• No results found

Doelstelling van het onderzoek

4.5 NATIONALE PROJECTEN

Uit de voorgaande paragrafen blijkt dat het Rijk op het gebied van het verduurzamen van de bestaande woning- voorraad geen eenduidig beleid heeft en ook geen regel- geving ter beschikking heeft om de energetische kwaliteit van bestaande woningbouw af te dwingen. Wel zijn er ver- schillende nationale projecten en convenanten op poten gezet om het verduurzamen van de bestaande woningbouw te stimuleren. In deze paragraaf worden de belangrijkste projecten en convenanten kort besproken, om een beeld te krijgen van de huidige ontwikkelingen op het gebied. Het programma ‘Schoon en Zuinig’, dat 2007 van start is gegaan, had als doel gesteld om een structurele markt voor energiebesparende maatregelen te ontwikkelen. Om dit te bewerkstelligen moest het plan ervoor zorgen dat er verschil- lende convenanten gesloten werden tussen de overheid, marktpartijen en experts. Er is door het Rijk € 121 miljoen be- schikbaar gesteld om de doelen te bereiken. Dit geld is onder andere gespendeerd aan de ondersteuning van de conve- nanten, en aan het stimuleren van marktontwikkelingen door het subsidiëren van maatwerkadvies voor particulieren en een subsidie te geven voor isolatieglas (Ministerie van BZK, 2011). Uit evaluatieonderzoek van het Ministerie van BZK (2011) met betrekking tot het programma ‘Schoon en Zuinig’ is gebleken dat er geen trendbreuk heeft plaatsgevonden. Het programma heeft er echter wel voor gezorgd dat er beweging is ontstaan in de markt. Uit de evaluatie zijn de

volgende interessante bevindingen naar voren gekomen: De ontwikkelingen op het gebied van verduurzaming vin- den voornamelijk op de lokale en regionale schaal plaats. Dit komt doordat de lokale overheden het initiatief heb- ben genomen om beleid te gaan voeren met betrekking tot energiebesparing in de gebouwde omgeving. Dit is op zichzelf natuurlijk een gunstige ontwikkeling. Doordat er echter geen ontwikkelingen plaatsvinden op nationaal ni- veau, blijven grootschalige doorbraken uit. De evaluatie stelt echter ook dat het lokale bedrijfsleven slecht in be- weging komt door nationale programma’s en dat hiervoor acties op lokaal niveau nodig zijn. Het is dus belangrijk dat er zowel beleid op nationaal niveau wordt gemaakt, maar ook dat er stimulering plaatsvindt op lokaal niveau. Uit de evaluatie komt met betrekking tot de sociale huur- sector naar voren dat woningcorporaties energiebespa- ring steeds meer meenemen in hun beleid rondom plan- matig onderhoud van hun woningvoorraad. Met betrekking tot eigenaar-bewoners en huurder is uit de evaluatie naar voren gekomen dat hun gedrag een grote invloed heeft op energiebesparing. Nog groter dan eerder ge- dacht. Bij deze groepen is het stimuleren van bewustzijn met betrekking tot energiebesparing dus ook van belang. Uit het programma ‘Schoon en Zuinig’ zijn meerdere conve- nanten en projecten voortgevloeid, namelijk het Convenant Energiebesparing Bestaande Gebouwen, het Lenteakkoord, het Convenant Energiebesparing Sociale Huursector (ook wel het Aedes-convenant genoemd) en het project Blok-voor-blok. Convenant Energiebesparing Bestaande Gebouwen (ook wel het ‘Meer Met Minder’ programma genoemd) is een afspraak tussen de overheid, woningcorporaties, de bouwwereld inclu- sief installatiebedrijven, en energiebedrijven. Deze partijen hebben afgesproken om tot het jaar 2020 3,2 miljoen be- staande woningen en gebouwen energiezuiniger te maken. De doelstelling is om 20 tot 30% energiebesparing te be- werkstelligen per woning of gebouw (Ministerie van BZK, 2011). Het Lenteakkoord heeft betrekking op de energiezuinig- heid van nieuwbouw. De overheid en de bouwwereld

H4 - BELEIDSACHTERGROND

van deze projecten en convenanten op de transitie naar een duurzame woningvoorraad is momenteel nog niet veel te zeggen, omdat de projecten nog lopen. Het is interes- sant om over een paar jaar, na de afronding van de pro- jecten, te evalueren wat voor invloed deze convenanten en projecten hebben gehad op het beleid vanuit de over- heid en de transitie naar een duurzame woningvoorraad. hebben gezamenlijk afgesproken dat de energiepres-

tatie van nieuwbouw met een kwart verhoogd moet zijn in 2011 (ten opzichte van 2007) en in 2015 met 50%. In dit convenant zijn er ook intenties uitgesproken om in 2020 volledig energieneutraal te bouwen (Ministerie van BZK, 2011). Hiervoor moet de regelgeving omtrent ener- gieprestaties van nieuwbouw wel aangepast worden. Het Convenant Energiebesparing Sociale Huursector (ook wel het Aedes-convenant genoemd) heeft betrekking op energiebesparing in de sociale huursector. De overheid heeft samen met Aedes (de koepelorganisatie voor wo- ningcorporaties) en de woonbond afgesproken om ook energiebesparingen door te voeren in de sociale huur- sector (Ministerie van BZK, 2011). Hieruit zijn afspraken naar voren gekomen om het gemiddelde energielabel van de woningvoorraad van corporaties op te schroeven naar een b-label (Aedes, 2012). Nieuwbouw wordt in de bereke- ning ook meegenomen, want het gemiddelde wordt bere- kend over de gehele woningvoorraad van de corporaties. Op het gebied van het verduurzamen van bestaande wo- ningbouw is het project Blok-voor-blok momenteel waar- schijnlijk de meest bekende. Dit project is in 2012 landelijk gestart en loopt tot 2014. Binnen 15 pilotprojecten worden tot 2014 1500 tot 2000 woningen met minimaal twee labelstap- pen verduurzaamd of naar b-energielabel gebracht (van Gisteren, 2012). Aan het project ligt voornamelijk een leer- doel ten grondslag. Marktpartijen, gemeenten en woningcor- poraties doen in deze projecten gezamenlijk ervaring op bij het energiezuiniger maken van de bestaande woningvoor- raad. Uit de projecten moeten kansen en belemmering naar voren komen, wat vervolgens moet leiden tot een advies aan te Tweede Kamer over beleid omtrent energiebespa- ring in de bestaande woningvoorraad (van Gisteren, 2012). In eerste instantie lijken de convenanten vooral tot incre- mentele verduurzaming van de (bestaande) woningbouw te leiden. Energieneutraliteit is bij geen van de convenan- ten het einddoel. Bij het Lenteakkoord is er wel energie- neutraliteit in het vooruitzicht geplaatst. Daarbij komt dat de convenanten niet leiden tot een integraal en richting- gevend overheidsbeleid. Over de daadwerkelijke invloed

Club van Rome publiceerd ‘Grenzen aan de groei’. PREGO-regeling Energiecrisis in

Nederland Nationaal Isolatie Programma

44

1978

Brundtland publiceert ‘Our common future’

het eerste Nationaal Milieubeleidsplan (NMP 1) (VROM) NMP+, Met de bijlage “Duurzaam Bouwen”

1987

1989

1990

1973

1972

midden jaren ‘70

midden jaren ‘80

1970

1980

1990

1980

De eerste projecten op het ge-

bied van zonnepanelen Meer aandacht voor zongericht verkavelen.

H4 - BELEIDSACHTERGROND