• No results found

Nascheiding

In document Landelijk afvalbeheerplan 2009-2021 (pagina 134-137)

Om afval als product of materiaal te kunnen hergebruiken, is het vrijwel altijd gewenst om het afval direct na het ontstaan gescheiden te houden. Op die manier worden de meest zuivere en daardoor makkelijkst toepasbare afvalstoffen

verkregen. De komende jaren wordt daarom het beleid met betrekking tot afvalscheiding aan de bron onverminderd voortgezet.

Voor blik geldt dat deze afvalstof bij de verbrandingsinstallatie voor of na verbranding wordt afgescheiden.

Voor kunststof verpakkingsafval uit huishoudens geldt dat deze afvalstof gescheiden wordt ingezameld of via nascheiding uit het huishoudelijk afval wordt verkregen. Het resterende integraal huishoudelijk restafval en daarmee vergelijkbaar

bedrijfsrestafval wordt voor een groot deel verbrand in afvalverbrandingsinstallaties. Grof huishoudelijk restafval moet na het van kracht worden van dit LAP worden gesorteerd of anderszins bewerkt en de daarbij ontstane monostromen moeten vervolgens worden verwerkt conform de daarvoor geldende minimumstandaarden. De minimumstandaard voor de residuen van sorteren of anderszins bewerken van grof huishoudelijk restafval is verbranden

Omdat de beschikbare verbrandingscapaciteit momenteel (begin 2009) nog

onvoldoende is om al het brandbaar restafval te kunnen verbranden, wordt een deel van dat afval nog gestort. Sinds 2007 wordt de verbrandingscapaciteit in Nederland echter uitgebreid en de verwachting is dat er rond 2011 in Nederland evenwicht zal zijn in het aanbod brandbaar restafval en de beschikbare verbrandingscapaciteit. In het eerste LAP werd ingezet op het bewerken van de veelal heterogene restafvalstromen door nascheiden, composteren/vergisten of een combinatie hiervan. Het belangrijkste doel van deze bewerkingen was het verkrijgen van hoogcalorische fracties die als brandstof kunnen worden ingezet in

elektriciteitscentrales, cementovens en specifieke installaties voor thermische verwerking. Daarmee wordt het verwijderen van die fracties voorkomen.

De markt voor de laatst genoemde sorteerfracties (SRF, Solid Recovered Fuel) komt echter niet goed op gang. Er wordt bijvoorbeeld geen SRF afgezet in

elektriciteitscentrales. Dit komt onder meer omdat er hoge eisen aan het

ingangsmateriaal worden gesteld. Mogelijkerwijs dat de ontwikkeling en vaststelling van standaarden voor SRF die in 2009 zullen worden afgerond, een betere

verhandelbaarheid opleveren. Samen met een toenemende vraag naar alternatieve brandstoffen zou dit kunnen leiden tot een doorstart voor dit materiaal.

Nascheiding van integraal restafval kan ook worden toegepast om materiaalstromen te verkrijgen die voor hergebruik kunnen worden ingezet. De keuze voor verbranden of nascheiden van integraal restafval wordt aan de ontdoeners en aan de markt overgelaten.

Beperkte aanvullende sturing voor nascheiding

In dit LAP is de minimumstandaard voor bijna al het brandbaar restafval verbranden als vorm van verwijderen. Alleen voor grof huishoudelijk restafval wordt de

minimumstandaard in het LAP gezet op sorteren of anderszins bewerken en het vervolgens verwerken van de daarbij ontstane monostromen conform de daarvoor geldende minimumstandaarden. De minimumstandaard voor de residuen van sorteren of anderszins bewerken van grof huishoudelijk restafval is verbranden. Dat betekent dus dat er geen deelstromen na sorteren mogen worden gestort.

Dit LAP gaat niet verder aanvullend sturen in de verwerking van integraal restafval. Het is dus niet zo dat de minimumstandaard voor al het brandbaar restafval wordt aangepast en nascheiding wordt dus niet voor alle reststromen voorgeschreven. Redenen om die verdergaande sturing niet te doen, zijn:

• de aanvullende sturing naar nascheiding is gericht op de achterkant van de keten en bedoeld om de laatste schakel van die keten iets te optimaliseren. Dit LAP wil zich meer richten op activiteiten eerder in de keten en wil met

• er wordt al nadrukkelijk gestuurd als het gaat om verwijdering en de afvalstromen die daar in terecht komen, bijvoorbeeld door gemeenten te verplichten tot gescheiden inzameling van huishoudelijk afval. Door de raamovereenkomst verpakkingen is die verplichting uitgebreid met kunststof verpakkingsafval.

• er zijn minimumstandaarden vastgesteld die verbieden dat veel afvalstromen worden verbrand, er gelden stortverboden voor alle afvalstoffen die op een andere manier dan storten (verbranden én nuttige toepassing) kunnen worden verwerkt en de stortbelasting maakt dat alternatieven voor storten (verbranden én nascheiden) financieel aantrekkelijker zijn;

• het nascheiden van restafval kan er toe leiden dat de afvalstroom die uiteindelijk bij AVI’s wordt aangeboden minder of niet meer geschikt is om te worden verbrand. Dat kan leiden tot minder energie- en warmteproductie door de betreffende installaties;

• veel gemeenten zijn via langlopende contracten gebonden aan AVI’s en/of zijn eigenaar/aandeelhouder van AVI’s. Hierdoor is het maar beperkt mogelijk om door aanvullende sturing huishoudelijk restafval uit de AVI’s weg te halen;

• om al het brandbaar restafval te gaan nascheiden, is veel scheidingscapaciteit noodzakelijk;

• gelet op de minder goede ervaringen met de afzet van door nascheiding verkregen fracties als brandstof in de afgelopen jaren, is er geen garantie dat de door nascheiding verkregen deelstromen allemaal zonder problemen op de markt kunnen worden afgezet voor materiaalhergebruik;

• veel nascheiden kan leiden tot leegstand van bestaande verbrandingscapaciteit, met financiële consequenties voor de gemeenten die eigenaar/aandeelhouder zijn.

• de afgelopen jaren is de verbrandingsmarkt vrijgegeven en de overheid heeft erop aangedrongen dat extra AVI-capaciteit wordt gebouwd, zodat storten van brandbaar restafval kan worden verminderd. Sturing van brandbaar restafval naar nascheiding, betekent dat de rijksoverheid gaat ingrijpen in een nog maar pas door haar zelf vrijgegeven markt en afval gaat weghalen bij installaties waarvan ze zelf heeft aangedrongen om ze te bouwen.

15

Inzamelen, vervoeren, handelen en bemiddelen

15.1 Inleiding

Afvalstoffen ontstaan op zeer veel plaatsen. Publieke en private inzamelaars en vervoerders zamelen of nemen de afvalstoffen in, dan wel vervoeren ze naar bedrijven die de afvalstoffen overslaan, opslaan en/of verwerken. Op dit gedeelte van de afvalmarkt zijn ook vaak handelaars en bemiddelaars actief.

Dit hoofdstuk richt zich op de algemene activiteiten binnen het afvalbeheer die plaatsvinden in het traject tussen de (primaire) afvalproducent en degene die de afvalstoffen opslaat en/of verwerkt. Het gaat dus om de activiteiten inzamelen, vervoeren, handelen en bemiddelen. Een (rechts)persoon kan binnen zijn bedrijfsvoering meerdere van deze activiteiten ontplooien. Hij heeft dan met meerdere stukken regelgeving te maken.

Verder komen in dit hoofdstuk aan de orde het vergunningstelsel voor het inzamelen van afvalstoffen, de registratie van vervoerders, inzamelaars, handelaars en

bemiddelaars en de verantwoordelijkheden bij het inzamelen van afzonderlijke afvalstoffen.

In document Landelijk afvalbeheerplan 2009-2021 (pagina 134-137)