroorzaakt worden, zoals bij boren, heien, draaien van rotorbladen etc.

Deze verstoring kan vooral samen optreden met verstoring door geluid.

Trilling kan leiden tot verstoring van het natuurlijke gedrag van soorten. Individuen kunnen tijdelijk of permanent verdreven worden uit hun leefgebied. Over het daadwer-kelijke effect van trilling is nog zeer weinig bekend. Naar het effect op zeezoogdieren is wel onderzoek verricht.

17 Verstoring door mechanische effecten

Onder mechanische effecten vallen verstoring door betreding, golfslag, luchtwervelin-gen etc. die optreden ten gevolge van menselijke activiteiten.

Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide Gemeente Valkenswaard

Croonen Adviseurs 16

De oorzaken en gevolgen zijn bij deze storende factor zeer divers. Deze verstoring kan samenvallen met verstoring door geluid, licht en trilling. Het kan leiden tot een veran-dering van het habitattype en/of verstoring of het doden van fauna-individuen. Bij habi-tattypen treedt de verstoring/verandering vaak op ten gevolge van recreatie of bijvoor-beeld militaire activiteiten. Het effect is zeer afhankelijk van de kwetsbaarheid (gevoe-ligheid) van het habitattype. Waterrecreatie en scheepvaart leiden tot golfslag, hetgeen effect kan hebben op de oeverbegroeiing en waterfauna. Luchtwervelingen van bij-voorbeeld windmolens kunnen leiden tot vogelsterfte.

18 Verandering in populatiedynamiek

De storende factor verandering in populatiedynamiek treedt op indien er een direct ef-fect is van een activiteit op de populatieopbouw en/of populatiegrootte. Er wordt hier vooral gedoeld of de situatie wanneer er sprake van sterfte van individuen door weg-verkeer, windmolens, of door jacht of visserij. Veel storende factoren leiden op hun beurt - dus indirect - tot een verandering in populatiedynamiek. Deze storende factor zit namelijk aan het einde van de effectketen. Bewuste, menselijke ingrepen op popula-tieniveau kunnen leiden tot directe problemen en problemen in de toekomst. Een ver-andering in populatieomvang is een direct effect. Een verver-andering in populatieopbouw (verandering van de verhouding sterftereproductie) leidt in de toekomst tot effecten.

Zowel minder organismen (een kleinere populatie) en zeker een verandering in samen-stelling van de populatie (bijvoorbeeld meer oude dieren) kunnen leiden tot een veran-dering in de geboorte/sterfte ratio. En daarmee kan er iets veranderen in de populatie-dynamiek (het gedrag in de tijd). Dit kan uiteindelijk leiden tot het (tijdelijk) verdwijnen van soorten, waardoor het evenwicht van het ecosysteem verschuift. De gevoeligheid is sterk afhankelijk van diverse populatiekenmerken zoals de generatietijd van een soort en de huidige grootte van populaties. Vooralsnog zijn alle soorten als 'gevoelig' ge-scoord.

Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide Gemeente Valkenswaard

Croonen Adviseurs 17

In document Uitwerkingsplan Lage Heide Natuur (pagina 189-197)