• No results found

4. Het juridische effect van de toepassing van het non-punishmentbeginsel

4.3 Nadere invulling ten aanzien van de drie delictscategorieën

In de voorgaande paragrafen is onderzocht met welke manieren van toepassing de doelen van het beginsel het beste kunnen worden behaald en wat de huidige toepassingsmogelijkheden zijn in Nederland. Deze paragraaf bespreekt welke toepassingsmogelijkheden in Nederland het meest geschikt zijn voor de drie categorieën delicten, om zo goed mogelijk de doelen van het beginsel te bereiken. Algemeen gezien is niet-vervolgen of seponeren de beste optie. Of deze ‘beste’ toepassingsmogelijkheid ook praktisch haalbaar is hangt af van de categorie en de omstandigheden van de specifieke casus. Indien het slachtoffer nog niet als zodanig is herkend of erkend – het onderzoek naar de daders is vastgelopen of hij beroept zich op zijn zwijgrecht – kan dit een obstakel vormen.134

4.3.1 Statusgerelateerde delicten

Als een mensenhandelslachtoffer een statusgerelateerd delict heeft begaan zou niet-vervolgen of in een vroeg stadium seponeren de meest geëigende vorm van toepassing zijn. Dit is de meest effectieve manier om slachtoffers te beschermen en de opsporing van mensenhandelaren te bevorderen. De meest geschikte toepassingsmogelijkheid is de beleidssepotgrond ‘geringe strafwaardigheid van het feit’. Statusgerelateerde delicten zijn immers van geringe strafwaardigheid; de dader is zelf mensenhandelslachtoffer en er is een direct verband – het feit is instrumenteel aan de mensenhandel – waardoor vervolging van de verdachte niet opportuun is.135 Indien pas later in de procedure wordt herkend of erkend dat het een slachtoffer van mensenhandel betreft, kan de route van het rechtelijk pardon uitkomst bieden. Dit leidt echter wel tot een minder effectieve bescherming van het slachtoffer, want door vervolging en veroordeling is er een grotere kans op secundaire victimisatie. Een voorbeeld hiervan is de eerder besproken casus waarin een Nigeriaanse vrouw slachtoffer werd van seksuele uitbuiting en werd vervolgd vanwege een vervalst verblijfsdocument. Het hof past in deze zaak het rechtelijk pardon toe in verband met de omstandigheden waaronder het feit is begaan, echter zonder verwijzing naar het non-punishmentbeginsel.136

134 Zie respectievelijk: Hof Amsterdam 27 september 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:5011 en Rb. Den Haag 18

december 2009, ECLI:NL:RBSGR:2009:BK8237.

135 Aanwijzing gebruik sepotgronden, 2014.

35

4.3.2 Criminele uitbuiting

Ook bij criminele uitbuiting zou niet-vervolgen of zo vroeg mogelijk seponeren voor de meest effectieve bescherming voor slachtoffers zorgen. In enkele gevallen zou de beleidssepotgrond ‘geringe strafwaardigheid van het feit’ kunnen worden gebruikt – bijvoorbeeld bij de diefstal van enkel een aantal tubes tandpasta.137 In de meeste gevallen – bijvoorbeeld bij de productie of het smokkelen van drugs – zijn de delicten echter niet van geringe strafwaardigheid. Doorgaans zal dan ook de technische sepotgrond ‘dader niet strafbaar’ gebruikt moeten worden. Deze zal van toepassing zijn ten aanzien van criminele uitbuiting gezien de dader een mensenhandelslachtoffer is en de delicten onder dwang heeft gepleegd – de dwangmiddelen zijn immers rechtstreeks gericht op het strafbare handelen door het slachtoffer.138 Indien seponeren in een specifieke casus niet mogelijk is, bijvoorbeeld doordat de mensenhandelsituatie pas later in het proces aan het licht komt, kan toepassing plaatsvinden door een beroep op psychische overmacht of toepassing van het rechtelijk pardon. Echter, zoals ook hierboven al werd opgemerkt, kunnen de doelen die ten grondslag liggen aan het beginsel minder goed worden bereikt via deze routes. Als voorbeeld wordt gekeken naar een casus die in de voorgaande hoofdstukken is besproken. Een man werd onder valse voorwendselen naar Nederland gelokt en onder druk gezet om diefstallen te plegen. In eerste instantie is de man veroordeeld door de politierechter. Het hof heeft echter het beroep op psychische overmacht gehonoreerd vanwege de mensenhandelsituatie.139 Het behoeft geen toelichting dat de veroordeling in eerste instantie niet in positieve zin zal hebben bijgedragen aan de bescherming van het slachtoffer tegen secundaire victimisatie.

4.3.3 Secundaire delicten

Ook bij secundaire delicten kan het beginsel het beste worden toegepast door niet te vervolgen of in een vroeg stadium te seponeren. Gezien het bij deze categorie zelden gaat om delicten van een geringe strafwaardigheid zal de technische sepotgrond ‘dader niet strafbaar’ gebruikt moeten worden. Voor de toepassing van deze sepotgrond moet de dader een slachtoffer zijn van mensenhandel en het feit onder dwang hebben gepleegd.140 In situaties waar een slachtoffer onder druk als medeplichtige of medepleger betrokken is geraakt bij de uitbuiting van andere slachtoffers, zal in principe aan dit criterium zijn voldaan. In de eerder besproken zaak waarin een mensenhandelslachtoffer werd vervolgd als medepleger, werd geseponeerd op basis van

137 Zie bijvoorbeeld: Hof Amsterdam 27 september 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:5011. Hier had deze

beleidssepotgrond waarschijnlijk toegepast kunnen worden.

138 Aanwijzing gebruik sepotgronden, 2014.

139 Hof Amsterdam 27 september 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:5011. 140 Aanwijzing gebruik sepotgronden, 2014.

36 het non-punishmentbeginsel.141 In het geval van liberation offences en de ‘overige situaties’ zal ook de sepotgrond ‘dader niet strafbaar’ waarschijnlijk niet kunnen worden toegepast, omdat het vaak niet mogelijk zal zijn om te bewijzen dat het feit onder dwang was gepleegd.

Indien het niet mogelijk is de zaak te seponeren kan het beginsel worden toegepast via de route van de psychische overmacht. Dit zal vaak het geval zijn omdat dit ingewikkelde zaken zijn waarvoor zowel verder onderzoek als een overweging van de rechter wenselijk is. In een aantal zaken uit deze categorie die in de voorgaande hoofstukken zijn besproken, is het non- punishmentbeginsel – mogelijk ten onrechte – niet toegepast.142 Indien het beginsel wel van toepassing zou zijn verklaard was gezien de gecompliceerdheid van de zaken en de ernst van de delicten waarschijnlijk geen sepot mogelijk geweest, en overweging door de rechter wenselijk. In deze zaken had het beginsel mogelijk toepassing kunnen vinden door honorering van een beroep op psychische overmacht of toepassing van het rechtelijk pardon.

4.4 Conclusie

In dit hoofdstuk is onderzocht wat het juridische effect van toepassing van het non- punishmentbeginsel zou moeten zijn in Nederland. Door mensenhandelslachtoffers niet te vervolgen of de vervolging zo vroeg mogelijk te staken kan de meest effectieve bescherming worden geboden: secundaire victimisatie wordt voorkomen en de mensenrechten van slachtoffers worden beschermd. Tevens zullen slachtoffers hierdoor eerder worden aangemoedigd om mee te werken aan de strafprocedure tegen de mensenhandelaren.143 Of dit in de praktijk haalbaar is hangt af van de categorie delicten en de specifieke casus. In Nederland is deze manier van toepassing mogelijk doordat de OvJ het vervolgingsmonopolie heeft. De OvJ kan niet-vervolgen of in een later stadium seponeren op basis van één van de twee specifieke non-punishment sepotgronden. Indien dit niet mogelijk is, kan de route van de psychische overmacht of het rechtelijk pardon worden gebruikt; belangrijk is dat de criteria hiervoor worden ingevuld met de non-punishment criteria. Tot slot is in dit hoofdstuk per categorie besproken hoe het beginsel het best zou kunnen worden toegepast.

141 Rb. Den Haag 18 december 2009, ECLI:NL:RBSGR:2009:BK8237. Deze zaak speelde voordat het non-

punishmentbeginsel specifiek was opgenomen in een sepotgrond.

142 Rb. Noord-Nederland 11 februari 2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:530; Hof Den Haag 19 januari 2010,

ECLI:NL:GHSGR:2010:BK9410; Rb. Den Haag 23 maart 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:3905.

37

Conclusie

Het non-punishmentbeginsel strekt ertoe mensenhandelslachtoffers te beschermen tegen vervolging en bestraffing wegens strafbare feiten die zij hebben begaan als gevolg van de mensenhandelsituatie waarin zij zich bevinden. De doelen van het beginsel komen duidelijk naar voren uit de Mensenhandelrichtlijn: de mensenrechten van slachtoffers beschermen, secundaire victimisatie voorkomen en hen aanmoedigen om als getuige op te treden in de strafprocedure tegen de daders. Uit onderzoek in Europese landen – waaronder Nederland – is echter gebleken dat er dikwijls mensenhandelslachtoffers voor dit soort feiten worden vervolgd en bestraft. Dit is onverenigbaar met de doelen van het beginsel. Het eerste hoofdstuk identificeert drie oorzaken die hieraan ten grondslag kunnen liggen. Dit onderzoek is gericht op de derde oorzaak: de rechtsonzekerheid over de toepassing van het beginsel. In deze scriptie is onderzocht hoe het juridisch kader voor de toepassing van het non-punishmentbeginsel geformuleerd moet worden om de doelen die aan dit beginsel ten grondslag liggen te bereiken in de Nederlandse rechtspraktijk. Het onderzoek valt uiteen in drie deelvragen: welke typen feiten vallen onder het beginsel, wat zijn de voorwaarden voor toepassing en wat zou het juridische effect van toepassing moeten zijn?

In het tweede hoofdstuk wordt onderzocht welke typen strafbare feiten onder het non- punishmentbeginsel kunnen vallen. Er wordt geconcludeerd dat er een onderscheid gemaakt moet worden tussen drie categorieën delicten waarop het beginsel van toepassing kan zijn: statusgerelateerde delicten, criminele uitbuiting en secundaire delicten. In Nederland kan het beginsel zelfs op de meest ernstige feiten van toepassing zijn. Om tot een effectieve toepassing van het beginsel te komen en zo de doelen te bereiken, moeten er uitgangspunten worden vastgesteld voor deze verschillende categorieën.

Het derde hoofdstuk analyseert de link die is vereist voor de toepassing van het beginsel. Volgens het causation model moet er een link bestaan tussen de mensenhandelsituatie en het strafbare handelen door het slachtoffer. In de Mensenhandelrichtlijn wordt deze vereiste link in een tweetal criteria vervat, die in dit hoofdstuk zijn geanalyseerd. Ten eerste is ‘gedwongen betrokkenheid’ vereist: het slachtoffer handelde niet uit vrije wil doordat de mensenhandelaar via dwangmiddelen controle over hem uitoefende. Ten tweede moet er sprake zijn van een ‘rechtstreeks gevolg’: het strafbare handelen moet in redelijkheid kunnen worden toegerekend aan de mensenhandelsituatie. Vervolgens is onderzocht hoe deze criteria ten aanzien van de drie categorieën moeten worden ingevuld om tot de meest geschikte uitgangspunten te komen.

38 Tot slot wordt in het laatste hoofdstuk onderzocht wat het juridische effect van de toepassing van het beginsel zou moeten zijn. Niet-vervolgen of de zaak zo vroeg mogelijk seponeren leidt tot de meest effectieve bescherming van slachtoffers. Er is op deze manier de grootste kans om de doelen van het beginsel te bereiken. In Nederland is dit mogelijk omdat het vervolgingsmonopolie bij de OvJ ligt. Er kan besloten worden een slachtoffer niet te vervolgen of te seponeren op basis van de sepotgronden die op het non-punishmentbeginsel zien. Indien deze toepassingsmogelijkheid niet haalbaar is, kan het beginsel ook worden toegepast via de route van de psychische overmacht of het rechtelijk pardon. Dit leidt echter tot een minder effectieve bescherming van de slachtoffers. Per categorie is besproken wat de meest geschikte en haalbare toepassingsmogelijkheden zouden zijn.

Waarom leidt de toepassing van het voorgestelde juridische kader eerder tot het behalen van de doelen van het non-punishmentbeginsel? Door gebruik van het voorgestelde toepassingskader wordt onderscheid gemaakt tussen de verschillende categorieën delicten waarop het beginsel van toepassing kan zijn. Per categorie zijn passende uitgangspunten voorgesteld om invulling te geven aan de algemene toepassingsvereisten. Tevens zijn per categorie de meest geëigende toepassingsmogelijkheden geanalyseerd. Het voorgestelde toepassingskader kan zowel de advocatuur als het openbaar ministerie en de rechtelijke macht helpen om de verschillende categorieën te onderscheiden en per categorie de specifieke vereisten voor toepassing te gebruiken. Hierdoor kan de rechtsonzekerheid over de toepassing van het beginsel afnemen en kunnen de betrokken instanties betere beslissingen nemen. Als gevolg hiervan zullen – hopelijk – minder mensenhandelslachtoffers worden vervolgd en bestraft. De doelen worden zo beter bereikt: slachtoffers worden beter beschermd en zullen minder huiverig zijn om de opsporingsautoriteiten te vertrouwen en mee te werken aan de strafprocedure tegen de daders. Dit zorgt tevens voor een grotere kans op berechting van de mensenhandelaren.

De rechtsonzekerheid is echter maar één van de oorzaken die aan het probleem ten grondslag ligt. Om in de Nederlandse rechtspraktijk de vervolging en bestraffing van slachtoffers van mensenhandel te voorkomen, moet ook gewerkt worden aan slachtofferidentificatie en het gebrek aan kennis bij de verschillende ketenpartners. Zo kan ervoor worden gezorgd dat een mensenhandelslachtoffer dat onder dwang diefstallen heeft moeten begaan niet wordt vervolgd en bestraft, maar dat hij als slachtoffer wordt geïdentificeerd, de zaak wordt geseponeerd en dat dit mensenhandelslachtoffer zo wordt beschermd.

39

Literatuurlijst

Regelgeving - internationaal

CoE, Trafficking Convention, 2005

CoE, Council of Europe Convention on Action Against Trafficking in Human Beings, 16 mei 2005, CETS 197.

EU, Directive 2011/36/EU

EU, Directive 2011/36/EU of the European Parliament and of the Council of 5 April 2011 on

preventing and combating trafficking in human beings and protecting its victims, and replacing Council Framework Decision 2002/629/JHA, 15 april 2011.

ILO, Forced Labour Protocol, 2014

ILO, Protocol of 2014 to the Forced Labour Convention, 1930 (inwerkingtreding: 9 november 2016).

UNGA, Palermo Protocol, 2000

UN General Assembly, Protocol to Prevent, Suppress and Punish Trafficking in Persons,

Especially Women and Children, Supplementing the United Nations Convention against Transnational Organized Crime (Palermo Protocol), 15 november 2000.

Regelgeving - nationaal

Código penal

Parlamento Español, Código penal.

MSA 2015

UK Parliament, Modern Slavery Act 2015. Jurisprudentie

HR 12 september 1978, ECLI:NL:HR:1978:AC2616 (Letale longembolie) HR 6 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP9394

HR 26 juni 2012, ECLI:HR:2012:BV1642

Hof Den Haag 19 januari 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BK9410 Hof ’s-Hertogenbosch 4 juli 2011, ECLI:NL:GHSHE:2011:BR0235 Hof Amsterdam 27 september 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:5011 Rb. Den Haag 18 december 2009, ECLI:NL:RBSGR:2009:BK8237 Rb. Den Haag 23 maart 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:3905

Rb. Noord-Nederland 11 februari 2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:530 Jurisprudentie – Verenigd Koninkrijk

Q.B.D. 1884 (R v Dudley and Stephens)

40 Soft law – internationaal/ regionaal

CoE, Explanatory Report to the Convention, 2005

Council of Europe Committee of Ministers (CoE), Explanatory Report to the Council of Europe Convention on Action against Trafficking in Human Beings, 3 mei 2005, CM(2005)32

Addendum 2 final.

OHCHR, Recommended Principles, 2002

UN Office of The High Commissioner For Human Rights (OHCHR), Recommended

Principles and Guidelines on Human Rights and Human Trafficking, 20 mei 2003, UN Doc

E/2002/68/Add. 1.

OHCHR, Commentary on the Recommended Principles, 2010

UN Office of The High Commissioner For Human Rights (OHCHR), Commentary on the

Recommended Principles and Guidelines on Human Rights and Human Trafficking,

November 2010 HR/PUB/10/2.

UNODC, Handbook for Parliamentarians, 2009

UN Office on Drugs and Crime (UNODC), Combating Trafficking in Persons: A Handbook

for Parliamentarians, maart 2009, No. 16 - 2009.

UNODC, Model Law against Trafficking in Persons, 2009

UN Office on Drugs and Crime (UNODC), Model Law against Trafficking in Persons, 5 augustus 2009, UN Doc V.09-81990 (E).

UN Working Group on Trafficking in Persons, CTOC/COP/WG.4/2009/2

UN Conference of the Parties to the United Nations Convention against Transnational Organized Crime, Working Group on Trafficking in Persons, Report on the Meeting of the

Working Group on Trafficking in Persons held in Vienna on 14 and 15 April 2009, 21 April

2009, UN Doc CTOC/COP/WG.4/2009/2.

UN Working Group on Trafficking in Persons, CTOC/COP/WG.4/2010/4

UN Conference of the Parties to the United Nations Convention against Transnational Organized Crime, Working Group on Trafficking in Persons, Non-Punishment and Non-

Prosecution of Victims of Trafficking in Persons: Administrative and Judicial approaches to Offences Committed in the Process of Such Trafficking, 9 december 2009, UN Doc

CTOC/COP/WG.4/2010/4.

UN Working Group on Trafficking in Persons, CTOC/COP/WG.4/2018/2

UN Conference of the Parties to the United Nations Convention against Transnational Organized Crime, Working Group on Trafficking in Persons, International Cooperation in

Cases of Trafficking in Persons: Considering the Needs and Rights of Victims, 3 mei 2018,

UN Doc CTOC/COP/WG.4/2018/2. Beleidsdocumenten - nationaal

Aanwijzing mensenhandel, 2013

Aanwijzing mensenhandel, Stcrt. 2013, 16816.

Aanwijzing gebruik sepotgronden, 2014

41 Boeken

De Hullu 2015

J. De Hullu, Materieel strafrecht. Over algemene leerstukken van strafrechtelijke

aansprakelijkheid naar Nederlands recht (6de druk), Deventer: Wolters Kluwer 2015.

Gallagher 2010

A.T. Gallagher, The International Law of Human Trafficking, Cambridge: Cambridge University Press 2010.

Gallagher 2017

A.T. Gallagher, ‘Trafficking in transnational criminal law’, in: Routledge Handbook of

Human Trafficking, R. Piotrowicz, C. Rijken & B.H. Uhl (red.), Abingdon: Routledge 2017.

Keiler & Roef 2016

J. Keiler & D. Roef (red.), Comparative Concepts of Criminal Law (2de druk), Cambridge:

Intersentia 2016.

Kelk 2013

C. Kelk, Studieboek materieel strafrecht (5de druk), Deventer: Wolters Kluwer 2013.

Piotrowicz & Sorrentino 2017

R. Piotrowicz & L. Sorrentino, ‘The non-punishment provision with regard to victims of trafficking’, in: Routledge Handbook of Human Trafficking, R. Piotrowicz, C. Rijken & B.H. Uhl (red.), Abingdon: Routledge 2017.

Rodríguez-López 2020

S. Rodríguez-López, ‘Telling Victims from Criminals: Human Trafficking for the

Purposes of Criminal Exploitation’, in: The Palgrave International Handbook of Human

Trafficking, J. Winterdyk & J. Jones (red.), Cham: Palgrave Macmillan 2020. Ten Kate 2018

W.J.B. Ten Kate, Mensenhandel, Moderne Slavernij (Praktijkwijzer strafrechtnr. 5), Deventer: Wolters Kluwer 2018.

Artikelen

Dettmeijer-Vermeulen & Esser, Strafblad 2013/3

C.E. Dettmeijer-Vermeulen & L.B. Esser, ‘Het mensenhandelslachtoffer als dader; een ‘personele unie’ met grote gevolgen’, Strafblad 2013 (afl.3), p. 205-214.

Dettmeijer-Vermeulen & Esser, ATR 2016/6

C.E. Dettmeijer-Vermeulen & L.B. Esser, ‘The Prominent Role of National Judges in Interpreting the International Definition of Human Trafficking’, Anti-Trafficking Review 2016/6, p. 91-105.

Dettmeijer-Vermeulen & Esser, DD 2017/40

C.E. Dettmeijer-Vermeulen & L.B. Esser, ‘Van beginsel tot praktijk. Het non- punishmentbeginsel in mensenhandelzaken’, Delikt en Delinkwent 2017/40.

Dettmeijer-Vermeulen & Esser, JTHE 2017/1

C.E. Dettmeijer-Vermeulen & L.B. Esser, ‘The victim of human trafficking as offender: A combination with grave consequences’, Journal of Trafficking and Human Exploitation 2017/1, afl. 1, p. 77-94.

42

Hoshi, GroJIL 2013/1

B. Hoshi, ‘The Trafficking Defence: A Proposed Model for the Non-Criminalisation of Trafficked Persons in International Law’, Groningen Journal of International Law 2013/1 afl.2, p. 54-72.

Huberts & ten Kate, Trema 2012/3

B. Huberts & W.J.B. ten Kate, ‘De hedendaagse betekenis van het non-punishmentbeginsel’,

Trema 2012/3. p. 81-86.

Jovanović, JTHE 2017/1

M. Jovanović, ‘ The Principle of Non-Punishment of Victims of Trafficking in Human Beings: A Quest for Rationale and Practical Guidance’ , Journal of Trafficking and Human

Exploitation 2017/1 afl. 1, p. 41-76.

Piotrowicz & Sorrentino, OSCE 2013

R. Piotrowicz & L. Sorrentino, ‘Policy and legislative recommendations towards the effective implementation of the non-punishment provision with regard to victims of trafficking’, Wenen: Organization for Security and co-operation in Europe (OSCE) 2013 (online publiek).

Piotrowicz & Sorrentino, HRLR 2016/16

R. Piotrowicz & L. Sorrentino, ‘Human Trafficking and the Emergence of the Non- Punishment Principle’, Human Rights Law Review 2016/16, p. 669–699.

Schloenhardt & Markey-Towler, GroJIL 2016/4

A. Schloenhardt & R. Markey-Towler, ‘Non-Criminalisation of Victims of Trafficking in Persons – Principles, Promises and Perspectives’, Groningen Journal of International Law 2016/4 afl. 1, p. 10-38.

Rapporten

Boermans & Habich, FairWork 2012

B. Boermans & N. Habich, ‘Slachtoffers achter de tralies. Signalering van slachtoffers van mensenhandel in vreemdelingendetentie en knelpunten bij aangifte en verlening van de B9- status’, FairWork 2012.

Boermans, BLinN 2009

B. Boermans, ‘Uitgebuit en in de bak! Slachtoffers van mensenhandel in

vreemdelingendetentie’, Bonded Labour in Nederland (Humanitas/ Oxfam Novib) 2009.

GRETA, NL 2014

Council of Europe (CoE): Group of Experts on Action against Trafficking in Human Beings (GRETA), Report concerning the implementation of the Council of Europe Convention on

Action against Trafficking in Human Beings by the Netherlands (2014), GRETA(2014)10.

Hales 2017

L. Hales, ‘The Criminalisation and Imprisonment of Migrant Victims of Trafficking’, Oñati

Socio-legal Series, v. 8, n. 1, p. 50-70, 2018 (online).

Hales & L. Gelsthorpe 2012

L. Hales & L. Gelsthorpe, ‘The Criminalisation of Migrant Women’, Institute of Criminology, University of Cambridge 2012.

NRM, Negende Rapportage 2013

Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen (NRM),

Mensenhandel. Negende rapportage van de Nationaal rapporteur. Den Haag: Nationaal

43

NRM, Tiende Rapportage 2017

Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen (NRM),

Mensenhandel. Tiende rapportage van de Nationaal Rapporteur. Den Haag: Nationaal

Rapporteur 2017.

NRM, Slachtoffermonitor 2019

Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen (NRM).

Slachtoffermonitor mensenhandel 2014-2018. Den Haag: Nationaal Rapporteur 2019.

RACE in Europe, ASI 2014

RACE in Europe (Response against Criminal Exploitation), ‘Trafficking for Forced Criminal Activities and Begging in Europe: Exploratory Study and Good Practice Examples, Anti-

Slavery International (ASI) 2014, http://www.antislavery.org/wp-

content/uploads/2017/01/trafficking_for_forced_criminal_activities_and_begging_in_europe. pdf.

Villacampa & Torres, Eur J Crim Policy Res 2014/21

C. Villacampa & N. Torres, ‘Trafficked Women in Prison: The Problem of Double